Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

ADVIES VAN DE ONAFHANKELIJKE ADVIESCOMMISSIE
VERGELIJKENDE TOETS VOOR DE VERDELING VAN
RADIOFREQUENTIES COMMERCIËLE OMROEP

Opgesteld in opdracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de Staatssecretaris van Economische Zaken.

Den Haag, 3 februari 2003


Colofon

Auteur: Onafhankelijke Adviescommissie Vergelijkende Toets Documentnr: 02022003/04
3 februari 2003
Onafhankelijke Adviescommissie Vergelijkende Toets Postbus 829
2501 CV Den Haag
(T) 070 ­ 302 9554
(F) 070 ­ 302 9697


Onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets

Samenvatting
De regering heeft op 12 september 2002, na een verzoek van de Tweede Kamer en in overleg met de vaste commissies voor economische zaken en onderwijs, cultuur en wetenschappen, haar voorkeur uitgesproken om over te gaan tot een vergelijkende toets met financieel bod voor het toewijzen van radiofrequenties aan commerciële omroepen. In haar briefwisseling met de Tweede Kamer van 19 december 2002 heeft de regering aangegeven voortgang te willen maken met het uitvoeren van de vergelijkende toets en tevens heeft zij aangegeven hierbij gebruik te willen maken van een onafhankelijke adviescommissie. De leden van deze commissie zijn prof. mr. H. Franken (voorzitter), prof. mr. P.F. van der Heijden en mr. F.G. van Diepen-Oost. De commissie is gevraagd advies uit te brengen over: a) De uitwerking van de vergelijkende toets
b) De beoordeling van aanvragen op criteria van de vergelijkende toets Het nu voorliggende rapport is het advies van de commissie over de uitwerking van de vergelijkende toets. De commissie gaat bij haar advies uit van de ontwerpregeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte regeling commerciële radio-omroep 2003. Meer in het bijzonder is de commissie hierbij gevraagd te adviseren over de invulling van het uitgangspunt inzake pluriformiteit en over de te hanteren beoordelingssystematiek. Tevens is de commissie gevraagd de voor- en nadelen van een eenmalig gesloten bodsysteem in een vergelijkende toets op een rij te zetten. Bij haar werkzaamheden heeft de commissie besloten een aantal uitgangspunten als gegeven te beschouwen. Dit zijn specifiek: de ontwerpregeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen inzake aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 en het Bekendmakingsbesluit zoals gepubliceerd in de Staatscourant van 24 december 2002.
In haar advies richt de commissie zich dan ook voornamelijk op het toetsingsproces, inclusief de hierbij behorende werkwijze en planning zoals voorgenomen in de ontwerpregeling inzake aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio- omroep 2003.
Advies over criteria in het toetsplan
De commissie is tot het standpunt gekomen dat het toetsplan zoals deze in de ontwerpregeling wordt uitgewerkt in grote lijnen gevolgd kan worden. De commissie adviseert de regering in de regeling voor aanvraag en verdeling waar mogelijk helderheid te bieden in de te hanteren criteria, de onderlinge weging van deze criteria en de normering voor beoordeling.
Voor het programmatisch inhoudelijke deel van de vergelijkende toets betreft dit het aangeven van kwantitatieve criteria welke inhouden hoe in de vergelijkende toets een `meer-aanbod' beoordeeld wordt.
Voorzover de bedoeling zou voorliggen naast bovenstaande kwantificerende beoordeling van zendtijden, ook oordeelsvorming over de aard van de programmering, respectievelijk van de beoogde doelgroep te voltrekken, dan dienen advies onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets Pagina 3 documentnummer 02022003/04 versie 3 februari 2003


in de onderhavige regeling nadere objectieve criteria te worden gegeven aangaande het gewicht dat aan de daarbij betrokken sociaal-culturele aspecten dient te worden toegekend. Dit geldt voor alle geclausuleerde FM-kavels en AM-kavels. Tevens vindt de commissie het van groot belang dat de regeling zo wordt ingericht dat na de programmatisch inhoudelijke toets ook de bedrijfsplantoets van betekenis blijft. Bij de beoordeling van de bedrijfseconomische onderbouwing van de ingediende aanvragen dient volgens de commissie het criterium "financiële haalbaarheid" doorslaggevend te zijn en de aspecten samenhang en realiteitswaarde ondersteunend. Hierbij dient het criterium "financiële haalbaarheid" betrekking te hebben op de omzet en de gewogen gemiddelde kosten (inclusief financieringskosten en de kosten van het bod). Voorts beveelt de commissie aan om daar waar verdere detaillering van de criteria, de weging en de normering voor de bedrijfsplantoets nu reeds te voorzien is, deze aan de aanvragers bekend te maken. Het is noodzakelijk dat de beoordeling van bedrijfsplannen vanuit verschillende invalshoeken zal plaatsvinden. De commissie acht het daartoe wenselijk dat zij bij de beoordeling van de bedrijfsplannen onafhankelijke deskundigen kan betrekken. Het betreft uiteenlopende expertises zoals kennis van de betrokken sector en financierings- en bedrijfseconomische expertise.
Overigens adviseert de commissie om ten aanzien van de beoordeling van de bedrijfseconomische onderbouwing van de aanvragen voor de AM kavels wel de mogelijkheid te bieden een onderbouwing toe te laten welke gebaseerd is op de combinatie van kavels in deze categorie. Dit laatste om recht te doen aan de economische realiteit in dit frequentiegebied.
Advies inzake beperkingsregels
De commissie stelt vast dat de ontwerpregeling een aantal beperkingen kent welke de commissie adviseert aan te passen. Het betreft hier de volgende aanpassingen:
- het mogelijk maken van het bieden op meerdere kavels in de geclausuleerde landelijke FM categorie

- het mogelijk maken van pakketbiedingen op kavels in de niet-landelijke FM categorie voor zover geen rechtvaardiging wordt gegeven voor het uitsluiten van pakketbeoordelingen

- het voorzien in een oplossing voor "resterende kavels" bestaande uit een herverdeling op een later tijdstip.
Voor- en nadelen van het eenmalig gesloten bodsysteem De commissie voorziet de volgende voordelen van de in de ontwerpregeling opgenomen werkwijze:

- Waarborging pluraliteit van aanbieders;

- Hogere opbrengst;

- Lage gevoeligheid voor strategisch gedrag van bieders;
- Lage operationele kosten voor deelnemers.
Daartegenover voorziet de commissie de volgende nadelen van de in de ontwerpregeling opgenomen werkwijze:
advies onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets Pagina 4 documentnummer 02022003/04 versie 3 februari 2003



- `Winners curse' waarbij een hoger bod vrijkomt dan normaal verwacht mag worden in een veiling;

- Externaliteitenproblematiek omdat geen zicht is wie de andere bieders zijn;
- Gevaar voor asymmetrie inzake kennis en ervaring als ook financiële middelen van bieders.
Advies over werkwijze
De commissie is van mening dat wil zij haar onafhankelijke taak naar behoren kunnen uitvoeren deze terug te vinden moet zijn in de verdeling van taken en verantwoordelijkheden in het toetsingsproces. Tevens verwacht zij dat het verantwoordelijk departement ten minste 3 weken voordat de commissie haar advies aan de bevoegde bewindspersoon zal verstrekken, haar oordeel geeft over de ontvankelijkheid van de aanvragers. Daarnaast verwacht de commissie dat zij ten minste 7 weken voor het verstrekken van haar advies, dat wil zeggen 4 april 2003, de aanvragen tijdig en compleet tot haar beschikking zal krijgen. Gegeven haar onafhankelijke positie behoudt de commissie zich het recht voor zich te beraden over haar uiteindelijke opdracht in de toetsingsfase nadat de regering en Tweede Kamer hun wensen in de komende weken kenbaar hebben gemaakt en de regelingen zijn vastgesteld.
Daarnaast adviseert de commissie de regering de ontwerpregeling ter beoordeling voor te leggen aan de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit en/of het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit. Advies inzake de planning
De commissie uit haar bezorgdheid over de hoge tijdsdruk in de planning. Zij geeft aan dat er vele momenten in de komende periode voorzien zijn welke buiten haar directe invloedsfeer liggen, maar waar deze wel invloed uit kunnen oefenen op de tijdige oplevering van haar advies.

advies onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets Pagina 5 documentnummer 02022003/04 versie 3 februari 2003


Inhoudsopgave

Samenvatting 3 Inhoudsopgave 6 1. Inleiding 7 2. Uitwerking vergelijkende toets 10 3. Advies over het toetsplan 11 3.1 Opmerkingen over programmatisch/inhoudelijke toetsing 12 3.2 Opmerkingen over bedrijfsplantoetsing 13 3.3 Opmerkingen over werkwijze 14 3.3.1 Taken en verantwoordelijkheden van partijen in het toetsingsproces 14 3.3.2 Beperkingen welke worden gesteld aan de combinatie van biedingen 15 3.3.3 Vraag- en antwoordprocedure 17 3.3.4 Volgorde van toetsing 17 3.4 opmerkingen over planning 17 4. Eenmalig gesloten bodsysteem 19 4.1 Voordelen 19 4.2 Nadelen 20 5. Diverse opmerkingen 22 Bijlagen
A Ontwerpregelingen
B Overzicht Schriftelijke Reacties
advies onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets Pagina 6 documentnummer 02022003/04 versie 3 februari 2003


Onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets

1. Inleiding
De problematiek van de verdeling en toewijzing van etherfrequenties aan de commerciële radio-omroepen houdt al meer dan tien jaren de gemoederen bezig en is daarbij onderwerp geweest van vele rechterlijke uitspraken, diverse onderzoeksrapporten en adviezen en verscheidene beraadslagingen tussen regering en Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Na overleg met de Tweede Kamer heeft de Regering op 12 september 2002 de voorkeur uitgesproken voor een vergelijkende toets met financieel bod voor het toewijzen van radiofrequenties aan commerciële radio-omroepen. Bij voorlopige voorziening van 11 oktober 2002 heeft de Voorzieningenrechter van de rechtbank te Rotterdam met inachtneming van de door de Regering gemaakte keuze bepaald dat uiterlijk 1 juni 2003 de betreffende vergunningen aan de hiervoor in aanmerking komende marktpartijen in gebruik moeten zijn gegeven. Met het oog daarop heeft de Regering in haar briefwisseling met de Tweede Kamer van 6 december 2002 en 19 december 2002 aangegeven voortgang te willen maken met het uitvoeren van de vergelijkende toets en daartoe een onafhankelijke adviescommissie in te stellen. Op 7 januari 2003 is deze Commissie ingesteld, die is samengesteld uit: prof. mr. H. Franken (voorzitter), prof. mr. P.F. van der Heijden en mr. F.G. van Diepen-Oost.
De commissie is gevraagd advies uit te brengen over a) De uitwerking van de vergelijkende toets.
Hiertoe is de commissie gevraagd met een toetsplan1 te komen waarin rekening wordt gehouden met: voldoende pluriformiteit, de belangen van bestaande partijen en de belangen van nieuwkomers.
Meer in het bijzonder is de commissie hierbij gevraagd te adviseren over de invulling van het uitgangspunt inzake pluriformiteit en over de te hanteren beoordelingssystematiek. Tevens is de commissie gevraagd de voor- en nadelen van een eenmalig gesloten bodsysteem in een vergelijkende toets op een rij te zetten.
b) De beoordeling van aanvragen aan de hand van de criteria van de vergelijkende toets.
De commissie zal het hierboven onder a) bedoelde advies uitbrengen in de vorm van het onderhavige rapport over de door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen opgestelde ontwerpregeling inzake de aanvraag van vergunningen en de uitvoering van de vergelijkende toets voor het gebruik van frequentieruimte voor commerciële radio-omroep, mede gelet op het Bekendmakingbesluit d.d. 24 december 20032 en de ontwerpregeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003. Beide ontwerpregelingen worden als bijlage A aan dit rapport gehecht.

1 Zie hoofdstuk 3, pagina 10
2 Staatscourant dd. 24 december 2003, nr 248, pagina 67 advies onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets Pagina 7 documentnummer 02022003/04 versie 3 februari 2003


Adviesrapport Onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets

De onder b) bedoelde beoordeling zal plaatsvinden nadat de bovengenoemde regelingen zijn vastgesteld. De commissie zal daarna adviezen aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen geven over de ingediende vergunningsaanvragen.
Bij deze opdracht is de commissie zich bewust van de daarbij betrokken grote maatschappelijke en commerciële belangen, maar vraagt tevens aandacht voor de tijdsdruk waaronder de vergunningverlening tot stand moet komen. De Commissie zal zich inspannen om het realiseren van de door de Voorzieningenrechter bepaalde termijn mogelijk te maken. Daarbij stelt de commissie wel dat zij bij haar advisering uitgaat van "best practical means".
Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft door middel van een bekendmaking in een aantal landelijke dagbladen van 18 januari 2003 potentiële gegadigden voor deelname aan de vergelijkende toets in de gelegenheid gesteld hun opvattingen ten aanzien van de uitwerking van de vergelijkende toets kenbaar te maken. Hiervan is door een groot aantal gegadigden gebruik gemaakt (zie bijlage B). De commissie heeft goede nota genomen van de inhoud van deze reacties. Bij het opstellen van dit advies is de commissie uitgegaan van de doelstellingen die de Regering blijkens haar brief aan de Tweede Kamer d.d. 6 december 2002 voor ogen stonden bij de keuze voor een vergelijkende toets met een financieel bod, te weten het waarborgen van:

- de verscheidenheid of variatie van het aanbod;
- voldoende zorg voor het programma;

- het naleven van het programmaformat waarop de frequentie is verkregen;
- het te goeder trouw en integer handelen door de vergunninghouder;
- de pluraliteit van de aanbieders.
In haar advies stelt de commissie voorop dat zij het conform de aan haar gegeven opdracht niet tot haar taak heeft gerekend zich uit te laten over de merites van de door de Regering in samenspraak met de Tweede Kamer uitgesproken voorkeur voor een vergelijkende toets met financieel bod als verdelingsinstrument. In het verlengde daarvan heeft de Commissie ook de aanwijzing en bestemming van de bij de onderhavige verdeling betrokken frequentie ruimte, zoals bekend gemaakt in het Bekendmakingbesluit in de Staatscourant van 24 december 2002 en neergelegd in opgestelde ontwerpregeling inzake aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003, als een gegeven beschouwt dat buiten haar beoordeling staat.
De commissie heeft zich erop gericht te beoordelen of de ontwerpregeling inzake de aanvraag van vergunningen en de uitvoering van de vergelijkende toets, gelezen in samenhang met de ontwerpregeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte, tot een deugdelijk toetsplan kan leiden, waarbij voldaan wordt aan de eerdergenoemde doelstellingen en aan de daarbij in acht te nemen regels en beginselen, zoals de eisen advies onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets Pagina 8 documentnummer 02022003/04 versie 3 februari 2003


Adviesrapport Onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets

van transparantie, objectiviteit en non-discriminatie.

advies onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets Pagina 9 documentnummer 02022003/04 versie 3 februari 2003


Adviesrapport Onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets

2. Uitwerking vergelijkende toets
Zoals in hoofdstuk 1 aangegeven merkt de commissie de ontwerpregeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte als een gegeven aan dat buiten haar beoordeling staat. Voorwerp van onderzoek is in hoofdzaak de ontwerpregeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003. Deze ontwerpregeling is door de commissie belicht vanuit verschillende invalshoeken en zij is tot het standpunt gekomen dat de uitwerking zoals deze in de ontwerpregeling is voorgesteld in grote lijnen gevolgd kan worden. De commissie heeft echter een samenhangend geheel van aanbevelingen opgesteld welke naar haar mening leiden tot een verbetering van het toetsingsproces, waarbij de in het vorige hoofdstuk genoemde algemene criteria recht wordt gedaan. Bij de onderbouwing van dit standpunt volgt de commissie de vragen welke haar in haar taakomschrijving zijn meegegeven:

- een advies inzake pluriformiteit,

- een advies inzake de te hanteren beoordelingssystematiek
- het op een rij zetten van de voor- en nadelen van een eenmalig gesloten bod- systeem in een vergelijkende toets.
Deze vragen zijn in de navolgende hoofdstukken nader uitgewerkt waarbij in het hoofdstuk over de te hanteren beoordelingssystematiek nader onderscheid wordt gemaakt tussen de programmatische en bedrijfseconomische beoordeling. De commissie maakt daarbij ook opmerkingen en aanbevelingen inzake de werkwijze en de planning omdat deze aspecten integraal onderdeel vormen van het toetsplan. In het laatste hoofdstuk besteed de commissie nog aandacht aan enige aspecten van de ontwerpregeling.

advies onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets Pagina 10 documentnummer 02022003/04 versie 3 februari 2003


