Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van ........., nr.
.........WJZ, houdende bepalingen met betrekking tot het eenmalig bedrag
verschuldigd door verkrijgevan een vergunning voor het gebruik van
frequentieruimte bestemd voor commerciële radio-omroep voor de periode van 1
juni 2003 tot 1 juni 2011 (Regeling vaststelling eenmalig bedrag landelijke
commerciële radio-omroep 2003)
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën en de Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
Gelet op artikel 3.3a, eerste en derde lid, van de Telecommunicatiewet;
Besluit:
§ 1. Begripsbepalingen
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. minister: de Minister van Economische Zaken;
b. commerciële radio-omroep: radio-omroep als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de
Mediawet door een commerciële omroepinstelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel dd,
van die wet;
c. landelijke commerciële radio-omroep: commerciële radio-omroep via FM-frequenties
die betrekking heeft op het verzorgen en uitzenden van radioprogramma's, bestemd voor
een landelijk publiek;
d. ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep: landelijke commerciële radio-
omroep, waarvoor geen gebruiksvoorschriften op grond van de Regeling aanwijzing en
gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 gelden;
e. geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep: landelijke commerciële radio-
omroep, waarvoor op grond van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte
commerciële radio-omroep 2003 gebruiksvoorschriften gelden;
f. nieuws: programmacategorie van geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep
als bedoeld in artikel 2 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte
commerciële radio-omroep 2003;
g. Nederlandstalige muziek: programmacategorie van geclausuleerde landelijke
commerciële radio-omroep als bedoeld in artikel 3 van de Regeling aanwijzing en
gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003;
h. klassieke muziek of jazz muziek: programmacategorie van geclausuleerde landelijke
commerciële radio-omroep als bedoeld in artikel 4 van de Regeling aanwijzing en
gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003;
1
i. bijzondere muziek: programmacategorie van geclausuleerde landelijke commerciële
radio-omroep als bedoeld in artikelen 5 en 6 van de Regeling aanwijzing en gebruik
frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003;
j. demografisch bereik: het percentage van het aantal inwoners van Nederland dat bij
benadering de uitzendingen via een etherfrequentie of een samenstel van etherfrequenties
in het dekkingsgebied, berekend via de technische Zero Base-planningsnorm, kan
ontvangen;
k. kavel: frequentie of samenstel van frequenties, ter beschikking voor de uitvoering van
een vergunning, waarvan de aanspraken op het gebruiksrecht worden toegekend door
middel van een vergelijkende toets overeenkomstig de Regeling aanvraag en
vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003;
l. vergunning: een vergunning voor commerciële radio-omroep als bedoeld in artikel 3.3,
eerste lid, van de Telecommunicatiewet.
§2. Eenmalige bedragen en betalingsverplichting
Artikel 2
1. De verkrijger of houder van een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte
bestemd voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep, is voor het gebruik
van die frequentieruimte een eenmalig bedrag verschuldigd.
2. De hoogte van het eenmalig bedrag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt voor de periode
van acht jaar, indien het betreft de in de bijlage, behorende bij deze regeling, genoemde
vergunning voor onderscheidenlijk:
a. kavel A1: 5.264.726
b. kavel A3: 5.343.304
c. kavel A6: 5.421.882
d. kavel A7: 5.107.570
Artikel 3
1. De verkrijger of houder van een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte
bestemd voor de geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep, is voor het
gebruik van die frequentieruimte een eenmalig bedrag verschuldigd.