Adviesrapport Onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets

3. Advies over het toetsplan
Voor een goed begrip van de in de genoemde ontwerpregelingen neergelegde uitwerking van het toetsplan vermeldt de commissie hier een aantal beperkingen die in het toetsplan zijn opgenomen:
a. vijf van de negen landelijke FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties worden aangewezen en bestemd voor gebruik ten behoeve van specifieke aangewezen categorieën commerciële radioprogramma's. Het gaat daarbij om aanwijzing van frequentieruimte voor programma's die overwegend bestaan uit nieuws, actualiteiten en informatie, uit Nederlandstalige muziek, uit klassieke muziek of jazzmuziek, en uit niet tot de populaire main-stream behorende bijzondere muziek die meer gericht is op specifieke doelgroepen; b. de voor niet-landelijke commerciële radio-omroep bestemde FM-frequentieruimte wordt aangewezen voor gebruik ten behoeve van commerciële radioprogramma's, waarin regiogerichte programmering is opgenomen; c. eenzelfde commerciële omroepinstelling kan ten hoogste twee landelijke FM- frequenties of samenstellen van FM-frequenties verwerven, waarvan er één is aangewezen voor de hierboven onder a genoemde programmacategorieën; d. eenzelfde commerciële omroepinstelling kan niet een landelijke FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties gecombineerd met één of meer niet-landelijke FM- frequenties of samenstellen van FM-frequenties verwerven; eenzelfde commerciële omroepinstelling kan meerdere niet-landelijke FM- frequenties of samenstellen van FM-frequenties verwerven, mits het demografisch bereik niet meer bedraagt dan 30% van het aantal inwoners van Nederland. Uit een oogpunt van doelmatig frequentiegebruik geldt daarbij tevens dat een combinatie niet mogelijk is indien het demografisch bereik van een kleinere niet- landelijke FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties het demografisch bereik van een andere grotere niet-landelijke FM-frequentie of samenstel van FM- frequenties voor 35% of meer overlapt, dan wel indien de overlap lager is dan 35 %, meer dan 100.000 inwoners binnen het demografisch bereik van beide FM- frequenties of samenstellen van FM-frequenties vallen. De ontwerpregeling bevat een aantal criteria over de programmatische aspecten, deels verwoord in de artikelen en deels verwoord in de toelichting op de artikelen, en drie criteria over de toets van het bedrijfsplan (samenhang, realiteitsgehalte en financiële haalbaarheid), verbijzonderd in zeven onderdelen (artikel 26, tweede lid). De commissie geeft in overweging om daar waar mogelijk meer helderheid te bieden in de bij de vergelijkende toets te hanteren criteria, de weging en de normering. De commissie komt tot deze aanbeveling vanuit juridische overwegingen. De commissie vraagt zich namelijk af of wel in alle opzichten en ten volle aan de op grond van het communautaire recht, de Telecommunicatiewet en de Algemene wet bestuursrecht op het onderhavige beleidsterrein in acht te nemen eisen van transparantie, objectiviteit en non-discriminatie, alsmede de eisen van proportionaliteit en evenredigheid (geen grotere beperkingen dan noodzakelijk voor het te bereiken doel) voldaan is.
Waar het de te bestellen transparantie betreft kan naar het oordeel van de commissie de vraag worden gesteld of die met de nogal vage criteria die thans zijn geformuleerd wordt bereikt, hetgeen ook gevolgen kan hebben voor de te verlenen vergunningen c.q. weigeringen en de daaraan ten grondslag te leggen motivering (objectiviteit, verbod van willekeur).
De commissie geeft in overweging daar waar voorzienbaar is dat bij de beoordeling van de aanvragen nadere normen zullen worden gehanteerd voor het antwoord op de advies onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets Pagina 11 documentnummer 02022003/04 versie 3 februari 2003


Adviesrapport Onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets

vraag of aan de thans vage criteria wordt voldaan, die nadere normen thans te preciseren en in de onderhavige regeling neer te leggen. Daarmee wordt de transparantie (vooraf) en later ook de objectiviteit van de besluitvorming gediend. De commissie ziet een aantal mogelijkheden voor het bieden van meer transparantie in de te hanteren criteria, die hieronder zullen worden aangegeven. Daarbij past een opmerking over de voorgestelde wijze van scoring.
De ontwerpregeling geeft aan dat in de programmatische toets en in de bedrijfsplantoets het eindoordeel gegeven wordt met een plus (`goed') of een nul (`voldoende'). Naar de mening van de commissie valt niet op voorhand uit te sluiten dat er geen aanvragen zullen zijn die (ofwel programmatisch, ofwel qua bedrijfsplan) niet anders dan met een onvoldoende gekwalificeerd kunnen worden. De commissie beveelt dan ook aan in de regeling op te nemen dat ook een min (`onvoldoende') gegeven kan worden, met als betekenis dat de betreffende bieding niet voor vergunningverlening in aanmerking komt.
Hierna zullen eerst enige opmerkingen over de programmatisch/inhoudelijke toetsing worden gemaakt, daarna over de bedrijfsplan toetsing en tot slot over de werkwijze en planning.
3.1 Opmerkingen over programmatisch/inhoudelijke toetsing Bij de programmatische toetsing voor de geclausuleerde landelijke radio-omroep en de niet-landelijke radio-omroep wordt getoetst `in hoeverre de aanvrager meer biedt dan hetgeen voor de kavel is voorgeschreven' conform de desbetreffende artikelen in de ontwerpregeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003. Dit criterium wordt in de toelichting daarop uitgewerkt; het gaat om procentueel meer uitzendtijd van een bepaalde categorie waarvoor een minimum is voorgeschreven, respectievelijk uitzendingen van een bepaalde categorie buiten de voorgeschreven uren, of om minder uitzendtijd waarvoor een maximum is voorgeschreven.
De commissie geeft in overweging om de in de toelichting genoemde punten meer uit te werken in de vorm van meetbare criteria, deze te voorzien van een normering per criterium, vervolgens van een wegingsmodel tussen de criteria (waar er meerdere criteria toegepast worden), en vervolgens van een objectieve methode om tot een eindoordeel (min, nul, plus) te komen.
Op deze wijze kan ook het probleem ondervangen worden dat artikel 28 respectievelijk artikel 30 ertoe leidt dat slechts één aanbieder een plus kan scoren ­ immers, er is sprake van `.. in hoeverre de aanvrager programmatisch meer biedt ...', waarmee, gelet op het bepaalde in artikel 29, zesde lid, feitelijk de toets op het bedrijfsplan geen betekenis meer zou hebben. De commissie acht het van belang dat naast de programmatische toets ook de bedrijfsplantoets van betekenis is. Voorzover de bedoeling zou voorliggen naast bovenstaande kwantificerende beoordeling van zendtijden, ook oordeelsvorming over de aard van de programmering, respectievelijk van de beoogde doelgroep te voltrekken, dan dienen in de onderhavige regeling nadere objectieve criteria te worden gegeven aangaande het gewicht dat aan de daarbij betrokken sociaal-culturele aspecten dient te worden advies onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets Pagina 12 documentnummer 02022003/04 versie 3 februari 2003


Adviesrapport Onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets

toegekend. Dit geldt voor alle geclausuleerde FM-kavels en AM-kavels. Terzijde merkt de commissie nog op dat waar het gaat om een eventuele toewijzing van een vergunning op grond van programmatische voornemens, waarbij meer dan het voorgeschreven minimum aan Nederlands- of Friestalige programma's in het vooruitzicht worden gesteld, en waarbij dus andere aanvragers om die reden de vergunning wordt geweigerd, de vraag kan worden gesteld of dit zich laat rijmen met het Europese recht.
3.2 Opmerkingen over bedrijfsplantoetsing
Bij de bedrijfsplantoets in alle vier de kavelcategorieën worden drie criteria genoemd: samenhang, realiteitsgehalte en financiële haalbaarheid, welke als nevengeschikt worden gepresenteerd. Naar het oordeel van de commissie is er echter geen sprake van nevenschikking. In de context van de met de vergelijkende toets van het bedrijfsplan beoogde doelstelling dient het criterium `financiële haalbaarheid' te prevaleren waarbij de beide andere criteria ­ samenhang en realiteitsgehalte ­ het karakter hebben van ondersteuning van het criterium financiële haalbaarheid. Immers, het primaire publieke belang daarbij is te beoordelen of de aanvrager na toewijzing gedurende de gehele concessieperiode van zijn vergunning gebruik zal kunnen maken. Daarmee wordt het doel gediend zoveel mogelijk te waarborgen c.q. te verzekeren dat de (schaarse) frequentieruimte niet ongebruikt wordt gelaten dan wel te voorkomen dat tussentijds weer tot een herverdeling moet worden overgegaan. Indachtig die doelstelling zal dan ook bij de beoordeling van het bedrijfsplan de nadruk komen te liggen op de inschatting c.q. de beoordeling van de financiële haalbaarheid van de bieding. In dit verband verdient het aanbeveling in de regeling tot uitdrukking te brengen dat het bedrijfsplan over de betrokken periode van 8 jaar een positief financieel resultaat moet inhouden.
De commissie adviseert om aan de aanvragers de onderlinge verhouding tussen de drie criteria duidelijk te maken, waarbij het criterium `financiële haalbaarheid' doorslaggevend is en in hoofdzaak ziet op `de te verwachten netto omzet en kosten' en op `de financieringsbehoefte van het plan met inbegrip van het financiële bod en de wijze waarop daarin voorzien wordt'.
Het is noodzakelijk dat de beoordeling van bedrijfsplannen vanuit verschillende invalshoeken zal plaatsvinden. De commissie acht het daartoe wenselijk dat zij bij de beoordeling van de bedrijfsplannen onafhankelijke deskundigen kan betrekken. Het betreft uiteenlopende expertises zoals kennis van de betrokken sector en financierings- en bedrijfseconomische expertise.
Overigens adviseert de commissie om ten aanzien van de beoordeling van de bedrijfseconomische onderbouwing van de aanvragen voor de AM kavels wel de mogelijkheid te bieden een onderbouwing toe te laten welke gebaseerd is op de combinatie van kavels in deze categorie. Dit laatste om recht te doen aan de economische realiteit in dit frequentiegebied.
advies onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets Pagina 13 documentnummer 02022003/04 versie 3 februari 2003


Adviesrapport Onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets

3.3 Opmerkingen over werkwijze
Om tot een tijdig en goed verdelingsresultaat te komen is een goede werkwijze van groot belang. De commissie heeft daarom aandacht geschonken aan de vele aspecten daarvan. De commissie komt daarbij tot de conclusie dat er op bepaalde aspecten van de voorgestelde werkwijze aanpassingen ten opzichte van de ontwerpregeling nodig zijn om te voldoen aan de eerder genoemde algemene doelstellingen.
Achtereenvolgens zullen de volgende aspecten van de werkwijze worden behandeld S Taken en verantwoordelijkheden van partijen in het toetsingsproces S Beperkingen welke worden gesteld aan de combinaties van biedingen S De interactie tussen beoordelaars en aanvragers S De volgorde van toetsing
3.3.1 Taken en verantwoordelijkheden van partijen in het toetsingsproces In het toetsingsproces is sprake van een aantal elkaar opvolgende fasen. Hierbij stelt de commissie vast dat niet de commissie maar het departement de aanvragen ontvangt waardoor de overdracht tussen beide moet worden geregeld. De commissie verwacht dat het departement tijdig zijn oordeel over ontvankelijkheid van de betrokken aanvragen aan de commissie voorlegt. Met tijdig bedoelt de commissie in dit geval minstens 3 weken voordat zij geacht wordt haar uiteindelijke advies aan de Staatssecretaris te geven. De noodzakelijk geachte tijd voor het uitvoeren van een eventueel bodproces en de hierbij aansluitende besluitvorming alsmede het verlenen van de uiteindelijke vergunningen brengt mee dat de commissie voornemens is haar uiteindelijk advies uiterlijk 23 mei 2003 ter beschikking van de Staatssecretaris te stellen.
Ten aanzien van het tijdig beschikbaar stellen van de aanvragen gaat de commissie uit van de eerder in de Staatscourant gepubliceerde informatie dat de aanvraagprocedure uiterlijk 31 maart 2003 een aanvang zal nemen. De commissie verwacht ten minste een doorlooptijd van 7 weken nodig te hebben voor het uitvoeren van de vergelijkende toets. Dit brengt mee dat het departement uiterlijk 4 april 2003 voor de aanlevering dient zorg te dragen.
De commissie gaat er vanuit dat haar adviezen openbaar zullen zijn. Bij het uitvoeren van de vergelijkende toets zal de commissie gebruik maken van externe deskundigen. Deze deskundigen zullen conform haar opdracht en onder haar verantwoordelijkheid dienen te opereren.
Ten aanzien van de fase die leidt tot de vaststelling van het toetsplan realiseert de commissie zich dat zij, na het uitbrengen van het onderhavige advies, zich terughoudend dient op te stellen zodat de regering en Tweede Kamer nog met aanvullende opmerkingen en keuzes kunnen komen aangaande het toetsplan en de daarbij betrokken werkwijze. De commissie behoudt zich wel haar eigen verantwoordelijkheid voor. Zij zal dan ook het uitvoeren van de vergelijkende toets slechts op zich kunnen nemen indien zij zich kan verenigen met de dan vastgestelde advies onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets Pagina 14 documentnummer 02022003/04 versie 3 februari 2003


Adviesrapport Onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets

ministeriële regelingen aangaande het toetsplan.
Tenslotte constateert de commissie dat aan het vraagstuk van de verdeling van radiofrequenties voor commerciële omroep belangrijke mededingingsrechtelijke aspecten (kunnen) kleven. De commissie geeft in overweging tijdig het advies van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit en/of het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit over de thans voorliggende regelingen in te winnen.
3.3.2 Beperkingen welke worden gesteld aan de combinatie van biedingen De commissie heeft vastgesteld dat de voorgestelde conceptregeling ten aanzien van het aanvragen voor specifieke kavels een aantal beperkende regels kent. Deze regels komen deels voort uit eerdere uitspraken van de Tweede Kamer en zijn deels toevoegingen van andere oorsprong. Na bestudering van deze beperkende regels merkt de commissie op dat enerzijds zij een aantal beperkingen als een gegeven beschouwt dat zich niet voor haar beoordeling leent en dat anderzijds een aantal beperkingen kan leiden tot ongewenste resultaten en daarom heroverweging verdient. Beperkingsregels welke de commissie als gegeven beschouwt. Zonder uitputtend te willen zijn merkt de commissie ten minste de volgende beperkende regels als een vast gegeven aan:

- Een aanvrager mag maximaal 2 landelijke kavels verwerven waarvan er dan minstens 1 ongeclausuleerd moet zijn.