2. De hoogte van het eenmalig bedrag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt voor de periode
van acht jaar, indien het betreft de in de bijlage, behorende bij deze regeling, genoemde
vergunning voor onderscheidenlijk:
a. kavel A4: 877.584
b. kavel A8: 556.581
3 De hoogte van het eenmalig bedrag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt voor de periode
van acht jaar, indien het betreft de in de bijlage, behorende bij deze regeling, genoemde
vergunning voor:
a. kavel A9: 2.396.084
2
4. De hoogte van het eenmalig bedrag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt voor de periode
van acht jaar, indien het betreft de in de bijlage, behorende bij deze regeling, genoemde
vergunning voor onderscheidenlijk:
a. kavel A2: 2.355.473
b kavel A5: 2.396.084
Artikel 4
Indien door de minister een besluit als bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Regeling
aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003 is
genomen met betrekking tot kavel A2, A4, A5, A8 dan wel A9 bedraagt de hoogte van
het eenmalig bedrag ten aanzien van het desbetreffende kavel bedoeld in artikel 3, eerste
lid, in afwijking van het tweede, derde en vierde lid, indien het betreft de in de bijlage,
behorende bij deze regeling, genoemde vergunning voor onderscheidenlijk:
a. kavel A2: 3.925.788
b. kavel A4: 4.387.920
c. kavel A5: 3.993.474
d. kavel A8: 2.782.906
e. kavel A9: 3.993.474
Artikel 5
1. De verkrijger of houder van een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte
bestemd voor landelijke commerciële radio-omroep betaalt het eenmalig bedrag binnen
zes weken nadat het besluit tot vaststelling van dit bedrag door de minister aan hem
bekend is gemaakt.
2. Betaling geschiedt door bijschrijving op een daartoe bestemde bankrekening.
3. De verkrijger of houder van een vergunning is in verzuim indien hij niet binnen de
voorgeschreven termijn heeft betaald.
4. Het verzuim heeft de verschuldigdheid van wettelijke rente tot gevolg overeenkomstig
de artikelen 119, eerste en tweede lid, en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
5. De minister maant de verkrijger of houder van een vergunning die in verzuim is
schriftelijk aan tot betaling binnen twee weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de
aanmaning is verzonden.
6. De minister kan voor de aanmaning een vergoeding in rekening brengen.
Artikel 6
Bij gebreke van betaling binnen de termijn, bedoeld in artikel 5, vijfde lid, zijn ten
aanzien van de invordering de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
van toepassing.
Artikel 7
De Regeling vaststelling eenmalig bedrag commerciële radio-omroep 2002 wordt
ingetrokken.
3
§3. Slotbepalingen
Artikel 8
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de
Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 juni 2011.
Artikel 9
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vaststelling eenmalig bedrag landelijke
commerciële radio-omroep 2003.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
's-Gravenhage,
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
4
Bijlage zoals bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 van de Regeling vaststelling eenmalig
bedrag commerciële radio-omroep 2003.
Landelijk FM BEREIK IN %
A1 67
A2 58
A3 68
A4 60
A5 59
A6 69
A7 65
A8 49
A9 59
TOELICHTING
5
1. Algemeen
§1. Inleiding
De frequentieruimte in de 87.5-100 MHz-band en de 100-108 MHz-band is in het
Nationaal Frequentieplan1 bestemd voor publieke en commerciële radio-omroep.
Zoals uit de bekendmaking van 24 december 20022 blijkt, heeft de Minister van
Economische Zaken, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Onderwijs Cultuur
en Wetenschappen op grond van artikel 3.3, vijfde lid, juncto artikel 3.3, eerste lid, van de
Telecommunicatiewet een deel van de in het frequentieplan voor publieke en
commerciële radio-omroep bestemde frequentieruimte nader bestemd voor
ongeclausuleerde landelijke commerciële FM radio-omroep en een ander deel voor
geclausuleerde landelijke commerciële FM radio-omroep. Tevens zijn er, naast
frequentieruimte bestemd voor landelijke (ongeclausuleerd en geclausuleerd)
commerciële radio-omroep, twee ander nadere bestemmingen te onderscheiden, te weten:
1. frequentieruimte bestemd voor niet-landelijke commerciële radio-omroep;
2. frequentieruimte bestemd voor commerciële radio-omroep via middengolf-frequenties.
Zoals in de genoemde bekendmaking is aangegeven zijn de nadere bestemmingen tot
stand gekomen met het oog op het doelmatig gebruik van de frequentieruimte.
Ook wordt er op deze wijze nadere aanvulling gegeven aan het door de overheid te
waarborgen belang van verscheidenheid of variatie in het aanbod.
Bij de verscheidenheid of variatie van het aanbod wordt als uitgangspunt gehanteerd dat
voorkomen moet worden dat de beschikbare frequentieruimte slechts wordt aangewend
voor het uitzenden van één type programma. Bij verscheidenheid kan het gaan om
verscheidenheid naar categorie (muziek, nieuws, discussies en/of daarbinnen naar soort
zakelijk, algemeen, regionaal nieuws, dan wel klassieke of moderne muziek,
Nederlands- of anderstalig) en naar bereik (landelijk, regionaal of bevolkingsgroepen
(specifieke doelgroepzenders)).
Voor de berekeningswijze van het financieel instrument is aangesloten bij de hierboven
genoemde bestemmingen.
Op grond van artikel 3.3a van de Telecommunicatiewet kan, ingeval een verdeling door
middel van een vergelijkende toets plaatsvindt, voor het gebruik van commerciële
frequentieruimte een eenmalig bedrag in rekening worden gebracht. Deze regeling strekt
ertoe dit eenmalig bedrag vast te stellen. In de toelichting wordt de wijze waarop dit
eenmalig bedrag wordt berekend beschreven.
Op grond van de wet is het mogelijk om betaling van een eenmalig bedrag te verlangen
voor het gebruik van de geboden frequentieruimte over de periode 1 juni 2003 1 juni
2011. Het eenmalig bedrag kan per vergunning verschillen.
1 Stcrt. 1999, nr. 112, laatstelijk gewijzigd bij besluit bij 17 juni 2002 (Stcrt. 2002, nr. 115)
2 Stbl.2002, nr. 248.
---
Het doel dat aan de verplichting tot betaling van een eenmalig bedrag ten grondslag ligt,
is waarborging van het optimaal gebruik van de aan de vergunning verbonden
frequentieruimte. De verwachting is dat door de betalingsverplichting vergunninghouders
de frequentieruimte efficiënter zullen benutten. Voor een nadere uiteenzetting omtrent het
optimaal frequentiegebruik zij verwezen naar de kamerstukken die betrekking hebben op
de Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de invoering van de
mogelijkheid om door middel van een financieel instrument het optimaal gebruik van de
frequentieruimte te waarborgen (Kamerstukken II 2000/2001, 27607 nrs. 3 en 6).
Ingevolge artikel 3.3a, eerste lid, van de Telecommunicatiewet wordt voorgeschreven dat
richtlijn nr. 97/13/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van
10 april 1997 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en
individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten in acht moet
worden genomen (Pb EG L 117). Artikel 11, tweede lid, van de richtlijn bevat het
voorschrift dat lidstaten van de Europese Unie, ingeval gebruik moet worden gemaakt
van schaarse hulpbronnen, hun nationale regelgevende instanties kunnen toestaan
bedragen te innen om een optimaal gebruik van deze hulpbronnen te waarborgen. Deze
bedragen mogen niet discriminerend zijn en moeten innovatie en concurrentie
bevorderen.
Met deze regeling wordt beoogd gelijke gevallen gelijk en ongelijke gevallen ongelijk te
behandelen. Dat is ook één van de kerngedachten van het financieel instrument. Dit
betekent dat het instrument binnen dezelfde bestemming voor alle partijen gelijkelijk
moet worden toegepast. Het beginsel van non-discriminatie brengt dit met zich mee. Dit
neemt echter niet weg dat er in het geval van zero base tussen de verschillende
frequentiekavels relevante verschillen bestaan die voor de waarde van de kavel, en
daarmee de vaststelling van het eenmalig bedrag, essentieel zijn. Uit het
gelijkheidsbeginsel volgt dat met die verschillen rekening dient te worden gehouden.
Relevante verschillen in dit verband zijn het demografisch bereik van de kavels en het
wel of niet moeten voldoen aan een voorgeschreven gebruiksvoorschrift
(programmavoorschrift). Om een redelijke en een voor alle partijen gelijkelijk
behandelende toepassing van het financieel instrument te bewerkstellingen, is bij de
vaststelling van het eenmalig bedrag rekening gehouden met verschillen in
meeropbrengsten tussen vergunningen door toepassing van een gedifferentieerd
afdrachtpercentage op basis van het demografische luisterbereik. Daarnaast is rekening
gehouden met de verschillen in exploitatie gerelateerd aan de verplichte
gebruiksvoorschriften van bepaalde landelijke vergunningen (hoge kosten, lage
opbrengsten). Bij de niet-landelijke vergunningen en middengolfvergunningen worden de
opbrengsten zeer laag geschat. Dit is de reden dat bij deze vergunningen geen financieel
instrument wordt toegepast.