- Een aanvrager moet binnen de FM frequenties kiezen voor ofwel landelijke ofwel regionale kavels
Beperkingsregels waarbij heroverweging wordt aanbevolen Bij bestudering van de voorliggende conceptregeling heeft de commissie geconstateerd dat de regeling op een aantal punten regels stelt welke onnodig beperkend zijn voor de aanvragers dan wel tot onvoldoende duidelijkheid leiden voor het verdelingsproces.
Achtereenvolgens zal de commissie hier de volgende onderwerpen behandelen: 1 De beperkingen ten aanzien van het bieden op meerdere kavels in dezelfde landelijke FM categorie;
2 De beperkingen ten aanzien van het bieden op kavels in de niet-landelijke FM categorie;
3 Het ontbreken van een voorziening als kavels niet worden verdeeld. 1 Beperkingen ten aanzien van het bieden op meerdere kavels in dezelfde landelijke FM categorie
De commissie stelt vast dat de conceptregeling tegenhoudt dat meer dan 1 kavel in elke van de landelijke FM kavelcategorieën wordt verworven. Zoals hierboven aangegeven beschouwt de commissie dit uitgangspunt als een gegeven. Het bevreemdt de commissie echter dat een aanvrager slechts op 1 kavel in een landelijke FM categorie mag bieden. De commissie ziet dit als een onnodige beperking van de handelingsvrijheid van de aanvrager aangezien advies onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets Pagina 15 documentnummer 02022003/04 versie 3 februari 2003


Adviesrapport Onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets

niet goed valt in te zien waarom een aanvrager voor het geval zijn primaire aanvrage voor een geclausuleerde kavel niet wordt gehonoreerd, niet subsidiair mee zou mogen dingen naar een andere geclausuleerde kavel. De commissie adviseert deze onnodige beperking op te heffen. 2 De beperkingen ten aanzien van het bieden op kavels in de niet-landelijke FM categorie
De commissie constateert dat de voorgestelde regels inhouden dat de biedingen per kavel worden beoordeeld en dat er met de complementariteiten tussen de kavels geen rekening wordt gehouden. Een bieder kan hierbij, vanwege zijn of haar regionale focus, slechts belangstelling hebben voor een specifieke combinatie van kavels maar is tevens gedwongen op elk van deze kavels uit dit pakket afzonderlijk te bieden. Hierbij is er per kavel sprake van een andere concurrentiemogelijkheid. Het resultaat kan derhalve een versnipperde uitkomst opleveren. Daarnaast creëert het toepassen van de voorgestelde regels een grote mate van complexiteit voor de aanvragers omdat zij bij hunaanvragen rekening moeten houden met een groot aantal varianten
De commissie geeft in overweging in deze regeling te motiveren waarom gekozen is voor het uitsluiten van pakketbeoordelingen. De commissie constateert tevens dat in artikel 18, zevende lid, van de ontwerpregeling sprake is van het stellen van eisen aan de aanvragende marktpartijen. De commissie vraagt zich of de eis "in Nederland", zoals in dit artikellid toegevoegd, wel te rijmen is met het Europese recht. 3 Een voorziening voor het geval dat kavels niet worden verdeeld In de uitwerking van de beperkingregels constateert de commissie dat er een (theoretische) kans aanwezig is dat kavels in met name de niet-landelijke FM en AM categorieën na afloop van het proces niet zijn toebedeeld. Dit kan zelfs het geval zijn indien zich wel aanbieders hebben gemeld voor een dergelijke kavel. De commissie stelt voor te regelen dat de niet toebedeelde kavels in een volgende frequentieverdelingsronde worden toebedeeld. advies onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets Pagina 16 documentnummer 02022003/04 versie 3 februari 2003


Adviesrapport Onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets

3.3.3 Vraag- en antwoordprocedure
De commissie constateert dat er sprake is van een complex toetsingsproces in een nieuw regelingsgebied, dat ook nog onder hoge tijdsdruk zorgvuldig moet worden uitgevoerd. Gelet hierop komt het de commissie belangrijk voor dat aanvragers voldoende mogelijkheid krijgen tot het stellen van vragen welke betrekking hebben op de inhoud van de hier betrokken regelingen, de inhoud in het aanvraagdocument danwel op de werkwijze tijdens de indien- en toetsing- en eventuele bodfase. Ook de procedure inzake de verstrekking van vergunningen zou onderwerp van dergelijke vragen kunnen zijn. De commissie raadt dan ook aan een vraag- en antwoordprocedure te regelen.
3.3.4 Volgorde van toetsing
De commissie stelt vast dat de beschikbare tijd voor het uitvoeren van de vergelijkende toets beperkt is. Daarnaast stelt zij vast dat de regeling het vrijvallen van een geclausuleerde kavel voor de landelijke FM naar de ongeclausuleerde kavelcategorie voor de landelijke FM mogelijk maakt. De commissie stelt dan ook voor dat bij de toetsing de hierna te noemen volgorde wordt aangehouden:
1 de beoordeling van de geclausuleerde landelijke FM kavels 2 de beoordeling van de ongeclausuleerde landelijke FM kavels 3 de beoordeling van de niet-landelijke FM kavels 4 de beoordeling van de AM kavels
3.4 Opmerkingen over planning
Zoals al eerder aangegeven is de tijd welke nog rest tot het voorziene moment van vergunningverlening beperkt.
De commissie begrijpt dat op dit moment rekening gehouden moet worden met een streefdatum van 1 juni 2003 om dit proces van vergunningverlening af te ronden. De commissie wil evenwel haar bezorgdheid uitspreken over de voorgestelde planning.
In deze planning is er voor een aantal opeenvolgende stappen slechts weinig tijd beschikbaar voor:

- de standpuntbepaling van de regering inzake het advies van de commissie;
- de standpuntbepaling van de Tweede Kamer inzake het advies van de commissie inclusief het standpunt van de regering hieromtrent;
- het voldoende tijdig publiceren van de uiteindelijke regeling en het starten van de aanvraagprocedure;

- het tijdig beoordelen van de ontvankelijkheid van de aanvragen. Bovengenoemde stappen vallen buiten de invloedssfeer van de commissie maar zijn wel van invloed op de totale doorlooptijd van het verdelingsproces. advies onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets Pagina 17 documentnummer 02022003/04 versie 3 februari 2003


Adviesrapport Onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets

Daarnaast constateert de commissie dat het op dit moment nog onduidelijk is hoeveel aanvragers zich zullen melden. Dit betekent dat de bijbehorende werklast op dit moment ook nog niet kan worden voorzien. De commissie raadt dan ook alle in het verdelingsproces betrokken partijen aan in hun planning eerder uit te gaan van een groot aantal aanvragen dan van een gering aantal daarvan. De commissie constateert dat zij op dit moment nog geen inzicht heeft in de mogelijke wijzigingen welke de regering en Tweede Kamer wensen aan te brengen in de nu voorliggende ontwerpregelingen. Deze onduidelijkheid maakt het eveneens onmogelijk voor de commissie haar inspanningen goed in te plannen. Daarnaast kan de commissie er zich op dit moment geen oordeel over vormen of de eventuele aanpassingen in toetsing en werkwijze kunnen leiden tot een situatie die het naar het oordeel van de commissie onmogelijk maakt de haar gevraagde taak met de nodige zorgvuldigheid binnen de beschikbare tijd uit te voeren. Zoals hiervoor aangegeven is de commissie ten aanzien van dit punt van mening dat zij misschien zal moeten komen tot een tussentijds oordeel over de haalbaarheid van het voorliggende plan na de besluitvorming van de Tweede Kamer en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
De commissie gaat er vanuit dat haar adviestaak eindigt met het overhandigen van de adviezen aan de bevoegde bewindspersoon op uiterlijk 23 mei 2003. Terzijde veroorlooft de commissie zich nog de opmerking dat bij eerder genoemde voorziening van de Voorzieningenrechter te Rotterdam d.d. 11 oktober 2002 is bepaald dat de bedoelde vergunningen op 1 juni 2003 in gebruik worden gegeven, zodat op die datum niet alleen de vergunningen moeten zijn verleend maar de daarbij behorende frequenties ook gebruikt moeten kunnen worden.

advies onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets Pagina 18 documentnummer 02022003/04 versie 3 februari 2003


Adviesrapport Onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets

4. Eenmalig gesloten bodsysteem
De commissie is gevraagd een inventarisatie op te stellen van de voor- en nadelen van een eenmalig gesloten bodsysteem binnen het kader van een vergelijkende toets. Met een dergelijk systeem worden de volgende doelen nagestreefd:
- Het voorkomt dat na een gelijke uitkomst van de vergelijkende toets moet worden geloot;

- Het biedt voor de aanvragers een aanvullende mogelijkheid aan te geven welke waarde zij geven aan de vergunning voor een specifieke kavel;
- Het maakt het mogelijk een door de markt te bepalen economische opbrengst te genereren voor vergunningverlener.
In dit hoofdstuk worden de voor- en nadelen aangegeven van de in de ontwerpregeling opgenomen werkwijze van het eenmalig gesloten bodsysteem. 4.1 Voordelen
Het gekozen eenmalig gesloten bodsysteem van het type first price sealed bid heeft de volgende voordelen.
Waarborgen pluraliteit van aanbieders
Een belangrijke doelstelling van de vergelijkende toets ter verdeling van de etherfrequenties voor commerciële radio is het waarborgen van de diversiteit van aanbieders, ook wel pluraliteit genoemd. Daarbij dient ook rekening gehouden te worden met de belangen van nieuwkomers. In het huidige radiolandschap bestaat een asymmetrieprobleem; er zijn partijen met veel ervaring, en er zijn nieuwkomers met weinig ervaring die nog geen format of businesscase hebben gerealiseerd. Een eenmalig gesloten bodsysteem komt tegemoet aan deze asymmetrie. Door middel van een financieel bod krijgen nieuwkomers een kans de achterstand in de vergelijking met reeds gevestigde partijen te compenseren. Hogere opbrengst
Bij een eenmalig gesloten bodsysteem hebben bieders maar één mogelijkheid om een financieel bod te doen. Indien een bieder een kavel graag wil hebben, zal hij een hoog bod doen om meer kans te maken op de kavel dan de concurrenten. Ter vergelijking: bij een meerronden veilig zal een partij starten met een laag bod omdat hij immers de kans krijgt om over een hoger tegenbod van een concurrent heen te bieden. Omdat deze mogelijkheid bij een eenmalig gesloten bodsysteem niet aanwezig is, en om het risico een kavel niet te krijgen te minimaliseren, zal een bieder een relatief hoog bod doen. Dit resulteert in een hogere opbrengst.
Minder gevoelig voor strategisch gedrag (collusie) advies onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets Pagina 19 documentnummer 02022003/04 versie 3 februari 2003


Adviesrapport Onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets

Een eenmalig gesloten bodsysteem is minder gevoelig voor strategisch gedrag van deelnemende partijen. Er is minder kans op collusie (samenspanning tussen deelnemers). Partijen hebben geen zicht op elkaars strategieën. Partijen kunnen niet reageren op elkaars bod, zodat het afgeven van signalen niet mogelijk is (bijvoorbeeld om te komen tot joint venture afspraken). Wanneer deelnemers hun biedgedrag onderling afstemmen gaat dit ten koste van de efficiëntie van het biedproces. Bij een eenmalig gesloten bodsysteem wordt dit risico ingeperkt. Lagere operationele kosten voor deelnemers
Een eenmalig gesloten bodsysteem is voor alle deelnemende partijen goedkoper dan een open veiling. Immers partijen moeten dan op een bepaalde locatie bij elkaar komen (tenzij wordt gekozen voor een internetvariant). Ook voor de overheid zijn de uitvoeringskosten lager.
4.2 Nadelen
Een eenmalig gesloten bodsysteem van het type first price sealed bid heeft de volgende nadelen.
Winner's curse
Partijen hebben bij een eenmalig gesloten bod er geen zicht op welke partijen nog meer meedingen. Een bedrijfseconomisch gerechtvaardigde prijs is in een eenmalig gesloten bodsysteem lastig uit te brengen. Dit kan tot grote inefficiënties en tot faillissementen leiden. Als een partij niet zeker is dat hij zal winnen door zijn bedrijfsplan, zal die partij een hoog bod bijvoegen om er zo meer zeker van te zijn dat hij de frequentie krijgt. Er is geen informatie over biedgedrag van anderen en een eenmalig bodsysteem biedt grote onzekerheid. In een open veiling kunnen bieders wel informatie halen uit biedgedrag van anderen over de waarde van de licentie. Bieders lopen dan minder snel kans dat ze overbieden en `teveel' betalen voor de licentie (de zogenaamde winner's curse).
Externaliteitenprobleem
In een eenmalig gesloten bodsysteem hebben partijen geen zicht op wie er nog meer mee doen. Dit is van belang wanneer de waarde van een bepaalde licentie voor een partij in een belangrijke mate afhankelijk is van de identiteit van de andere winnaars (externaliteitenprobleem). Het is daarom voor partijen bijna ondoenlijk een `goed' bod uit te brengen (omdat de waarde van een kavel afhangt van iets wat op het moment van uitbrengen van het bod nog onbekend is). In een open veiling daarentegen hebben de partijen veel meer zicht op wie er zich nog in de veiling bevinden. Voor partijen is het daarom in een eenmalig gesloten bodsysteem moeilijk een efficiënt bod te doen.
Nadelige gevolgen van asymmetrie
In een eenmalig gesloten bodsysteem kunnen inefficiënties voorkomen als asymmetrische spelers participeren. Een rationeel zwakkere speler biedt agressiever dan in een symmetrische relatie het geval is en een rationeel sterke speler zal minder agressief bieden. Dit valt ook hier aan te nemen: er zijn partijen in de markt met veel advies onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets Pagina 20 documentnummer 02022003/04 versie 3 februari 2003


Adviesrapport Onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets

ervaring en relatieve nieuwkomers die nog geen format of businesscase hebben gerealiseerd. Er is dus asymmetrie met betrekking tot kennis en ervaring en er is ook asymmetrie met betrekking tot financiële middelen van partijen. Het risico van overbieden is zeker bij nieuwkomers niet denkbeeldig hetgeen afbreuk zou doen aan de doelstellingen van de vergelijkende toets, in het bijzonder van het bedrijfsplan.

advies onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets Pagina 21 documentnummer 02022003/04 versie 3 februari 2003


Adviesrapport Onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets

5. Diverse opmerkingen
De Commissie heeft tot slot nog de volgende opmerkingen: Bekendmaking financieel bod als verdelingsinstrument De commissie wijst erop dat de Voorzieningenrechter te Rotterdam bij zijn uitspraak d.d. 20 januari 2003 (onder nummer VTELEC 03/66 MESK) heeft overwogen dat de Staatssecretaris van Economische Zaken bij zijn zogenaamde Bekendmakingsbesluit d.d. 24 december 2002 geen volledig gevolg heeft gegeven aan eerdere uitspraken door bij het Bekendmakingsbesluit na te laten zowel de ingangsdatum van een vergunning als de looptijd daarvan te vermelden, op grond waarvan de Voorzieningenrechter de voorlopige voorziening heeft getroffen te bepalen dat de in de bekendmaking van 24 december 2002 bedoelde vergunningen met ingang van 1 juni 2003 in gebruik dienen te worden gegeven voor een periode van 8 jaar. In dit verband vraagt de commissie zich af of in genoemd Bekendmakingsbesluit (onder § 4.) ook niet vermeld had dienen te worden dat bij de vergelijkende toets tevens een financieel bod als verdelingsinstrument aan de orde is. Over een verplichting tot zodanige vermelding kan gelet op het in artikel 3, eerste lid, van het Frequentiebesluit en artikel 3.3., vierde lid, van de Telecommunicatiewet verschillend worden gedacht. Bij een bevestigende beantwoording zou het Bekendmakingsbesluit d.d. 24 december 2002 een gebrek vertonen dat nog dient te worden hersteld, zoals het geval is met de eerder door de Voorzieningenrechter geconstateerde gebreken. In dit kader wijst de commissie ook nog op het bepaalde in artikel 3.3a van de Telecommunicatiewet.
In ieder geval valt op dat in artikel 1 van de ontwerpregeling aanvraag en vergelijkende toets ook geen bepaling van het begrip "financieel bod" voorkomt. De commissie suggereert dit verzuim te herstellen, mede gelet op het gewicht dat daaraan toekomt, in verband met het bepaalde in artikel 11, artikel 27, vierde en vijfde lid, artikel 29, vierde en vijfde lid, en artikel 41, eerste lid van de regeling. Binding aan aanvrage
De commissie adviseert in de regeling tot uitdrukking te brengen dat de aanvrager aan de inhoud van zijn aanvraag, in het bijzonder waar het zijn programmatische voornemens betreft, gebonden zal worden bij wege van voorschrift bij de vergunning. Gelieerdheid
De commissie vraagt zich af of er uitvoering is gegeven aan paragraaf 7 (Gelieerdheid) van het Bekendmakingsbesluit, waar het gaat om een afzonderlijke mededeling over het toetsingskader voor de beoordeling van gelieerdheid. advies onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets Pagina 22 documentnummer 02022003/04 versie 3 februari 2003


Onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets

Bijlagen

A Ontwerpregelingen
B Overzicht Schriftelijke Reacties

Bijlage A; ontwerpregelingen bij advies onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets Pagina23 documentnr 02022003/04 versie 3 februari 2003


Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

van .. ......... ...., nr. MLB/JZ/2001/.. ....., inzake aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep (Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad; Gelet op artikel 82e van de Mediawet, en artikel 53c, tweede lid, van het Mediabesluit;
B E S L U I T:
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder demografisch bereik: het demografisch bereik, bedoeld in artikel 1, onderdeel q, van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets commerciële radio-omroep 2003. Artikel 2
1. De frequentieruimte in de FM-band, aangewezen in het tweede lid, wordt slechts gebruikt voor het uitzenden van radioprogramma`s van commerciële omroepinstellingen, die overwegend bestaan uit nieuws, actualiteiten en informatie, gericht op de Nederlandse samenleving. Een radioprogramma wordt aangemerkt als een radioprogramma, bedoeld in de vorige volzin, indien:
a. het radioprogramma tussen 07.00 uur en 19.00 uur ten minste 50 procent van de gebruikte zendtijd in die uren nieuws, actualiteiten en informatie bevat; en
b. in het radioprogramma tussen 07.00 uur en 23.00 uur ten minste eenmaal per uur op het hele uur en tussen 23.00 uur en 07.00 uur ten minste eenmaal per twee uur op het hele uur een programmaonderdeel bestaande uit nieuws is opgenomen.
2. Als frequentieruimte, bedoeld in het eerste lid, wordt aangewezen: de


frequentieruimte in kavel A4, bedoeld in tabel 2 van bijlage 1 van de

Regeling aanvraag en vergelijkende toets commerciële radio-omroep 2003. 3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt bij de vaststelling van de hoeveelheid gebruikte zendtijd de zendtijd besteed aan reclameboodschappen buiten beschouwing gelaten. 4. Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing indien met toepassing van artikel 2, derde lid, van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets commerciële radio-omroep 2003, de in het tweede lid bedoelde frequentieruimte wordt bestemd voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep.
Artikel 3
1. De frequentieruimte in de FM-band, aangewezen in het tweede lid, wordt slechts gebruikt voor het uitzenden van een radioprogramma van een commerciële omroepinstelling, dat overwegend bestaat uit Nederlandstalige muziek. Een radioprogramma wordt aangemerkt als een radioprogramma, bedoeld in de vorige volzin, indien: a. het radioprogramma tussen 07.00 uur en 19.00 uur ten minste 50 procent van de gebruikte zendtijd in die uren muziek van Europese producties bevat;
b. ten minste 50 procent van de muziek, bedoeld in onderdeel a, Nederlandstalige muziek betreft; en
c. ten minste 50 procent van de muziek, bedoeld in onderdeel b, muziek betreft van muziekproducties die niet langer dan één jaar geleden zijn uitgebracht.
2. Als frequentieruimte, bedoeld in het eerste lid, wordt aangewezen: de frequentieruimte in kavel A9, bedoeld in tabel 2 van bijlage 1 van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets commerciële radio-omroep 2003. 3. Voor de toepassing van het eerste lid worden als Europese producties aangemerkt muziekproducties die met overeenkomstige toepassing van de criteria van artikel 6 van de Europese richtlijn als Europese productie kunnen worden aangemerkt.
4. Voor de toepassing van het eerste lid wordt bij de vaststelling van de hoeveelheid gebruikte zendtijd de zendtijd besteed aan reclameboodschappen en nieuws buiten beschouwing gelaten. 5. Het eerste tot en met vierde lid zijn niet van toepassing indien met toepassing van artikel 2, derde lid, van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets commerciële radio-omroep 2003, de in het tweede lid bedoelde frequentieruimte wordt bestemd voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep.
C:\Program Files\Adobe\Acrobat 4.0\PDF Output\bijlage A1 toets 2 230103.doc