§2.1 Algemene uitgangspunten
Uitgangspunt van het financieel instrument is dat de te betalen bedragen gerelateerd
moeten zijn aan de economische waarde van de gebruikte frequentieruimte. De wet biedt
7
de mogelijkheid om een eenmalig bedrag dan wel een periodieke afdracht te hanteren
gebaseerd op de voordelen dan wel de omzet uit de exploitatie gedurende de looptijd van
de vergunningen. De berekening voor een eenmalig bedrag is gebaseerd op de vooraf te
verwachten voordelen dan wel de te verwachten omzet. De berekening van een
periodieke afdracht is gebaseerd op de gerealiseerde voordelen dan wel de gerealiseerde
omzet (achteraf). Omdat het bij de commerciële radio-omroep gaat om een reeds langer
bestaande en voldoende ontwikkelde markt, is het mogelijk vooraf aansluiting te zoeken
bij één van deze twee economische begrippen.
Zoals hierboven reeds is aangegeven, dienen de op basis van het financieel instrument te
betalen bedragen gerelateerd te zijn aan de economische waarde van de gebruikte
frequentieruimte. In het geval van zero base dienen alle radiostations naast het financieel
instrument echter ook als onderdeel van de vergelijkende toets nog een bedrag te bieden
voor het gebruik van de frequentieruimte. Deze regeling beoogt derhalve niet de totale
economische waarde van de vergunningen uit de markt te halen. Slecht een gedeelte van
de economische waarde dient op basis van deze regeling afgedragen te worden. Door het
hanteren van een financieel bod bij de vergelijkende toets, op grond van artikel 3.3,
vierde lid, onderdeel b, van de Telecommunicatiewet, komt uiteindelijk tot uitdrukking
welke waarden de radiostations aan een vergunning hechten.
In de onderhavige regeling is ervoor gekozen om het bedrag vast te stellen aan de hand
van de uit de exploitatie van de vergunning te verwachten omzet. Op grond van artikel
3.3a, tweede lid, sub a, van de Telecommunicatiewet is het nodig een prognose van de
omzet te maken. Voor het maken van een prognose van de omzet wordt gebruik gemaakt
van de te behalen omzet toegerekend aan het demografische bereik van de kavels
aangezien het demografische bereik een belangrijke objectieve graadmeter vormt om de
waarde van een vergunning te bepalen.
De overheid gaat er van uit dat bij een toenemend demografisch bereik er sprake is van
een toenemende meeropbrengst. Dit komt doordat de potentiële radioreclame-inkomsten
meer dan evenredig toenemen bij een groter bereik en de vaste kosten constant blijven.
Het eenmalig bedrag is gebaseerd op de omzet per potentiële luisteraar na de
implementatie van zero base. Het demografische bereik is voor de vergunninghouder een
onafhankelijke factor voor deze omzet. Met de vergunning kan, zonder dat sprake is van
een verplicht gebruiksvoorschrift een bepaalde omzet per luisteraar aan reclame-
inkomsten worden gegenereerd. Door het toepassen van een gedifferentieerd
afdrachtpercentage op basis van het demografische bereik wordt rekening gehouden met
de toenemende meeropbrengst.
Er zijn echter grote relevante verschillen tussen de diverse vergunninghouders die van
invloed zijn op de uit de exploitatie te behalen reclame-inkomsten. Niet alleen wat betreft
demografisch bereik, maar ook wat betreft de te hanteren gebruiksvoorschriften. Hierbij
gaat het om de relatie die er bestaat tussen het hanteren van een bepaald verplicht
gebruiksvoorschrift, het te behalen marktaandeel en de hieraan gekoppelde (lagere)
reclame-inkomsten.
8
Om te voorkomen dat een onevenwichtig financieel instrument wordt gehanteerd, is bij
het bepalen van het eenmalig bedrag met deze beperking rekening gehouden.
Onderstaand wordt de omzet per potentiële luisteraar nader toegelicht en wordt
uiteengezet hoe rekening wordt gehouden met de beperking van een verplicht
gebruiksvoorschrift. Het gedifferentieerde afdrachtpercentage op basis van het
demografische bereik zal na de commerciële prestatie worden toegelicht.
§2.2. Omzet per potentiële luisteraar
De omzet per potentiële luisteraar wordt berekend met inachtneming van de
implementatie van zerobase en wordt als ijkpunt gehanteerd om de afdracht per luisteraar
vast te stellen bij een kavel van een bepaald bereik. Aan de hand van die afdracht per
luisteraar wordt berekend wat de hoogte is van het eenmalig bedrag per vergunning.
Deze omzet is berekend op basis van de historische omzetgegevens van de landelijke
commerciële radiomarkt, bestaande uit zeven commerciële radiostations met een
landelijke FM-vergunning. Daarnaast is rekening gehouden met de verwachte
ontwikkelingen van de omzet van de radiostations als gevolg van een toename van het
bereik door de implementatie van zero base.
De implementatie van zero base leidt tot een aanzienlijke verandering in de
reclamemarkt. Zo is door de toename van het demografische bereik een groei van de
reclamemarkt te verwachten en is het mogelijk voor de commerciële radiostations een
hoger omzetpotentieel te realiseren. Het bereik van alle landelijke FM-vergunningen
neemt na zerobase toe van 260% tot 554%. Daarnaast wordt verwacht dat als gevolg van
zero base een verschuiving van de reclame-inkomsten van de publieke omroepen naar de
commerciële omroepen optreedt3.
Tevens blijkt dat sinds de introductie van de commerciële radio in 1992 de reclamemarkt
meer dan vervijfvoudigd is. Op basis van deze gegevens hanteert de regering het
volgende uitgangspunt: gedurende de looptijd van de vergunning zal de jaarlijkse groei
van de reclamemarkt gemiddeld 5% bedragen.
De omzet van de radiostations bestaat uit omzet die gegenereerd wordt met de
etherfrequentievergunning en met de uitzendingen via de kabel. Uit de systematiek van
artikel 3.3a, tweede lid, van de Telecommunicatiewet blijkt dat de hoogte van het
eenmalig bedrag alleen gerelateerd kan worden aan de uit de exploitatie van de
vergunning te verwachten omzet. Aangezien de beschikbare gegevens zowel kabel als
etheromzet bevatten, moet er ten behoeve van de eenmalige afdracht een correctie worden
toegepast. Het eenmalig bedrag mag immers alleen gerelateerd worden aan omzet
behaald uit de ether. Uit de omzetcijfers over 1992 tot 20014 van de commerciële
radiostations blijkt dat de omzetgroei bij de verschillende radiostations na het verkrijgen
van een etherfrequentie aanzienlijk meer dan evenredig is gestegen dan het
luistertijdaandeel. Reclame-aanbieders hechten blijkbaar meer waarde aan de luisteraars
3 Ster.
4 BBC De Media en Reclame Bank.
---
die zij via de ether bereiken dan via de kabel. De splitsing tussen ether en kabel op basis
van omzet is echter lastig te maken aangezien deze splitsing niet als zodanig wordt
gepubliceerd dan wel geregistreerd. Het luistertijdaandeel wordt wel geregistreerd en
bedraagt voor de kabel 40% en voor de ether 60%.5 Hoewel de omzet na het verkrijgen
van de etherfrequentie harder is gestegen dan het luistertijdaandeel, sluit de regering uit
pragmatische overwegingen aan bij de verhouding op basis van het luistertijdaandeel.