Artikel 4

1. De frequentieruimte in de FM-band, aangewezen in het tweede lid, wordt slechts gebruikt voor het uitzenden van radioprogramma's van commerciële omroepinstellingen, die overwegend bestaan uit klassieke muziek, moderne klassieke muziek daaronder begrepen, of jazzmuziek. Een radioprogramma wordt aangemerkt als een radioprogramma, bedoeld in de vorige volzin, indien het radioprogramma tussen 07.00 uur en 19.00 uur ten minste 50 procent van de gebruikte zendtijd in die uren klassieke muziek, moderne klassieke muziek daaronder begrepen, of jazzmuziek bevat. 2. Als frequentieruimte, bedoeld in het eerste lid, wordt aangewezen: de frequentieruimte in kavel A8, bedoeld in tabel 2 van bijlage 1 van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets commerciële radio-omroep 2003. 3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt bij de vaststelling van de hoeveelheid gebruikte zendtijd de zendtijd besteed aan reclameboodschappen en nieuws buiten beschouwing gelaten. 4. Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing indien met toepassing van artikel 2, derde lid, van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets commerciële radio-omroep 2003, de in het tweede lid bedoelde frequentieruimte wordt bestemd voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep.
Artikel 5
1. De frequentieruimte in de FM-band, aangewezen in het tweede lid, wordt slechts gebruikt voor het uitzenden van radioprogramma's van commerciële omroepinstellingen, die overwegend bestaan uit bijzondere muziek. Een radioprogramma wordt aangemerkt als een radioprogramma, bedoeld in de vorige volzin, indien:
a. het radioprogramma tussen 07.00 uur en 19.00 uur ten minste 50 procent van de gebruikte zendtijd in die uren muziek bevat; b. het radioprogramma tussen 07.00 uur en 19.00 uur ten hoogste 50 procent van de gebruikte zendtijd in die uren muziek bevat die genoteerd staat of heeft gestaan op een van de gangbare hitlijsten voor popmuziek in Nederland, waarbij hitnoteringen van vijf jaar of langer geleden niet meetellen; en
c. het radioprogramma tussen 07.00 uur en 19.00 uur minder dan 50 procent van de gebruikte zendtijd in die uren klassieke muziek, moderne klassieke muziek daaronder begrepen, of jazzmuziek bevat. 2. Als frequentieruimte, bedoeld in het eerste lid, wordt aangewezen: de frequentieruimte in de kavel A2 (?), bedoeld in tabel 2 van bijlage 1 van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets commerciële radio-omroep C:\Program Files\Adobe\Acrobat 4.0\PDF Output\bijlage A1 toets 3 230103.doc


2003.

3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt bij de vaststelling van de hoeveelheid gebruikte zendtijd de zendtijd besteed aan reclameboodschappen en nieuws buiten beschouwing gelaten. 4. Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing indien met toepassing van artikel 2, derde lid, van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets commerciële radio-omroep 2003, de in het tweede lid bedoelde frequentieruimte wordt bestemd voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep.
Artikel 6
1. De frequentieruimte in de FM-band, aangewezen in het tweede lid, wordt slechts gebruikt voor het uitzenden van radioprogramma's van commerciële omroepinstellingen, die overwegend bestaan uit bijzondere muziek. Een radioprogramma wordt aangemerkt als een radioprogramma, bedoeld in de vorige volzin, indien:
a. het radioprogramma tussen 07.00 uur en 19.00 uur ten minste 50 procent van de gebruikte zendtijd in die uren muziek bevat; b. het radioprogramma tussen 07.00 uur en 19.00 uur ten hoogste 50 procent van de gebruikte zendtijd in die uren muziek bevat die genoteerd staat of heeft gestaan op een van de gangbare hitlijsten voor popmuziek in Nederland, en voor de overige zendtijd in die uren ten minste 20 procent muziek bevat van muziekproducties die niet langer dan één jaar geleden zijn uitgebracht; en c. het radioprogramma tussen 07.00 uur en 19.00 uur minder dan 50 procent van de gebruikte zendtijd in die uren klassieke muziek, moderne klassieke muziek daaronder begrepen, of jazzmuziek bevat. 2. Als frequentieruimte, bedoeld in het eerste lid, wordt aangewezen: de frequentieruimte in de kavel A5 (?), bedoeld in tabel 2 van bijlage 1 van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets commerciële radio-omroep 2003.
3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt bij de vaststelling van de hoeveelheid gebruikte zendtijd de zendtijd besteed aan reclameboodschappen en nieuws buiten beschouwing gelaten. 4. Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing indien met toepassing van artikel 2, derde lid, van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets commerciële radio-omroep 2003, de in het tweede lid bedoelde frequentieruimte wordt bestemd voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep.
C:\Program Files\Adobe\Acrobat 4.0\PDF Output\bijlage A1 toets 4 230103.doc


Artikel 7

1. De frequentieruimte in de FM-band, aangewezen in het tweede lid, wordt uitsluitend gebruikt voor het uitzenden van radioprogramma's die: a. tussen 07.00 uur en 19.00 uur voor ten minste 20 procent van de gebruikte zendtijd in die uren bestaan uit onderdelen, reclameboodschappen uitgezonderd, die in het bijzonder betrekking hebben op het gebied waarvoor de programma's zijn bestemd; en b. verzorgd worden door een commerciële omroepinstelling, waarvan alle door haar verzorgde en via omroepnetwerken uitgezonden programma's tezamen door niet meer dan 30 procent van het aantal inwoners van Nederland kunnen worden ontvangen.
2. Als frequentieruimte, bedoeld in het eerste lid, wordt aangewezen: de frequentieruimte in de kavels B1 tot en met B26, bedoeld in tabel 3 van bijlage 1 van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets commerciële radio-omroep 2003.
3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt bij de vaststelling van de hoeveelheid gebruikte zendtijd de zendtijd besteed aan reclameboodschappen buiten beschouwing gelaten. Artikel 8
1. In afwijking van artikel 82f, eerste lid, van de Mediawet, mag voor de uitzending via de FM-band van radioprogramma's, andere dan bedoeld in artikel 7, eerste lid, van eenzelfde commerciële omroepinstelling meer dan één FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties worden gebruikt, met dien verstande dat:
a. niet meer of andere frequentieruimte in de FM-band wordt gebruikt dan de frequentieruimte van ten hoogste twee kavels, bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets commerciële radio-omroep 2003; en
b. één van de kavels, bedoeld in onderdeel a, frequentieruimte betreft waarop artikel 2, eerste en tweede lid, artikel 3, eerste en tweede lid, artikel 4 eerste en tweede lid, artikel 5, eerste en tweede lid, of artikel 6, eerste en tweede lid, van toepassing is. 2. In afwijking van artikel 82f, eerste lid, van de Mediawet, mag voor de uitzending via de FM-band van radioprogramma's als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van eenzelfde commerciële omroepinstelling meer dan één FM- frequentie of samenstel van FM-frequenties, behorende tot de in artikel 7, tweede lid, aangewezen frequentieruimte, worden gebruikt, mits a. het demografisch bereik van de desbetreffende FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties tezamen niet meer bedraagt dan 30 C:\Program Files\Adobe\Acrobat 4.0\PDF Output\bijlage A1 toets 5 230103.doc


procent van het aantal inwoners van Nederland; en

b. het demografisch bereik van een FM-frequentie of samenstel van FM- frequenties niet voor 35 procent of meer valt binnen het demografisch bereik van een andere FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties met een groter demografisch bereik, dan wel indien dit percentage lager is dan 35 procent, niet meer dan 100.000 inwoners binnen het demografisch bereik van beide FM-frequenties of samenstellen van FM- frequenties vallen.
Artikel 9
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Artikel 10
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. De Staatssecretaris voornoemd,
mr. drs. C.H.J. van Leeuwen

C:\Program Files\Adobe\Acrobat 4.0\PDF Output\bijlage A1 toets 6 230103.doc


Toelichting

1. Algemeen

1.1. Algemene uitgangspunten verdeling radio-omroepfrequenties commerciële omroep
Het huidige kabinet heeft in het Strategisch Akkoord vastgelegd dat de langjarige verdeling van radiofrequenties voor commerciële omroep zal geschieden op basis van een vergelijkende toets aan de hand van objectieve criteria ­ waarbij het aanbod ten aanzien van de hoogte van de jaarlijkse vergoeding een belangrijke component zal zijn. Media, radio en televisie in het bijzonder, zijn in de moderne samenleving de belangrijkste middelen van algemene, publieke communicatie. Het inzicht dat het medium daarbij in hoge mate bepalend is voor de boodschap en voor de aard, toon en effecten van communicatie, is niet nieuw. De toegang en het gebruik van de omroep zet in hoge mate de toon in het sociale verkeer. Om die reden is omroep, of dit nu commercieel of publiek is, in hoge mate bepalend voor de kwaliteit en het functioneren van de samenleving. Op grond van haar verantwoordelijkheid voor het welzijn en de ontwikkeling van de samenleving is het verantwoord dat de overheid bij het uitgeven van frequenties in het algemeen belang eisen verbindt aan het gebruik van frequenties en de toewijzing niet of althans niet op beslissende wijze laat afhangen van een verdeelinstrument waarbij uitsluitend het financiële bod het onderscheidend criterium is. Een overheid moet derhalve bij de uitgifte van schaarse frequentieruimte voor commerciële omroep prealabele eisen kunnen stellen ter waarborging van bepaalde belangen. Daarbij kan ieder geval gedacht worden aan: de verscheidenheid of variatie in het aanbod, voldoende zorg voor het programma, het naleven van het programmaformat waarop de frequentie is verkregen, het te goeder trouw en integer handelen door de vergunninghouder en de pluraliteit van aanbieders.
De uitgangspunten voor de verdeling van de radiofrequenties, zoals voorzien in het Strategisch Akkoord, waren ten dele niet in overeenstemming met het Frequentiebesluit zoals dat destijds gold. Het nieuwe beleid dat de regering voor ogen staat veronderstelde derhalve wijziging van dat besluit (Stb. 2002, 467). Op grond van de uitspraak van 11 oktober 2002 van de Voorzieningenrechter in Rotterdam is het mogelijk geworden uitvoering te geven aan het voornemen om de beschikbare frequentieruimte via een vergelijkende toets uit te geven, met inachtneming van een tijdpad dat er in voorziet dat uiterlijk 1 januari 2003 de wijze van verdeling van frequentieruimte voor commerciële omroep bekendgemaakt wordt en dat de procedure van verdeling voor 1 juni 2003 afgerond dient te worden opdat de C:\Program Files\Adobe\Acrobat 4.0\PDF Output\bijlage A1 toets 7 230103.doc


nieuwe langjarige vergunningen per die datum kunnen ingaan. Bij brief van 6

december 2002 (Kamerstukken II 2002/03, 24095, nr. 109) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitgangspunten en de inrichting van de vergelijkende toets voor de uitgifte van etherfrequenties voor commerciële radiostations. Naar aanleiding van nader overleg met de Tweede Kamer heeft het kabinet bij brief van 19 december 2002 (Kamerstukken II, 2002/03, 24095, nr 114) nader aangegeven hoe, rekening houdend met de wensen vanuit de Tweede Kamer, de uitvoering van de procedure van de vergelijkende toets kan plaatsvinden. Op 24 december 2002 is in de Staatscourant een bekendmaking als bedoeld in artikel 5 van het Frequentiebesluit geplaatst van de Staatssecretaris van Economische Zaken, handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, waarin is aangegeven dat de voor commerciële radio-omroep beschikbare frequentieruimte zal worden verdeeld door middel van de procedure van een vergelijkende toets. Onderhavige regeling, gebaseerd op de artikelen 82e en 82f van de Mediawet, strekt ertoe mede invulling te geven aan het waarborgen van het belang van pluriformiteit in het programma-aanbod en verscheidenheid van programma-aanbieders.
1.2. Nadere overwegingen ten aanzien van pluriformiteit van het programma- aanbod en verscheidenheid van programma-aanbieders Belangrijk uitgangspunt bij de verdeling van schaarse frequentieruimte is het waarborgen van diversiteit, zowel wat betreft programma-aanbieders (pluraliteit) als het programma-aanbod (pluriformiteit). Pluraliteit kan worden gewaarborgd door de toegang tot de ether open te stellen voor in beginsel zo veel mogelijk verschillende programma- aanbieders. Uitgangspunt daartoe is de hoofdregel van artikel 82f van de Mediawet: eenzelfde omroepinstelling kan niet meer dan één FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties verwerven. Op deze hoofdregel worden in het kader van de uitgifte van de beschikbare frequentieruimte via onderhavige regeling in beperkte mate uitzonderingen toegestaan. Pluriformiteit kan onderscheiden worden in interne en externe pluriformiteit. Interne pluriformiteit wordt bereikt indien binnen de afzonderlijke programma's van programma-aanbieders aandacht wordt gegeven aan de veelvormigheid en veelkleurigheid van interesses en smaakvoorkeuren die uitdrukking zijn van de verscheidenheid aan maatschappelijke en culturele opvattingen en stromingen. Externe pluriformiteit wordt bereikt wanneer inhoudelijk duidelijk onderscheiden programma's (kenmerkend voor de programma-aanbieder) onversneden worden aangeboden. Pluriformiteit is dan het resultaat van de veelvormigheid en veelkleurigheid van het totale C:\Program Files\Adobe\Acrobat 4.0\PDF Output\bijlage A1 toets 8 230103.doc


aanbod van alle programma-aanbieders.