De netto-omzetcijfers die voor de prognose zijn gebruikt, zijn berekend op basis van de
bruto-omzet cijfers en houden rekening met de reclametariefskortingen die de
radiostations aan hun klanten geven.6 Uit deze gegevens blijkt dat de radiostations met
een landelijke FM-vergunning in 2001 een gezamenlijke bruto-omzet hebben van 183
miljoen. De netto-omzet wordt op basis daarvan, alsmede aan de hand van de door BBC
de Media en de Ster gepubliceerde netto omzetcijfers, geschat op circa 132 miljoen. De
netto-omzet op basis van etherbereik bedraagt ten behoeve van de eenmalig afdracht 60%
van de netto-omzet (60% van 132 miljoen) 79 miljoen. Deze gecorrigeerde netto-
omzet legt dus geen beslag op de via de kabel behaalde inkomsten.
Verondersteld wordt dat bij de introductie van zerobase in 2003 de totale ether-
reclamemarkt 10% is gegroeid ten opzichte van de voor-zerobase situatie in 2001 en 87
miljoen bedraagt. De jaarlijkse groei vanaf de implementatie van zero base is
verondersteld op 5% .
De looptijd van de vergunningen bedraagt 8 jaar.
De netto-omzetcijfers van de 8 vergunningjaren zijn contant gemaakt naar het moment
van vergunningverlening. De gehanteerde discontovoet bedraagt 10%. De totale contante
waarde van deze netto-omzetten is vervolgens berekend op 542 miljoen.
Het demografische luisterbereik van de negen landelijke commerciële FM-vergunningen
bedraagt 554% zijnde 86.202.400 luisteraars (100% bereik is 15.560.000 luisteraars). Op
basis van de verwachte omzet van 542 miljoen en het demografische bereik, kan een
omzet van 6.293,- per 1000 potentiële luisteraars worden gerealiseerd. De regering acht
een eenmalige afdracht van 7,5% van deze omzet per 1000 potentiële luisteraars redelijk.
Deze afdracht komt voor landelijke FM-vergunningen neer op afgerond 470,- per 1000
luisteraars uitgaande van een gemiddeld demografisch bereik van 62%.
§2.3. Potentieel luisterbereik
Zoals reeds in § 2 uiteengezet is, kunnen naarmate het bereik van de vergunninghouder
groter wordt, de te verwachten te behalen reclame-inkomsten meer dan evenredig stijgen.
De landelijke kavels hebben een grootte in de range van 49% tot 69%. Om
rekening te houden met deze stijgende meeropbrengst vindt een differentiatie plaats
waarbij aan de grootste kavels een hoger bedrag wordt toegerekend dan aan kleinere
kavels. Onderstaande tabel geeft de differentiatie van het bedrag per kavelgrootte weer.
5 Kijk- en Luisteronderzoek (KLO)
6 BBC De Media en Reclame Bank publiceren jaarlijks de afzonderlijke bruto-omzetcijfers van de publieke-
en commerciële radiostations en het totaal van de netto-omzet. Daarnaast publiceert de Ster jaarlijks de netto-
omzet behaald bij de publieke omroep.
10
Van Tot afdracht per 1000 luisteraars
40% 45% 330,-
45% 50% 365,-
50% 55% 400,-
55% 60% 435,-
60% 65% 470,-
65% 70% 505,-
70% 75% 540,-
§ 2.4 Gebruiksvoorschrift
Klassieke/jazz of Nieuwszender
Indien aan een landelijke vergunning een gebruiksvoorschrift is gekoppeld, heeft dit
gevolgen voor de te behalen omzet en winst. Zo heeft een nieuwszender zowel hogere
kosten in verband met het verzorgen van nieuws en informatie als lagere reclame-
inkomsten en heeft een klassieke/jazz muziekzender minder reclame-inkomsten. Daar
staat tegenover dat er ook voor deze zenders een prikkel moet bestaan om commercieel te
opereren. Om rekening te houden met de gebruiksvoorschriften van deze zenders is er in
het financieel instrument voor gekozen dat radiostations met een verplicht klassiek/jazz-
of nieuwsformat 20% behoeven af te dragen van het bedrag dat radiostations met een
vergelijkbaar bereik maar zonder een gebruiksvoorschrift betalen.