Aan de mogelijkheid om op grond van artikel 82e van de Mediawet frequentieruimte aan te wijzen en te bestemmen voor bepaalde programmacategorieën ligt het uitgangspunt van externe pluriformiteit ten grondslag. De gekozen programmacategorieën verschillen van elkaar en de daarmee vooraf gekozen inhoudelijke invulling waarborgt in ieder geval dat deze verschillende programmacategorieën vertegenwoordigd zijn in het totale programma-aanbod. Een aanpak die gericht is op het waarborgen van externe pluriformiteit is mogelijk omdat er in Nederland een relatief groot aantal frequenties of samenstellen van frequenties voor commerciële radio-omroep beschikbaar is; er is derhalve ruimte voor differentiatie vooraf. Bovendien kunnen aanbieders van radioprogramma's binnen een programmacategorie een inhoudelijk consistent, gericht en herkenbaar programma brengen en dat afstemmen op een bepaalde groep luisteraars. Dit sluit ook beter aan bij de wijze waarop mensen naar de radio luisteren en met een radiostation een bepaalde relatie opbouwen. De attractiviteit van een station zit voor grote groepen luisteraars juist in een bepaalde identiteit waarvan men verwacht dat die herkenbaar blijft.
Door het aanwijzen van frequentieruimte ten behoeve van vooraf gekozen inhoudelijke programmacategorieën intervenieert de overheid in bepaalde mate in een verder vrije markt van commerciële programma-aanbieders. Deze interventie dient om de beleidswaarde pluriformiteit, met het oog op maatschappelijke en culturele belangen, te waarborgen. Daarbij is nadrukkelijk in het oog gehouden dat de aanwijzing van programmacategorieën een rendabele exploitatie van de desbetreffende frequentieruimte mogelijk moet maken. Binnen de inhoudelijke eisen die zijn aangegeven zijn programma-aanbieders in staat om op basis van een eigen programma- en marktstrategie tot rendabele exploitatie te komen. De programmatische voorschriften die op grond van deze regeling aan de aanwijzing van de programmacategorieën zijn verbonden betreffen minimumeisen. In het kader van de vergelijkende toets kunnen aanvragers voor deze geclausuleerde frequentieruimte zich onderscheiden door daar een uitgebreidere invulling aan te geven en aldus een hogere waardering van hun aanvraag verwerven. 1.3. Uitwerking in gebruiksvoorschriften frequentieruimte Ter waarborging van de hiervoor genoemde belangen worden beperkingen en voorwaarden gesteld aan het verkrijgen van gebruiksrechten voor FM- frequentieruimte. Het gaat om de volgende beperkingen en voorwaarden: a. vijf landelijke FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties worden C:\Program Files\Adobe\Acrobat 4.0\PDF Output\bijlage A1 toets 9 230103.doc


aangewezen en bestemd voor gebruik ten behoeve van specifieke aangewezen

categorieën commerciële radioprogramma's. Het gaat daarbij om aanwijzing van frequentieruimte voor programma's die overwegend bestaan uit nieuws, actualiteiten en informatie, uit Nederlandstalige muziek, uit klassieke muziek of jazzmuziek, en uit niet tot de populaire mainstream behorende bijzondere muziek die meer gericht is op specifieke doelgroepen. b. de voor niet-landelijke commerciële radio-omroep bestemde FM- frequentieruimte wordt aangewezen voor gebruik ten behoeve van commerciële radioprogramma's, waarin regiogerichte programmering is opgenomen;
c. eenzelfde commerciële omroepinstelling kan ten hoogste twee landelijke FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties verwerven, waarvan er één is aangewezen voor de onder a genoemde programmacategorieën; d. eenzelfde commerciële omroepinstelling kan niet een landelijke FM- frequentie of samenstel van FM-frequenties gecombineerd met één of meer niet-landelijke FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties verwerven;
e. eenzelfde commerciële omroepinstelling kan meerdere niet-landelijke FM- frequenties of samenstellen van FM-frequenties verwerven, mits het demografisch bereik niet meer bedraagt dan 30% van het aantal inwoners van Nederland. Uit een oogpunt van doelmatig frequentiegebruik geldt daarbij tevens dat een combinatie niet mogelijk is indien het demografisch bereik van een kleinere niet-landelijke FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties het demografisch bereik van een andere grotere niet-landelijke FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties voor 35% of meer overlapt, dan wel indien de overlap lager is dan 35 %, meer dan 100.000 inwoners binnen het demografisch bereik van beide FM- frequenties of samenstellen van FM-frequenties vallen. Deze regeling strekt er toe op grond van artikel 82e van de Mediawet de onder a en b aangegeven aanwijzing van de frequentieruimte te regelen, alsmede om op grond van artikel 82f van de Mediawet juncto artikel 53c van het Mediabesluit, de onder c en e genoemde uitzonderingen toe te staan op de hoofdregel van artikel 82f, eerste lid, van de Mediawet. Onderdeel d volgt reeds uit de genoemde hoofdregel van artikel 82f, eerste lid, van de Mediawet.
In de Regeling aanvraag en vergelijkende toets commerciële radio- omroep 2003 zijn de algemene toegangseisen voor aanvragers voor vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte opgenomen. In het kader van voldoende zorg voor het programma wordt van alle aanvragers, zowel voor ongeclausuleerde als voor geclausuleerde frequentieruimte, gevraagd (beperkt) nieuwsuitzendingen in de programmering op te nemen en de C:\Program Files\Adobe\Acrobat 4.0\PDF Output\bijlage A1 toets 10 230103.doc


eventuele presentatie in de Nederlandse of Friese taal te doen.

1.4. Bedrijfseffecten

De landelijke commerciële omroepinstellingen die een vergunning verwerven voor het gebruik van frequentieruimte die is aangewezen voor nieuws, actualiteiten en andere informatie, Nederlandstalige muziek, klassieke muziek of jazzmuziek en niet tot de populaire mainstream behorende bijzondere muziek, nemen een aparte positie in op de markt voor commerciële radio via de ether. Zij dienen een programma te verzorgen dat voldoet aan de gestelde programmatische voorschriften. Voor zover zij zich daarmee richten op specifieke doelgroepen heeft dit betekenis voor hun positie op de advertentiemarkt. Het betreft overigens een zelfverkozen positie van de commerciële omroepinstellingen die belangstelling hebben voor het verwerven van een vergunning voor het gebruik van in deze regeling aangewezen frequentieruimte.
Uitgaande van de hoofdregel van artikel 82f van de Mediawet, die bepaalt dat eenzelfde commerciële omroepinstelling niet meer frequentieruimte mag gebruiken dan één FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties, betekenen de in deze regeling opgenomen uitzonderingen op die hoofdregel een verruiming van de exploitatiemogelijkheden, omdat het binnen grenzen wordt toegestaan dat eenzelfde commerciële omroepinstelling meer dan één FM- frequentie of samenstel van FM-frequenties gebruikt. Voor zowel de betrokken landelijk opererende commerciële radio- omroepinstellingen als de regionale commerciële radio-omroepinstellingen vloeien uit deze regeling, naast de kosten die het verzorgen van een radioprogramma dat voldoet aan de in deze regeling gestelde eisen met zich meebrengt en de reeds uit de Mediawet en de Telecommunicatiewet voortvloeiende kosten in verband met de naleving van de wettelijke bepalingen en het toezicht daarop, geen specifieke extra nalevingskosten voort.
2. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1
In deze regeling wordt gebruik gemaakt van het begrip "demografisch bereik" zoals dat is opgenomen in artikel 1, onderdeel q, van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets commerciële radio-omroep 2003. Onder demografisch bereik wordt verstaan het percentage van het aantal inwoners van Nederland dat bij benadering de uitzendingen via een etherfrequentie of een samenstel van etherfrequenties in het dekkingsgebied, berekend via de technische Zero Base-planningsnorm, kan ontvangen. In bijlage 1 van de C:\Program Files\Adobe\Acrobat 4.0\PDF Output\bijlage A1 toets 11 230103.doc


Regeling aanvraag en vergelijkende toets commerciële radio-omroep 2003 is

het demografisch bereik van de frequentieruimte in de onderscheiden kavels vermeld.

Artikelen 2 tot en met 6
In deze artikelen is voor vijf landelijke FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties de aanwijzing van frequentieruimte opgenomen voor daarbij aangegeven categorieën radioprogramma's. Deze aanwijzing is er op gericht om commerciële omroepinstellingen die categorieën van programma's uitzenden die naar hun aard, inhoud of doelgroep gericht zijn op specifieke doelgroepen met als consequentie verhoudingsgewijs lagere inkomsten of hogere kosten, tegemoet te komen en strekt aldus ter waarborging van de verscheidenheid en variatie in het aanbod. Als zodanige categorieën worden in de artikelen 2, 4, 5 en 6 aangewezen de categorieën radioprogramma's van commerciële omroepinstellingen die overwegend bestaan uit nieuws, actualiteiten en informatie, klassiek muziek of jazzmuziek, en niet tot de populaire mainstream behorende bijzondere muziek. De aanwijzing van frequentieruimte ten behoeve van deze categorieën is gebaseerd op artikel 82e, tweede lid, van de Mediawet. In artikel 3 wordt frequentieruimte aangewezen voor een Nederlandstalige zender. Deze aanwijzing is gebaseerd op artikel 82e, eerste lid, van de Mediawet.
Nieuws
De aanwijzing van FM-frequentieruimte ten behoeve van een landelijke commerciële nieuwszender komt tegemoet aan de motie Van Zuijlen c.s., (Kamerstukken II 1999/2000, 24 095, nr. 30). In artikel 2 is bepaald wanneer een radioprogramma tot deze categorie gerekend kan worden. Het gaat daarbij om daadwerkelijk aan nieuws, actualiteiten en informatie besteedde tijd.
Nederlandstalige muziek
Er is voor gekozen om FM-frequentieruimte aan te wijzen voor een programma dat overwegend bestaat uit Nederlandstalige muziek. Daarmee wordt gewaarborgd dat in het totale aanbod van commerciële radioprogramma's de Nederlandstalige muziek de nodige aandacht blijft krijgen. In artikel 3 is aangegeven wanneer een programma voldoet aan het criterium dat het programma overwegend bestaat uit Nederlandstalige muziek. In de praktijk is gebleken dat het aanhouden van een hoog percentage Nederlandstalige muziek in een radioprogramma een rendabele exploitatie in de weg kan staan. Bij bestaande commerciële radiozenders gericht op Nederlandstalige muziek heeft dat geleid tot noodzakelijke aanpassing van het programmaformat. Met het C:\Program Files\Adobe\Acrobat 4.0\PDF Output\bijlage A1 toets 12 230103.doc


oog op een rendabele exploitatie is gekozen voor een minimumpercentage

Europese muziekproducties, waarvan de helft Nederlandstalig is. Het gaat daarbij om daadwerkelijk aan Europese producties, respectievelijk Nederlandstalige muziek besteedde tijd. Het voorschrijven van een minimumpercentage uitsluitend Nederlandse producties stuit op Europeesrechtelijke bezwaren. De verwachting is echter dat een groot deel van de Europese producties kan bestaan uit Nederlandse producties. Daarmee kan tegemoet worden gekomen aan de oorspronkelijke doelstelling, namelijk bevordering van de Nederlandse muziekproductie.
Klassieke muziek of jazzmuziek
Door frequentieruimte aan te wijzen voor andere muziek dan popmuziek wordt gewaarborgd dat in het totale aanbod van commerciële radioprogramma's ook niet tot de popmuziek behorende muziek een herkenbare plaats heeft. Bij deze categorie gaat het om programma's die overwegend bestaan uit klassieke muziek, moderne klassieke muziek daaronder begrepen , en jazzmuziek, of een combinatie daarvan, hetgeen zowel in het publieke domein (Radio 4) als commerciële domein niet ongebruikelijk is. In artikel 4 is aangegeven wanneer een programma voldoet aan het criterium dat het programma overwegend bestaat uit klassieke muziek of jazzmuziek. Het gaat daarbij om daadwerkelijk aan klassieke muziek of jazzmuziek besteedde tijd. Bijzondere non-mainstream popmuziek
Bijzondere, niet tot de mainstream popmuziek behorende muziek kenmerkt zich door een sterke maatschappelijke/culturele betekenis van de muziek, die appelleert aan specifieke smaakgroepen. De muziek is uitdrukking van een specifieke muziekcultuur en muziekgemeenschap binnen de popmuziek. Programma-aanbieders in deze categorie fungeren veelal als gangmaker, herkenningspunt en anker voor een bepaalde stroming of scene en hebben daarmee en specifieke en grote relevantie voor bepaalde doelgroepen binnen de popmuziek. In het muziekaanbod ligt de nadruk op de specifieke muziek en wordt de muziekkeuze niet bepaald door de als mainstream te kenschetsen populaire hitmuziek. In de muziekkeuze wordt echter wel aansluiting gehouden bij de actuele ontwikkelingen van het muziekaanbod in de specifieke muziekstroming. Hiertoe kunnen muziekgenres als vernieuwende pop, dance, urban, indie, ethnic, en dergelijke gerekend worden. Daarnaast is er een bepaald aanbod van specifieke muziek, dat zich in het bijzonder richt op specifieke doelgroepen, doch in minder sterke mate uitdrukking is van een culturele stroming of scene. Niettemin gaat het hierbij eveneens om een duidelijk van de op actuele hits gerichte popmuziek te onderscheiden aanbod van muziek met een bijzonder profiel en herkenbare plaats in het muziekaanbod. Hiertoe kunnen bijvoorbeeld country en classic C:\Program Files\Adobe\Acrobat 4.0\PDF Output\bijlage A1 toets 13 230103.doc


rock gerekend worden.

Om het vorengenoemde aanbod in het totale programma-aanbod van commerciële radio-omroep te waarborgen en aanbieders van deze categorieën programma's een reële mogelijkheid op het verwerven van FM-frequentieruimte te bieden, worden in de artikelen 5 en 6 twee kavels bestemd. In de daar opgenomen programmavoorschriften is het bijzondere karakter van de programmering uitgedrukt in een maximumpercentage hitmuziek. Bij het kavel, aangewezen in artikel 5, is door het niet meetellen van hitmuziek van ouder dan vijf jaar, ruimte gecreëerd voor aanbod dat zich specifieker richt op "gouwe ouwe" popmuziek. Het kavel, aangewezen in artikel 6, is aangewezen voor de hiervoor genoemde categorie die zich richt op specifieke muziekculturen en scenes, waarbij recente muziek een minimumaandeel in het muziekaanbod uitmaakt. Voor de bepaling in hoeverre hitmuziek wordt uitgezonden zullen de door .... samengestelde hitlijsten, gepubliceerd in Hitdossier, als uitgangspunt worden genomen.
In artikel 2 van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets commerciële radio-omroep 2003, is de mogelijkheid opgenomen dat in de in dat artikel genoemde gevallen wordt overgegaan tot bestemming van de in de artikelen 2 tot en met 6 aangewezen frequentieruimte voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep. Alsdan zal op grond van artikel 2, vierde lid, 3, vijfde lid, en het vierde lid van de artikelen 4 tot en met 6, de aanwijzing van de desbetreffende frequentieruimte komen te vervallen.
Artikel 7
In dit artikel wordt de aanwijzing van FM-frequentieruimte ten behoeve van niet-landelijke commerciële radioprogramma's geregeld. Radioprogramma's met daarin opgenomen regiogerichte programmering en die worden verzorgd door niet-landelijk opererende commerciële omroepinstellingen, worden aangewezen als categorie radioprogramma's als bedoeld in artikel 82e, tweede lid, van de Mediawet. Daartoe is besloten om de markt voor niet-landelijke commerciële omroep tot verdere ontwikkeling te brengen. Op grond van het onderscheid dat wordt gemaakt tussen landelijke en niet-landelijke commerciële radio-omroep wordt de eis gesteld dat op de regio gerichte programmering wordt verzorgd. Daartoe is bepaald dat tussen 07.00 uur en 19.00 uur tenminste 20% van de gebruikte zendtijd moet bestaan uit programmaonderdelen die specifiek gericht zijn op het verzorgingsgebied van de regio. Uit cijfers blijkt dat de markt van niet- landelijke adverteerders, zeker op dit moment, een wezenlijk kleinere is dan de markt van landelijke adverteerders. Bovendien zullen de kosten van een dergelijke programmering, ten opzichte van landelijke populaire C:\Program Files\Adobe\Acrobat 4.0\PDF Output\bijlage A1 toets 14 230103.doc


muziekzenders, relatief hoger uitvallen.

De beoordeling van het regiokarakter van de programmering geschiedt door het Commissariaat voor de Media die daartoe richtlijnen kan opstellen, waarin wordt aangegeven wanneer programmaonderdelen geacht kunnen worden te zijn gericht op het gebied waarvoor het programma is bestemd, alsmede de wijze waarop wordt bepaald in hoeverre wordt voldaan aan de gestelde eis dat 20% van het programma bestaat uit onderdelen die in het bijzonder betrekking hebben op het gebied waarvoor het programma bestemd is. Artikel 8
Eerste lid
Voor landelijke commerciële radio-omroep via de FM-band wordt bepaald dat eenzelfde commerciële omroepinstelling ten hoogste twee landelijke FM- frequenties of samenstellen van FM-frequenties mag verwerven. Dit komt ook tegemoet aan de wens van de Tweede Kamer, neergelegd in de motie Nicolaï c.s. (Kamerstukken II 2000/01, 24 095, nr. 56), waarin de regering wordt gevraagd ter vergroting van de diversiteit van het radioaanbod het mogelijk te maken dat eenzelfde instelling maximaal twee zenders mag verwerven. Aan deze motie wordt aldus uitvoering gegeven, dat eenzelfde commerciële omroepinstelling niet meer dan twee landelijke FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties mag gebruiken, waarvan er één geclausuleerd is. In zijn advies van 1 december 2000 concludeert de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) dat er geen reden is om aan te nemen dat verwerving van meer dan één landelijke FM-frequentie of samenstel van FM- frequenties - geclausuleerde, dan wel niet-geclausuleerde - door eenzelfde instelling leidt tot het ontstaan van economische machtsposities. Uit artikel 8, eerste lid, vloeit voort dat indien door toepassing van artikel 2, derde lid, van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets commerciële radio-omroep 2003, de bestemming van frequentieruimte voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep vervalt, het niet mogelijk is de desbetreffende frequentieruimte tezamen met andere niet-geclausuleerde frequentieruimte te verwerven. Alsdan geldt immers de hoofdregel van artikel 82f, eerste lid, van de Mediawet.
Tweede lid
Ten aanzien van de niet-landelijke commerciële omroep is overwogen dat vanwege de ontwikkelingsmogelijkheden op niet-landelijk niveau, de landelijk en niet-landelijk opererende commerciële omroepinstellingen zich niet op elkaars markt dienen te bewegen en tevens dat voorkomen moet worden dat via ketenvorming op niet-landelijk niveau zodanige concentraties ontstaan dat er zich semi-landelijke netwerken ontwikkelen. Uit deze overwegingen vloeit voort dat eenzelfde omroepinstelling niet een C:\Program Files\Adobe\Acrobat 4.0\PDF Output\bijlage A1 toets 15 230103.doc


landelijke FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties tezamen met één of

meer FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties bestemd voor niet- landelijke commerciële radioprogramma's mag gebruiken. Dit volgt reeds uit de hoofdregel van artikel 82f, eerste lid, van de Mediawet, en de bepaling in artikel 8, eerste lid, van deze regeling. Het door eenzelfde instelling verwerven en gebruiken van meerdere FM-frequenties of samenstellen van FM- frequenties die bestemd zijn voor niet-landelijke commerciële radioprogramma's wordt toegestaan, zij het onder de restrictie, dat het demografisch bereik van de desbetreffende FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties tezamen niet meer bedraagt dan 30% van het aantal inwoners van Nederland, alsmede dat het demografisch bereik van een kleinere FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties het demografisch bereik van een grotere FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties niet voor 35% of meer mag overlappen, dan wel indien de overlap lager is dan 35 %, meer dan 100.000 inwoners binnen het demografisch bereik van beide FM- frequenties of samenstellen van FM-frequenties vallen. 3. Toezicht
Het Commissariaat voor de Media ziet toe op de naleving van de bepalingen van deze regeling. Bij overtreding kan aan de desbetreffende commerciële omroepinstelling een bestuurlijke boete worden opgelegd en eventueel de voor commerciële omroep verleende mediawettelijke toestemming worden ingetrokken. Het verlies van die toestemming is tevens een titel om de vergunning voor het gebruik van frequentieruimte in te trekken. Daarnaast is het niet voldoen aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 82e en 82f van de Mediawet op grond van artikel 3.7, tweede lid, onderdeel b, van de Telecommunicatiewet een zelfstandige grond om een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte in te trekken. Het toezicht in het kader van artikel 82f, eerste en tweede lid, van de Mediawet, zal geschieden aan de hand van de criteria die in artikel 53c, eerste lid, van het Mediabesluit, zijn opgenomen ter bepaling of er sprake is van eenzelfde instelling. Verwezen moge worden naar de nota van toelichting bij het besluit tot wijziging van het Mediabesluit van 29 april 1998, Stb. 274, in het bijzonder met betrekking tot onderdeel L van dat besluit. Daarin is nader toegelicht in welke situaties volgens de criteria van artikel 53c, eerste lid, onder meer sprake kan zijn van eenzelfde instelling bij onderlinge verbondenheid van twee of meer instellingen. Voor zover commerciële omroepinstellingen die een vergunning voor het gebruik van geclausuleerde FM-frequentieruimte hebben verkregen een uitgebreidere invulling aan de voorgeschreven programmering geven, vertaalt zich dat in vergunningvoorschriften. Het toezicht op de C:\Program Files\Adobe\Acrobat 4.0\PDF Output\bijlage A1 toets 16 230103.doc


vergunningvoorschriften valt formeel onder de verantwoordelijkheid van de

Minister van Economische Zaken, in het bijzonder het Agentschap Telecom. Tussen het Commissariaat voor de Media en het Agentschap zal afstemming plaatsvinden omtrent het houden van toezicht.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mr. drs. C.H.J van Leeuwen

C:\Program Files\Adobe\Acrobat 4.0\PDF Output\bijlage A1 toets 17 230103.doc


Concept 24-01-03

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, van...2003, MLB/JZ/2003/.., houdende regels inzake de aanvraag van vergunningen en de uitvoering van de vergelijkende toets voor het gebruik van frequentieruimte voor commerciële radio-omroep (Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003) DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN, Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken; Gelet op de artikelen 3.3, vijfde lid, van de Telecommunicatiewet en 4, eerste lid, 6, eerste lid, en 8, eerste lid, van het Frequentiebesluit;
BESLUIT:
§ 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 (definities)
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen; b. commerciële radio-omroep: radio-omroep als bedoeld in artikel 1, onder e, van de Mediawet door een commerciële omroepinstelling als bedoeld in artikel 1, onder dd, van die wet; c. landelijke commerciële radio-omroep: commerciële radio-omroep via FM-frequenties die betrekking heeft op het verzorgen en uitzenden van radioprogramma's, bestemd voor een landelijk publiek;
d. ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep: landelijke commerciële radio-omroep, waarvoor op grond van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio- omroep 2003 geen gebruiksvoorschriften gelden;
e. geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep: landelijke commerciële radio-omroep waarvoor op grond van de artikelen 2 tot en met 6 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 gebruiksvoorschriften gelden; f. nieuws: programmacategorie van geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep als bedoeld in artikel 2 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003; g. Nederlandstalige muziek: programmacategorie van geclausuleerde landelijke commerciële radio- omroep als bedoeld in artikel 3 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003;
h. klassieke muziek of jazz-muziek: programmacategorie van geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep als bedoeld in artikel 4 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003;
i. niet-recente bijzondere muziek: programmacategorie van geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep als bedoeld in artikel 5 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003;
j. recente bijzondere muziek: programmacategorie van geclausuleerde landelijke commerciële radio- omroep als bedoeld in artikel 6 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003;
k. niet-landelijke commerciële radio-omroep: commerciële radio-omroep via FM- frequenties die betrekking heeft op het verzorgen en uitzenden van radio-programma's waarvoor op grond van artikel 7, van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 gebruiksvoorschriften gelden;
l. commerciële radio-omroep middengolf: commerciële radio-omroep via middengolffrequenties die betrekking heeft op het verzorgen en uitzenden van radio-programma's;
---


m. aanvraag: aanvraag voor een of meer vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte ten behoeve van commerciële radio-omroep;
n. aanvrager: degene die een aanvraag doet;
o. aanvraagdocument: document als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Frequentiebesluit ten behoeve van de verdeling van frequentieruimte voor commerciële radio-omroep; p. kavel: frequentie of samenstel van frequenties, ter beschikking voor de uitvoering van een vergunning, waarvan de aanspraken op het gebruiksrecht worden toegekend door middel van de procedure van vergelijkende toets;
q. demografisch bereik: het percentage van het aantal inwoners van Nederland dat bij benadering de uitzendingen via een etherfrequentie of een samenstel van etherfrequenties in het dekkingsgebied, berekend via de technische Zero Base-planningsnorm, kan ontvangen; r. notaris: de notaris, genoemd in artikel 6, tweede lid. Artikel 2 (bestemming frequentieruimte landelijke commerciële radio-omroep) 1. De beschikbare frequentieruimte bestemd voor landelijke commerciële radio-omroep waarvoor een aanvraag voor een vergunning kan worden ingediend is beschreven in bijlage 1, tabel 1 en 2, bij deze regeling.
2. De frequentieruimte, bedoeld in het eerste lid, is verdeeld in negen kavels waarvan ten minste vier kavels bestemd zijn voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep en ten hoogste vijf kavels bestemd zijn voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep. 3. De Minister van Economische Zaken besluit in overeenstemming met de minister dat de bestemming van een kavel voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep wijzigt in een kavel bestemd voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep, indien is vastgesteld dat geen van de ingediende aanvragen op die kavel betrekking heeft, dan wel dat alle aanvragen betrekking hebbend op die kavel niet in behandeling zijn genomen of zijn afgewezen. Een dergelijk besluit wordt aan de aanvragers van landelijke commerciële radio-omroep schriftelijk medegedeeld. 4. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid kan slechts leiden tot verwerving van ten hoogste één kavel voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep en ten hoogste één kavel voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep. Artikel 3 (bestemming frequentieruimte niet-landelijke commerciële radio-omroep) 1. De beschikbare frequentieruimte voor niet-landelijke commerciële radio-omroep waarvoor een aanvraag voor een vergunning kan worden ingediend is beschreven in bijlage 1, tabel 3, bij deze regeling.
2. De frequentieruimte, bedoeld in het eerste lid, is verdeeld in zesentwintig kavels. 3. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid kan slechts leiden tot verwerving van een of meer kavels met een totaal demografisch bereik van ten hoogste 30 procent, waarbij geldt dat een combinatie van kavels niet mogelijk is indien het demografisch bereik van de kleinste kavel voor 35 procent of meer valt binnen het demografisch bereik van de andere kavel, dan wel, indien dit percentage lager is dan 35 procent, meer dan 100.000 inwoners binnen het demografisch bereik van beide kavels vallen. De combinaties van kavels die niet toegestaan zijn, zijn beschreven in bijlage 2a bij deze regeling. Artikel 4 (bestemming frequentieruimte commerciële radio-omroep middengolf) 1. De beschikbare frequentieruimte voor commerciële radio-omroep middengolf waarvoor een aanvraag voor een vergunning kan worden ingediend is beschreven in bijlage 1, tabel 4, bij deze regeling.
2. De frequentieruimte, bedoeld in het eerste lid, is verdeeld in twaalf kavels. Artikel 5 (procedure vergunningverlening)
De vergunningen voor commerciële radio-omroep worden verleend door middel van de procedure van vergelijkende toets.
§ 2 Aanvraagprocedure

---


Artikel 6 (aanvraagdocument)
1. Degene die in aanmerking wenst te komen voor een vergunning verzoekt de minister per aangetekende brief of per brief die wordt overhandigd op het in het vijfde lid genoemde adres om het beschikbaar stellen van een aanvraagdocument. Het aanvraagdocument kan worden opgevraagd met ingang van ....... 2003, 09.00 uur. Het verzoek wordt uiterlijk op ........... 2003 om 14.00 uur door de minister ontvangen. Het aanvraagdocument wordt afgehaald op het in het vijfde lid genoemde adres. Indien daar in de brief om is verzocht wordt het aanvraagdocument aangetekend toegezonden. 2. Het verzoek wordt als volgt geadresseerd:
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen p/a mr. C.A. de Zeeuw, notaris
Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn
Postbus 11756
2502 AT Den Haag
Nederland
3. Voor de beschikbaarstelling van het aanvraagdocument is een bedrag van 350 verschuldigd. Het bedrag wordt voldaan door middel van contante betaling bij het afhalen van het aanvraagdocument dan wel door middel van overboeking naar het volgende bankrekeningnummer: 22.81.75.720
t.n.v. Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn derdengelden notariaat inzake procedure vergelijkende toets radiofrequenties.
4. Beschikbaarstelling van het aanvraagdocument door overhandiging bij het afhalen dan wel door toezending geschiedt nadat het in het derde lid genoemde bedrag is voldaan. Het afhalen geschiedt op het volgende adres:
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
p/a mr. C.A. de Zeeuw, notaris
Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn
Koningin Julianaplein 30
Gebouw Babylon
Kantoren A, 5e verdieping
Den Haag
Nederland
5. Het bedrag, genoemd in het derde lid, wordt niet geretourneerd. Artikel 7 (inrichting van de aanvraag)
1. De aanvraag bevat de gegevens en bescheiden, bedoeld in bijlage 3a bij deze regeling, en wordt overeenkomstig die bijlage ingedeeld. Indien de aanvraag betrekking heeft op meer dan één kavel, worden de gegevens en bescheiden, bedoeld in bijlage 3a, voor de onderdelen IV, V, VI, dan wel VII van die bijlage per kavel verstrekt. De per kavel te verstrekken gegevens en bescheiden zijn voor ieder kavel waarop de aanvraag betrekking heeft afzonderlijk gebundeld. 2. De aanvraag geeft aan op welke specifieke kavels de aanvraag betrekking heeft. 3. De aanvraag is in de Nederlandse taal gesteld en aangeduid als het originele exemplaar. Dit exemplaar wordt ondertekend door de aanvrager.
4. De aanvraag gaat vergezeld van zeven als zodanig aangeduide afschriften. 5. Indien er verschillen bestaan tussen het originele exemplaar en de afschriften, is het originele exemplaar bindend.
6. De aanvrager informeert de minister per brief die wordt geadresseerd op de in artikel 6, tweede lid, genoemde wijze onmiddellijk over wijzigingen met betrekking tot de gegevens en bescheiden, bedoeld in het eerste lid.
7. De gegevens en bescheiden, bedoeld in het eerste lid, zijn in de Nederlandse taal gesteld. Voor zover het gegevens en bescheiden betreft die van anderen dan de aanvrager zelf afkomstig zijn en die in een andere taal zijn gesteld, gaan deze vergezeld van een Nederlandse dan wel Engelse vertaling, waarbij voor de beoordeling van de aanvraag de vertaling beslissend is. 8. Met de gegevens en bescheiden, bedoeld in het eerste lid, worden gelijkgesteld zodanige gegevens en bescheiden krachtens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
---


Artikel 8 (keuze bestemmingen)
De aanvraag geeft aan en heeft uitsluitend betrekking op : a. één of meer kavels voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep, waarbij tevens één of meer kavels voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep betrokken kunnen worden voor het geval zich een bestemmingswijziging als bedoeld in artikel 2, derde lid voordoet; b. één kavel binnen één van de volgende programmacategorieën van geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep: nieuws, dan wel Nederlandstalige muziek, dan wel klassieke muziek of jazz-muziek, dan wel recente bijzondere muziek, dan wel niet-recente bijzondere muziek; c. één of meer kavels voor niet-landelijke commerciële radio-omroep; d. één of meer kavels voor commerciële radio-omroep middengolf; e. een combinatie van a en b;
f. een combinatie van a, b, en d;
g. een combinatie van a en d;
h. een combinatie van b en d; of
i. een combinatie van c en d.
Artikel 9 (voorkeuren)
1. De aanvraag die betrekking heeft op landelijke ongeclausuleerde radio-omroep en zich daarbinnen op meer dan één kavel richt, geeft op de in het derde lid genoemde wijze per kavel aan welke voorkeur aan het verkrijgen van die kavel wordt gegeven ten opzichte van de andere kavels waarop de aanvraag betrekking heeft. De aanvraag kan bij deze opgave tevens de kavels voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep betrekken, uitsluitend voor het geval dat de bestemming van die kavels wijzigt in ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep. Bij de opgave van zijn voorkeuren maakt de aanvrager in dat geval uitsluitend gebruik van de tabel die is opgenomen in bijlage 3b bij deze regeling overeenkomstig de bij die tabel behorende instructie. 2. De aanvraag die betrekking heeft op niet-landelijke commerciële radio-omroep en zich daarbinnen op meer dan één kavel richt, geeft op de in het derde lid genoemde wijze per kavel aan welke voorkeur aan het verkrijgen van die kavel wordt gegeven ten opzichte van de andere kavels waarop de aanvraag betrekking heeft.
3. Het aangeven van de voorkeuren vindt plaats door de kavels op basis van voorkeur oplopend te nummeren, beginnend met het getal één voor de kavel waarvoor de belangstelling het grootst is. Artikel 10 (indienen aanvraag)
1. Elke aanvrager dient slechts één aanvraag in.
2. De aanvraag kan uitsluitend met ingang van ....... 2003, 9.00 uur worden ingediend, en wordt uiterlijk op ...... 2003 om 14.00 uur ontvangen.
3. Indiening van de aanvraag geschiedt uitsluitend door aflevering op het adres, genoemd in artikel 6, vierde lid.
4. In de aanvraag vermeldt de aanvrager zowel zijn post- als bezorgadres, zijn telefoonnummer, de naam van een contactpersoon en, indien hij over een fax beschikt, zijn faxnummer. 5. De minister bevestigt onverwijld schriftelijk de ontvangst van de aanvraag. Artikel 11 (financieel bod)
1. Elke aanvrager brengt op iedere kavel waarop zijn aanvraag betrekking heeft een financieel bod uit. 2. Het financieel bod komt voor iedere kavel overeen met het model in bijlage 4 van de regeling en maakt overeenkomstig de indeling van bijlage 3a deel uit van de aanvraag. 3. De aanvrager is onvoorwaardelijk en onherroepelijk aan zijn bod gebonden. § 3 Formele en materiële toets
Artikel 12 (niet in behandeling nemen van de aanvraag) Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan de eisen, gesteld in artikel 10, tweede en derde lid, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