Nederlandstalige muziekzender
Een zender met een Nederlandstalige gebruiksvoorschrift heeft een lager omzetpotentieel
dan de zenders zonder een dergelijke verplichting. Voor deze Nederlandstalige
muziekzender is het omzet- en winstpotentieel echter groter dan bij een nieuws- en
klassieke zender. Om tegemoet te komen aan deze lagere potentiële omzet is er voor
gekozen dat radiostations met een verplicht Nederlandstalig format 60% behoeven af te
dragen van het bedrag dat zenders met een vergelijkbaar bereik maar zonder een
gebruiksvoorschrift betalen.
Bijzondere muziek
Programma-aanbieders in deze categorie hebben een specifieke en grote relevantie voor
bepaalde doelgroepen binnen de popmuziek. In het muziekaanbod ligt de nadruk op de
bijzondere muziek en wordt de muziekkeuze niet bepaald door de als mainstream te
kenschetsen populaire muziek. Aangezien het muziekaanbod zich richt op bijzondere
muziek en derhalve op een specifieke doelgroep heeft een bijzondere muziekzender een
lager omzetpotentieel dan de zenders zonder dergelijke verplichting. Om tegemoet te
komen aan deze lagere potentiële omzet is er voor gekozen dat radiostations met een
verplicht bijzonder format 60% behoeven af te dragen van het bedrag dat zenders met een
vergelijkbaar bereik maar zonder een gebruiksvoorschrift betalen.
11
Modelberekening afdracht per vergunning landelijke FM
De eenmalige afdracht per vergunning over de vergunningperiode is als volgt te
berekenen.
S x B x Mg = afdracht
Waarbij:
S = afdracht op basis van het gedifferentieerde afdrachtpercentage (zie tabel)
B = het bereik van de vergunning maal 15.560 potentiële luisteraars (aantal luisteraars in
duizenden)
Mg = te betalen percentage i.v.m. het gebruiksvoorschrift
Voorbeelden:
1. Kavel A1 heeft een bereik van 67% en kent geen kortingspercentage in verband met
een gebruiksvoorschrift. Op basis van het gedifferentieerde afdrachtpercentage
bedraagt de afdracht per 1000 potentiële luisteraars 505,-. Het potentiële bereik
bedraagt 67% van 15.560.000 is 10.425.200 luisteraars. De afdracht bedraagt
5.264.726,- .
2. Kavel A8 heeft een bereik van 49% en kent een korting in verband met een
gebruiksvoorschrift (klassieke zender). Op basis van het gedifferentieerd
afdrachtpercentage bedraagt de afdracht per 1000 potentiële luisteraars 365,-. Het
potentiële bereik bedraagt 49% van 15.560.000 is 7.624.400 luisteraars. De afdracht
bedraagt 20% van 2.782.906,- = 556.581,-
12
II ARTIKELEN
Artikel 2
In dit artikel wordt bepaald dat de verkrijgers of houders van een landelijke
ongeclausuleerde commerciële vergunning, een eenmalig bedrag voor het gebruik van
frequentieruimte verschuldigd zijn. Het bedrag heeft betrekking op een periode van acht
jaar.
Artikel 3
In dit artikel wordt bepaald dat verkrijgers of houders van een landelijke geclausuleerde
commerciële vergunning, een eenmalig bedrag voor het gebruik van frequentieruimte
verschuldigd zijn. Het bedrag heeft betrekking op een periode van acht jaar.
Voor de berekening van de eenmalige bedragen voor het gebruik van commerciële
frequentieruimte is gekozen voor een financieel instrument op basis van de te behalen
omzet toegerekend aan het demografische bereik van de kavels. Om echter een
evenwichtige differentiatie en korting in de eenmalige bedragen te kunnen aanbrengen,
zijn ook de met de exploitatie van de landelijke commerciële vergunningen de te
verwachten reclame-inkomsten bestudeerd.
De te verwachten reclame-inkomsten zijn vooral afhankelijk van het demografische
bereik en van een verplicht te hanteren gebruiksvoorschrift (programmering).
Een specifieke programmering leidt namelijk tot een lager marktaandeel dan populaire
muziekzenders en derhalve tot geringere reclame-inkomsten. Daarnaast kan een
gebruiksvoorschrift leiden tot een hoge kostenstructuur. Het is om deze reden dat in het
tweede, derde lid en vierde lid er voor is gekozen om een korting aan te brengen voor een
aantal landelijke vergunninghouders.