---


Artikel 13 (herstel verzuim)
1. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan de in de artikelen 6, eerste en derde lid, 7 tot en met 9, 10, eerste en vierde lid, en 11, eerste en tweede lid gestelde eisen, stelt de minister de aanvrager gedurende vijf werkdagen in de gelegenheid dit verzuim te herstellen. 2. Indien het verzuim niet is hersteld binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.
3. In afwijking van het tweede lid wordt, indien het verzuim betrekking heeft op het niet voldoen aan artikel 10, eerste lid, door middel van loting bepaald welke aanvraag in behandeling blijft. De overige aanvragen worden niet in behandeling genomen.
Artikel 14 (in behandeling nemen aanvraag)
De Minister van Economische Zaken deelt de aanvrager zo spoedig mogelijk na de dag waarop de aanvrager op grond van artikel 10, tweede lid, de aanvraag uiterlijk kon indienen mee of de aanvraag in behandeling wordt genomen.
Artikel 15 (entiteitsvorm)
1. De aanvrager is een privaatrechtelijke rechtspersoon als bedoeld in artikel 3 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek dan wel een natuurlijk persoon. 2. Een aanvrager is geen instelling voor publieke omroep. 3. Met een privaatrechtelijke rechtspersoon naar Nederlands recht wordt gelijkgesteld het equivalent daarvan volgens het recht van een van de overige lidstaten van de Europese Unie of een van de overige lidstaten die partij zijn bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. 4. Indien de aanvrager een rechtspersoon is:
a. wordt deze beheerst door het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of een van de overige lidstaten die partij zijn bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte; en b. heeft deze zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen een van de lidstaten van de Europese Unie of een van de overige lidstaten die partij zijn bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
5. Indien de aanvrager een natuurlijk persoon is:
a. heeft deze zijn werkelijke woonplaats binnen een van de lidstaten van de Europese Unie of een van de overige lidstaten die partij zijn bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische ruimte; en
b. is deze meerderjarig.
Artikel 16 (financiële positie algemeen)
1. Ten aanzien van de financiële positie van de aanvrager worden de volgende eisen gesteld: a. de aanvrager verkeert niet in staat van faillissement; b. er is geen beslag gelegd op een of meer goederen van de aanvrager die tezamen een aanmerkelijk deel van zijn vermogen vormen.
c. indien de aanvrager een rechtspersoon is:
1°. is aan de aanvrager geen surséance van betaling verleend; 2°. verkeert de aanvrager niet in liquidatie;
d. indien de aanvrager een natuurlijk persoon is:
1°. is deze handelingsbekwaam ter zake van de onderhavige procedure van vergelijkende toets alsmede het verzorgen en uitzenden van radioprogramma's; 2º. is ten aanzien van de aanvrager geen schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing; 3°. heeft de aanvrager niet door onderbewindstelling van een of meer goederen het vrije beheer over zijn vermogen verloren;
4°. overlegt de aanvrager een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag. 2. Met een aanvrager die voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste lid, wordt gelijkgesteld een aanvrager die aan zodanige eisen voldoet krachtens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

---


Artikel 17 (financiële positie specifiek)
1. Ten aanzien van de financiële positie van de aanvrager voor landelijke commerciële radio-omroep wordt de eis gesteld dat hij een bankgarantie overlegt die overeenkomt met het model in bijlage 5 van deze regeling, ter zekerheid voor de nakoming van de betaling van het bedrag van de eerste en tweede termijn van het financieel bod zoals nader bepaald in artikel 41 van deze regeling. 2. De hoogte van het bedrag van de bankgarantie als bedoeld in het eerste lid is gelijk aan de optelsom van de bedragen van de eerste en tweede termijn van betaling van het hoogste financieel bod dat op een kavel is uitgebracht.
3. In afwijking van het tweede lid, geldt voor de aanvraag die op zowel ongeclausuleerde als geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep betrekking heeft, dat de hoogte van het bedrag van de bankgarantie als bedoeld in het eerste lid gelijk is aan de optelsom van: a. de bedragen van de eerste en tweede termijn van betaling van het hoogste financieel bod dat de aanvrager op een kavel voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep heeft uitgebracht; en
b. de bedragen van de eerste en tweede termijn van betaling van het financieel bod dat de aanvrager op een kavel voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep heeft uitgebracht . Artikel 18 (kennis, ervaring en technische middelen) 1. Ten aanzien van de kennis en ervaring van de aanvrager met een vergunning voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep dan wel voor commerciële radio-omroep middengolf wordt de eis gesteld dat hij aantoonbaar kan beschikken over kennis en ervaring met betrekking tot de productie en exploitatie van een radioprogramma.
2. Ten aanzien van de kennis en ervaring van de aanvrager met een vergunning voor een kavel aangewezen voor niet-recente bijzondere muziek, wordt de eis gesteld dat de aanvrager aantoonbaar kan beschikken over kennis en ervaring met betrekking tot de productie en exploitatie van een radioprogramma dat overwegend bestaat uit niet-recente bijzondere muziek. 3. Ten aanzien van de kennis en ervaring van de aanvrager met een vergunning voor een kavel aangewezen voor recente bijzondere muziek, wordt de eis gesteld dat de aanvrager aantoonbaar kan beschikken over kennis en ervaring met betrekking tot de productie en exploitatie van een radioprogramma dat overwegend bestaat uit recente bijzondere muziek. 4. Ten aanzien van de kennis en ervaring van de aanvrager met een vergunning voor een kavel aangewezen voor nieuws, wordt de eis gesteld dat de aanvrager aantoonbaar kan beschikken over kennis en ervaring met betrekking tot de productie en exploitatie nieuws- en informatievoorziening. 5. Ten aanzien van de kennis en ervaring van de aanvrager met een vergunning voor een kavel aangewezen voor klassieke muziek of jazz-muziek, wordt de eis gesteld dat de aanvrager aantoonbaar kan beschikken over kennis en ervaring met betrekking tot de productie en exploitatie van een radioprogramma dat overwegend bestaat uit klassieke muziek of jazz-muziek. 6. Ten aanzien van de kennis en ervaring van de aanvrager met een vergunning voor een kavel aangewezen voor Nederlandstalige muziek, wordt de eis gesteld dat de aanvrager aantoonbaar kan beschikken over kennis en ervaring met betrekking tot de productie en exploitatie van een radioprogramma dat overwegend bestaat uit Nederlandstalige muziek. 7. Ten aanzien van de kennis en ervaring van de aanvrager met een vergunning voor niet-landelijke commerciële radio-omroep wordt de eis gesteld dat de aanvrager aantoonbaar kan beschikken over kennis en ervaring met de productie en exploitatie van een regionaal radioprogramma, inclusief nieuws- en informatievoorziening, in Nederland.
8. Ten aanzien van de technische middelen van de aanvrager wordt de eis gesteld dat de aanvrager aantoonbaar kan beschikken over technische middelen met betrekking tot de productie en exploitatie van een radioprogramma.
Artikel 19 (hoedanigheid aanvrager)
1. Ten aanzien van de hoedanigheid van de aanvrager als commerciële omroep wordt de eis gesteld dat de aanvrager beschikt over de vereiste toestemming van het Commissariaat voor de Media, bedoeld in artikel 71a van de Mediawet.

---


2. Een aanvrager die ten tijde van het indienen van zijn aanvraag nog niet beschikt over de vereiste toestemming, bedoeld in het eerste lid, overlegt gelijktijdig met zijn aanvraag een bewijs dat die toestemming is aangevraagd. Uiterlijk op ...........2003 wordt de vereiste toestemming overgelegd door aflevering op het adres, genoemd in artikel 6, vierde lid. Artikel 20 (eisen ten aanzien van democratische, sociale, taalkundige en culturele belangen) 1. De aanvrager overlegt een door hem ondertekende verklaring die overeenkomt met het model van bijlage 6 bij deze regeling, waaruit blijkt dat een krachtens deze regeling aan hem verleende vergunning voor commerciële radio-omroep zal worden gebruikt voor het uitzenden van een radioprogramma van een commerciële omroepinstelling: a. dat, voorzover het gepresenteerde programmaonderdelen betreft, in de Nederlandse of Friese taal wordt gepresenteerd, en
b. waarin tussen 07.00 uur en 23.00 uur ten minste éénmaal per uur op het hele uur een programmaonderdeel geheel bestaande uit nieuws is opgenomen. 2. De aanvrager overlegt voorts een door hem ondertekende verklaring die overeenkomt met het model in bijlage 7 bij deze regeling, waaruit blijkt dat een krachtens deze regeling aan hem verleende vergunning niet zal worden gebruikt voor het uitzenden van een radioprogramma waarin een uitlating wordt gedaan die als een bij wet omschreven en door de vergunninghouder begaan strafbaar feit is aan te merken.
Artikel 21 (afwijzing aanvragen op grond van materiële toets) Indien uit de aanvraag blijkt dat voor een kavel niet is voldaan aan de eisen, bedoeld in de artikelen 15 tot en met 20, wijst de Minister van Economische Zaken de aanvraag voor het deel dat op die kavel betrekking heeft af.
Artikel 22 (kennisgeving afronding materiële toets) Indien uit de aanvraag blijkt dat voor een kavel is voldaan aan de eisen, bedoeld in de artikelen 15 tot en met 20, stelt de Minister van Economische Zaken de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis. § 4 Verbondenheid
Artikel 23 (afwijzing aanvragen op grond van verbondenheid) 1. Indien de aanvragen van twee of meer aanvragers die als eenzelfde instelling als bedoeld in artikel 82f van de Mediawet moeten worden beschouwd, tezamen niet voldoen aan artikel 8, stelt de minister deze aanvragers gedurende vijf werkdagen in de gelegenheid hun aanvragen in overeenstemming met artikel 8 te brengen door het geheel of gedeeltelijk intrekken van één of meer aanvragen. Daarbij geven deze aanvragers tevens hun voorkeuren voor de aangevraagde kavels op overeenkomstig artikel 9 als betreft het één aanvraag.
2. Geheel of gedeeltelijke intrekking van aanvragen en het aangeven van voorkeuren conform het eerste lid, geschiedt door schriftelijke kennisgeving daarvan aan de minister op het in artikel 6, tweede lid, genoemde adres.
3. Indien geheel of gedeeltelijke intrekking van aanvragen niet overeenkomstig het eerste lid binnen de daar genoemde termijn is geschied, wordt door middel van loting bepaald welke aanvraag verder in behandeling blijft. De overige aanvragen worden afgewezen. 4. Indien de opgave van voorkeuren niet overeenkomstig het eerste lid binnen de daar genoemde termijn is geschied, wordt door middel van loting bepaald wat de voorkeuren voor de kavels zijn. Artikel 24 (aanpassing aanvragen op grond van het zijn van eenzelfde instelling) 1. Indien de aanvragen van twee of meer aanvragers die als eenzelfde instelling als bedoeld in artikel 82f van de Mediawet moeten worden beschouwd, tezamen voldoen aan artikel 8, geven de deze aanvragers hun voorkeuren voor de aangevraagde kavels op overeenkomstig artikel 9 als betreft het één aanvraag. De minister stelt deze aanvragers hiertoe gedurende vijf werkdagen in de gelegenheid. 2. Indien de opgave van voorkeuren niet overeenkomstig het eerste lid binnen de daar genoemde termijn is geschied, wordt door middel van loting bepaald wat de voorkeuren voor de kavels zijn.
---


§ 5 Toepasselijkheid procedure van vergelijkende toets

Artikel 25 (toepasselijkheid procedure van vergelijkende toets) 1. Indien een aanvraag binnen de bestemming ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep, geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep, niet-landelijke commerciële radio-omroep dan wel commerciële radio-omroep middengolf, op één of meer kavels betrekking heeft en de aanvraag van een ander op ten minste één van die kavels betrekking heeft, worden alle kavels binnen de desbetreffende bestemming waarop eerstgenoemde aanvraag betrekking heeft in de procedure van vergelijkende toets, bedoeld in de artikelen 26 tot en met 40, betrokken. 2. Indien een aanvraag binnen één van de in het eerste lid genoemde bestemmingen voor alle kavels waarop die aanvraag betrekking heeft de enige aanvraag is, is voor al die kavels binnen de desbetreffende bestemming waarop de aanvraag betrekking heeft de procedure van vergelijkende toets, bedoeld in de artikelen 26 tot en met 40, niet van toepassing. 3. Indien twee of meer aanvragers als eenzelfde instelling als bedoeld in artikel 82f van de Mediawet moeten worden beschouwd, worden deze aanvragers voor de toepassing van het eerste, tweede en vierde lid, en de artikelen 26 tot en met 40, beschouwd als één aanvrager met één aanvraag, onverminderd de artikelen 23 en 24.
4.Indien het tweede lid van toepassing is, krijgt de aanvrager met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 2, vierde lid, en 3, derde lid, de kavels toegewezen op volgorde van voorkeur. § 5a Procedure van vergelijkende toets ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep Artikel 26 (criteria vergelijkende toets ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep) 1. Bij de uitvoering van de vergelijkende toets voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio- omroep wordt het in de aanvraag overeenkomstig bijlage 8 opgenomen bedrijfsplan voor een kavel getoetst op samenhang, realiteitsgehalte en financiële haalbaarheid. 2. Bij de toets van het bedrijfsplan worden de volgende onderdelen betrokken: a. de programmatische voornemens van de aanvrager; b. de doelgroep waarop de aanvrager zich met zijn programmatische voornemens richt; c. de kennis van de luisteraarmarkt en adverteerdermarkt waarbinnen de aanvrager opereert; d. de inrichting van de organisatie van de aanvrager; e. de te verwachten netto omzet en kosten;
f. de investeringen;
g. de financieringsbehoefte en de wijze waarop daarin is of wordt voorzien. 3. Het realiteitsgehalte van het bedrijfsplan wordt beoordeeld aan de hand van de mate waarin en de wijze waarop de in het tweede lid bedoelde onderdelen uitgewerkt en onderbouwd zijn, waarbij tevens de samenhang binnen het bedrijfsplan wordt betrokken. 4. Bij de toets op financiële haalbaarheid van het bedrijfsplan wordt beoordeeld of de aanvrager de kavel gedurende de looptijd van de vergunning kan exploiteren. Artikel 27 (beoordeling aanvragers ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep) 1. Bij de toetsing aan de criteria bedoeld in artikel 26, beoordeelt de minister het bedrijfsplan voor een kavel met een nul (0) of een plus (+).
2. Voor zover dat noodzakelijk is voor de toepassing van de artikelen 34 tot en met 38 wordt voor iedere kavel een rangorde tussen de aanvragers aangebracht. 3. Een aanvrager die met een plus (+) voor een kavel is beoordeeld, is hoger in rangorde dan een aanvrager die met een nul (0) voor die kavel is beoordeeld. 4. Indien er meerdere aanvragers met een plus (+) voor een kavel zijn beoordeeld, bepaalt de hoogte van het financieel bod voor die kavel de rangorde tussen deze aanvragers, waarbij de aanvrager met het hoogste financieel bod het hoogste in rangorde is.
---


5. Indien meerdere aanvragers voor een kavel met een plus (+) zijn beoordeeld en het door hen uitgebrachte financieel bod voor die kavel van gelijke hoogte is, wordt door middel van loting bepaald wat de rangorde tussen deze aanvragers is.
6. Voor het bepalen van de rangorde tussen meerdere aanvragers die met nul (0) zijn beoordeeld, is het vierde en vijfde lid van overeenkomstige toepassing. § 5b Procedure van vergelijkende toets voor geclausuleerde landelijke commerciële radio- omroep
Artikel 28 (criteria vergelijkende toets geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep) 1. Bij de uitvoering van de vergelijkende toets voor geclausuleerde landelijke commerciële radio- omroep wordt getoetst in hoeverre in de aanvrager programmatisch meer biedt dan hetgeen voor een kavel is voorgeschreven op grond van de artikelen 2 tot en met 5 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003. 2. Voorts wordt het voor een kavel overeenkomstig bijlage 8 in de aanvraag opgenomen bedrijfsplan getoetst op samenhang, realiteitsgehalte en financiële haalbaarheid. Artikel 26, tweede tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 29 (beoordeling aanvragers geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep) 1. Bij de toetsing aan de criteria bedoeld in artikel 28, beoordeelt de minister de programmatische voornemens voor een kavel met een nul (0) dan wel een plus (+), en daarnaast het bedrijfsplan voor diezelfde kavel met een nul (0) dan wel een plus (+). 2. Voor zover dat noodzakelijk is voor de toepassing van de artikelen 34 tot en met 38 wordt voor ieder kavel een rangorde tussen de aanvragers aangebracht. 3. Een aanvrager die met twee maal een plus (++) voor een kavel is beoordeeld, is voor die kavel hoger in rangorde dan een aanvrager die met minder dan twee maal een plus voor die kavel is beoordeeld.
4. Indien meerdere aanvragers met twee maal een plus (++) voor een kavel zijn beoordeeld, bepaalt de hoogte van het financieel bod voor die kavel de rangorde tussen deze aanvragers, waarbij de aanvrager met het hoogste financieel bod het hoogste in rangorde is. 5. Indien meerdere aanvragers voor een kavel met twee maal een plus (++)zijn beoordeeld en het door hen uitgebrachte financieel bod voor die kavel van gelijke hoogte is, wordt door middel van loting bepaald wat de rangorde tussen deze aanvragers is. 6. Een aanvrager die met een plus (+) op de programmatische voornemens en met een nul (0) op het bedrijfsplan voor een kavel is beoordeeld, is voor die kavel hoger in rangorde dan een aanvrager die met een nul (0) op de programmatische voornemens en met een plus (+) op het bedrijfsplan voor die kavel is beoordeeld, of een aanvrager die voor beide onderdelen met een nul (00) is beoordeeld. 7. Een aanvrager die met een nul (0) op de programmatische voornemens en met een plus (+) op het bedrijfsplan voor een kavel is beoordeeld, is voor die kavel hoger in rangorde dan een aanvrager die voor beide onderdelen met een nul (00) is beoordeeld. 8. Voor het bepalen van de rangorde tussen aanvragers als bedoeld in het zesde dan wel zevende lid, die een gelijke beoordeling hebben gekregen, is het vierde en vijfde lid van overeenkomstige toepassing.
§ 5c Procedure van vergelijkende toets voor niet-landelijke commerciële radio-omroep Artikel 30 (criteria vergelijkende toets niet-landelijke commerciële radio-omroep) 1. Bij de uitvoering van de vergelijkende toets voor niet-landelijke commerciële radio-omroep wordt getoetst in hoeverre de aanvrager programmatisch meer biedt dan hetgeen voor een kavel is voorgeschreven op grond van artikel 7 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003.