De aangebrachte korting heeft enerzijds betrekking op de klassieke/jazz en nieuwszender
(tweede lid) en anderzijds op de Nederlandstalige zender (derde lid) en zenders die
bestemd zijn voor bijzondere muziek. Zo heeft een nieuwszender hogere kosten in
verband met het verzorgen van nieuws en informatie aangezien een grotere inzet van
personeel is vereist, zelfs als dit zo efficiënt mogelijk wordt gerealiseerd. Daarnaast heeft
een nieuwszender evenals een klassieke muziekzender minder reclame-inkomsten
vanwege een lager te verwachten marktaandeel. Om rekening te houden met de verplichte
gebruiksvoorschriften van deze zenders is er in het financieel instrument voor gekozen
dat radiostations met een verplicht klassiek/jazz- of nieuwsformat 20% afdragen van het
bedrag dat radiostations zonder een gebruiksvoorschrift betalen.
Een zender met een Nederlandstalig muziek gebruiksvoorschrift heeft een lager
omzetpotentieel dan de zenders zonder een dergelijk voorschrift. Voor deze
Nederlandstalige zender geldt echter wel dat het omzet- en winstpotentieel groter is dan
bij een nieuws- en klassieke zender. Een korting laat zich echter rechtvaardigen aangezien
een Nederlandstalige zender zich richt op een kleine doelgroep en een afwijkende
programmering hanteert. Om tegemoet te komen aan de lagere inkomsten is er voor
13
gekozen dat het radiostation met een verplicht Nederlandstalig format 60% afdraagt van
het bedrag dat zenders zonder een gebruiksvoorschrift betalen.
Voor een bijzondere muziekzender geldt eveneens dat deze zender een lager
omzetpotentieel dan de zenders zonder dergelijke verplichting. Dit laat zich verklaren
door lagere reclame-inkomsten vanwege een lager te verwachten marktaandeel. Om
rekening te houden met de verplichte gebruiksvoorschriften van deze zenders is er in het
financieel instrument voor gekozen dat radiostations met een verplicht bijzondere
muziekformat 60% afdragen van het bedrag dat radiostations zonder een
gebruiksvoorschrift betalen.
Artikel 4
Bij de vergelijkende toets voor landelijke commerciële radio-omroep kunnen zich in de
loop van deze procedure omstandigheden voordoen op grond waarvan besloten kan
worden de frequentieruimte voor landelijke geclausuleerde commerciële radio-omroep
ongeclausuleerd te verdelen. Dan komen de gebruiksvoorschriften voor het gebruik van
frequentieruimte, bestemd voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep te
vervallen. In dat geval is de desbetreffende frequentieruimte, en de bijbehorende
beschikbare vergunning, ook bestemd voor ongeclausuleerde commerciële radio-omroep.
Indien dit het geval is, wordt er voor de berekening van het eenmalig bedrag
vanzelfsprekend niet langer rekening gehouden met gebruiksvoorschriften. Het eenmalig
bedrag wordt dan berekend overeenkomstig artikel 2.
Artikel 5
De in het eerste lid van dit artikel opgenomen termijn komt overeen met de termijn die in
het voorontwerp van de Vierde Tranche van de Algemene wet bestuursrecht is
opgenomen voor de voldoening van ontstane bestuurlijke geldschulden. Na de
verleningbesluiten wordt aan de verkrijgers dan wel houders van een vergunning een
afzonderlijk besluit tot vaststelling van het eenmalig bedrag bekend gemaakt.
Artikel 6
Het stelsel van de wet bevat geen zelfstandige regeling met betrekking tot de invordering
van bij of krachtens de wet ontstane bestuurlijke geldschulden. Om die reden is voor de
invordering aansluiting gezocht bij het burgerlijk recht.
Artikel 9
Onderhavige regeling heeft een beperkte werkingsduur. Bij de volgende verdeling van de
frequentieruimte bestemd voor commerciële radio zal bezien worden, in hoeverre een
financieel instrument noodzakelijk zal zijn.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
14
15