---


2. Voorts wordt het voor een kavel overeenkomstig bijlage 8 in de aanvraag opgenomen bedrijfsplan getoetst op samenhang, realiteitsgehalte en financiële haalbaarheid. Artikel 26, tweede tot en met vierde lid is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 31 (beoordeling aanvragers niet-landelijke commerciële radio-omroep) 1. Bij de toetsing aan de criteria bedoeld in artikel 30, beoordeelt de minister de programmatische voornemens voor een kavel met een nul (0), dan wel een plus (+), en daarnaast het bedrijfsplan voor diezelfde kavel met een nul (0) dan wel een plus (+). 2. Artikel 29, tweede tot en met achtste lid, is van overeenkomstige toepassing. § 5d Procedure van vergelijkende toets voor commerciële radio-omroep middengolf Artikel 32 (criteria vergelijkende toets commerciële radio-omroep middengolf) 1. Bij de uitvoering van de vergelijkende toets voor commerciële radio-omroep middengolf wordt het in de aanvraag overeenkomstig bijlage 8 opgenomen bedrijfsplan voor een kavel getoetst op: a. samenhang, realiteitsgehalte en financiële haalbaarheid; en b. de mate waarin de aanvrager zich met zijn programmatische voornemens specifiek richt op een toepassing voor commerciële radio-omroep middengolf. 2. Artikel 26, tweede tot en met het vierde lid, is van overeenkomstige toepassing. Artikel 33 (beoordeling aanvragers commerciële radio-omroep middengolf) 1. Bij de toetsing aan de criteria, bedoeld in artikel 32, beoordeelt de minister of aan de aanvrager voor de samenhang, het realiteitsgehalte en de financiële haalbaarheid van het bedrijfsplan een nul (0) of een plus (+) kan worden toegekend, en daarnaast of aan de aanvrager een plus (+) kan worden toegekend voor de in het bedrijfsplan opgenomen programmatische voornemens, bedoeld in artikel 32, onderdeel b.
2. Voor zover dat noodzakelijk is voor de toepassing van de artikelen 34 tot en met 38 wordt voor iedere kavel een rangorde tussen de aanvragers aangebracht. 3. Een aanvrager die met twee maal een plus (++) voor een kavel is beoordeeld, is hoger in rangorde dan een aanvrager die met één maal een plus (+) of een nul (0) voor die kavel is beoordeeld. 4. Indien er meerdere aanvragers met twee maal een plus (++) voor een kavel zijn beoordeeld, bepaalt de hoogte van het financieel bod voor die kavel de rangorde tussen deze aanvragers, waarbij de aanvrager met het hoogste financieel bod het hoogste in rangorde is. 5. Indien meerdere aanvragers voor een kavel met twee maal een plus (++) zijn beoordeeld en het door hen uitgebrachte financieel bod voor die kavel van gelijke hoogte is, wordt door middel van loting bepaald wat de rangorde tussen deze aanvragers is. 6. Een aanvrager die met één maal een plus (+) voor een kavel is beoordeeld, is hoger in rangorde dan de aanvrager met een nul (0) voor die kavel is beoordeeld. 7. Voor het bepalen van de rangorde tussen meerdere aanvragers die met een plus (+) dan wel een nul (0) zijn beoordeeld, is het vierde en vijfde lid van overeenkomstige toepassing. § 6 Procedure van toewijzing algemeen
Artikel 34 (inpassing in toewijzingsprocedure van kavels met één aanvrager) De aanvrager wordt voor de kavels die in de procedure van vergelijkende toets zijn betrokken en waarop uitsluitend zijn aanvraag betrekking heeft, als hoogste in rangorde beoordeeld. § 6a Procedure van toewijzing voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep Artikel 35 (toewijzing kavel ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep) 1. De minister wijst eerst de kavels toe aan de aanvragers, die slechts voor één kavel als hoogste in rangorde zijn beoordeeld.
10


2. Vervolgens wijst de minister aan de aanvragers die voor meer dan één kavel als hoogste in rangorde zijn beoordeeld, één kavel per aanvrager toe.
3. Een aanvrager als bedoeld in het tweede lid krijgt uitsluitend de kavel toegewezen waaraan hij ten opzichte van de andere kavel of kavels waarvoor hij eveneens als hoogste in rangorde is beoordeeld, zijn hoogste voorkeur heeft gegeven.
4. Het eerste tot en met het derde lid wordt telkens opnieuw toegepast totdat verdere verdeling op grond van deze leden niet meer mogelijk is. Daarbij blijven bij iedere nieuwe toepassing van deze leden de aanvragers die eerder een kavel toegewezen hebben gekregen buiten beschouwing. § 6b Procedure van toewijzing voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep Artikel 36 (wijze van toewijzing aanvragers geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep) De minister wijst de kavel aan die aanvrager toe, die als hoogste in rangorde voor die kavel is beoordeeld.
§ 6c Procedure van toewijzing voor niet-landelijke commerciële radio-omroep Artikel 37 (wijze van toewijzing aanvragers niet-landelijke commerciële radio-omroep) 1. De minister wijst eerst de kavels toe aan de aanvragers, die slechts voor één kavel als hoogste in rangorde zijn beoordeeld.
2. Vervolgens wijst de minister aan de aanvragers die voor meer dan één kavel als hoogste in rangorde zijn beoordeeld, uitsluitend de kavels toe die bij toewijzing in volgorde van voorkeur niet tot een combinatie als bedoeld in artikel 3, derde lid, leiden en vervolgens evenmin overschrijding van 30% demografisch bereik als genoemd in datzelfde lid tot gevolg hebben. 3. Vervolgens wordt het eerste lid opnieuw toegepast, met inachtneming van artikel 3, derde lid, en daarbij rekening houdend met hetgeen een aanvrager eerder al aan kavels toegewezen heeft gekregen. 4. Vervolgens wordt het tweede lid opnieuw toegepast, daarbij rekening houdend met hetgeen een aanvrager eerder al aan kavels toegewezen heeft gekregen. 5. Bij de toepassing van het derde en vierde lid, blijft dat deel van de aanvragen buiten beschouwing dat betrekking heeft op kavels waarvoor eerder al is vastgesteld dat toewijzing tot een combinatie als bedoeld in artikel 3, derde lid, zou leiden of overschrijding van 30% demografisch bereik als bedoeld in dat artikellid tot gevolg zou hebben.
6. Het derde tot en met het vijfde lid wordt telkens opnieuw toegepast totdat verdere verdeling op grond van deze leden niet meer mogelijk is.
§ 6d Procedure van toewijzing voor commerciële radio-omroep middengolf Artikel 38 (wijze van toewijzing aanvragers commerciële radio-omroep middengolf) De minister wijst de kavels voor commerciële radio-omroep middengolf toe aan de aanvragers die daarvoor als hoogste in rangorde zijn beoordeeld. De aanvrager die voor meerdere kavels als hoogste in rangorde is beoordeeld krijgt alle desbetreffende kavels toegewezen. § 7 Vergunningverlening
Artikel 39 (vergunningverlening en afwijzingen)
De minister draagt de aanvragers aan wie de kavels zijn toegewezen voor het verlenen van een vergunning voor aan de Minister van Economische Zaken. Vervolgens verleent de Minister van Economische Zaken de vergunningen.
Artikel 40 (afwijzing resterende aanvragen)
De Minister van Economische Zaken wijst de overige aanvragen af.
---


§ 8 Betalingsverplichtingen

Artikel 41 (betaling verschuldigde bedrag)
1. De aanvrager aan wie een vergunning wordt verleend, is verplicht om het financieel bod als bedoeld in artikel 11 volledig te betalen.
2. De vergunninghouder betaalt binnen tien werkdagen volgende op de verlening van de vergunning een bedrag van 1/8 gedeelte van het financieel bod betalen, met dien verstande dat dit bedrag alsdan is ontvangen op bankrekeningnummer 22.81.75.720 t.n.v. Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn, derdengelden notariaat inzake procedure vergelijkende toets radiofrequenties. 3. Onverminderd het bepaalde in het vorige lid, is de vergunninghouder verplicht om een bedrag van 7/8 van het financieel bod in zeven gelijke termijnen te betalen. Daartoe dient de vergunninghouder met ingang van het jaar 2004 ieder opvolgend jaar een bedrag gelijk aan 1/8 van het financieel bod te betalen op de dag gelijk aan de dag van de verlening van de vergunning. Alsdan moet het bedrag zijn bijgeschreven op bankrekeningnummer 22.81.75.720t.n.v Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn, derdengelden notariaat inzake procedure vergelijkende toets radiofrequenties. 4. De vergunninghouder is in verzuim indien hij niet binnen de in het tweede en derde lid genoemde termijnen aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan. 5. Het verzuim heeft de verschuldigheid van wettelijke rente tot gevolg overeenkomstig de artikelen 119, eerste en tweede lid, en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. 6. Indien een vergunninghouder in verzuim is door het bedrag als bedoeld in het tweede lid dan wel de eerst daarop volgende betaling overeenkomstig het derde lid niet of niet geheel te betalen, wordt de door hem overgelegde bankgarantie voor betaling aangewend. 7. Het zesde lid laat onverlet dat bij gebreke van betaling binnen de termijnen bedoeld in het tweede en derde lid, de regels ten aanzien van de invordering van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing zijn.
Artikel 42 (teruggeven van de bankgarantie)
1. Indien een aanvraag van een vergunning voor landelijke commerciële radio-omroep niet in behandeling is genomen of is afgewezen, wordt de door de aanvrager overgelegde bankgarantie aan de bank teruggegeven door middel van de procedure zoals beschreven in het als bijlage 5 bij deze regeling opgenomen model van de bankgarantie. Dat model is in bijlage 5 bij deze regeling opgenomen. De Minister van Economische Zaken stelt de aanvrager onverwijld op de hoogte van het teruggeven van de bankgarantie.
2. Indien de vergunninghouder de verplichtingen tot zekerheid waartoe de bankgarantie strekt is nagekomen, wordt deze bankgarantie teruggegeven aan de bank die deze bankgarantie heeft afgegeven door middel van de procedure zoals beschreven in het model van de bankgarantie. De Minister van Economische Zaken stelt de vergunninghouder onverwijld op de hoogte van het teruggeven van de bankgarantie.
Artikel 43 (verlagen van de hoogte van de bankgarantie) 1.Voor zover een vergunninghouder een bankgarantie heeft overgelegd op grond van artikel 18, waarvan het bedrag ter zekerheidsstelling hoger is dan de uiteindelijke betalingsverplichting waartoe de bankgarantie dient, wordt het bedrag van de bankgarantie verlaagd met het verschil hiertussen; 2.een deel van zijn verplichtingen tot zekerheid waartoe de bankgarantie strekt is nagekomen, wordt het bedrag van de bankgarantie verlaagd met een bedrag gelijk aan het bedrag dat de vergunninghouder heeft betaald.
3. De Minister van Economische Zaken stelt de vergunninghouder onverwijld op de hoogte van het verlagen van het bedrag van de bankgarantie.
§9 Slotbepalingen
Artikel 44 (gevolgen voor onderling verbonden vergunninghouders inzake overlap) 1. Indien een aanvrager een combinatie van kavels als bedoeld in bijlage 2b verkrijgt, zendt deze instelling een programma-onderdeel, met uitzondering van nieuwsuitzendingen en reclameblokken, 12


dat op de frequentie of frequenties van een van die kavels tussen 06.00 en 19.00 uur is uitgezonden, niet binnen een aaneengesloten periode van 30 minuten uit op de frequentie of frequenties van een van de andere kavels.
2. Indien een vergunning wordt verleend aan een aanvrager voor commerciële radio-omroep middengolf en die aanvrager zodanig verbonden is met één of meer vergunninghouders voor landelijke commerciële radio-omroep, niet-landelijke commerciële radio-omroep of commerciële radio-omroep middengolf dat sprake is van eenzelfde instelling is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op die aanvragers.
3. Voor de bepaling of er sprake is van eenzelfde instelling als bedoeld in het tweede lid, is artikel 53c, eerste lid, onderdelen a en b, van het Mediabesluit, van overeenkomstige toepassing. Artikel 45 (opvragen nadere gegevens)
De minister kan aan een aanvrager om nadere gegevens en bescheiden verzoeken, die voor de beslissing op een aanvraag nodig zijn.
Artikel 46 (inwerkingtreding)
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 47 (citeertitel)
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanvraag en vergelijkende toets commerciële radio- omroep 2003.
Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mr.drs. C.H.J. van Leeuwen

13


Bijlage 1 als bedoeld in de artikelen 2 tot en met 4 van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003

1. Frequentieruimte als bedoeld in artikel 2, eerste lid, die ten behoeve van vier beschikbare vergunningen voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep is verdeeld in kavels. Tabel 1: overzicht beschikbare kavels ongeclausuleerde landelijke FM Kavel Opstelplaats Frequentie (MHz) Demografisch Bereik A1 SMILDE 101,0 67% NIJMEGEN 101,1
TERNEUZEN 101,2
HILVERSUM 101,2
HENGELO 101,2
BOXTEL 101,2
ROOSENDAAL 101,3
DEVENTER 101,4
ARNHEM 101,5
ROTTERDAM 101,5
DEN BOSCH 101,5
LOPIK 101,5
EINDHOVEN 101,6
BREDA 101,6
ROERMOND 101,6
TILBURG 101,8
GOES 101,9
A3 ROOSENDAAL 100,4 68% SMILDE 100,4
LICHTENVOORDE 100,4
ROTTERDAM 100,4
TERNEUZEN 100,4
WIERINGERMEER 100,5
HENGELO 100,7
VLISSINGEN 100,7
LOPIK 100,7
DOETINCHEM 100,7
A6 HILVERSUM 102,1 67% GRONINGEN 102,2
GEMERT 102,3
ALKMAAR 102,3
LOCHEM 102,3
ROERMOND 102,3
ROOSENDAAL 102,4
TERNEUZEN 102,4
ARNHEM 102,4
TJERKGAAST 102,5
TILBURG 102,5
LOPIK 102,5
NIJMEGEN 102,6
ENSCHEDE 102,6
ROTTERDAM 102,7
EMMEN 102,7
A7 SMILDE 87,6 65% LELYSTAD 87,7
UTRECHT 87,8
DEN BOSCH 87,9
HILVERSUM 88,1
MAASTRICHT 91,1
TERNEUZEN 93,0
OOSTBURG 93,3
14


GILZE 95,4
AMSTERDAM 103,6
ROTTERDAM 103,8
EMMEN 103,8
TJERKGAAST 103,8
LICHTENVOORDE 103,9
ARNHEM 104,1
Zie de cd-rom bij het aanvraagdocument voor detailinformatie over deze kavels. 2. Frequentieruimte als bedoeld in artikel 2, eerste lid, die, behoudens toepassing van artikel 2, derde lid, ten behoeve van vijf beschikbare vergunningen voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep is verdeeld in kavels.
Tabel 2: Overzicht beschikbare kavels geclausuleerde landelijke FM A2 DEN HELDER 89,1 58% HAARLEM 91,6
EMMEN 94,0
LOON OP ZAND 96,3
GOES 96,6
VLISSINGEN 97,1
ARNHEM 97,7
MIERLO 97,7
LOPIK 97,8
TJERKGAAST 102,9
LELYSTAD 103,0
LOSSER 103,1
MARKELO 103,1
MEGEN 103,1
SMILDE 103,2
ROTTERDAM 103,2
TERNEUZEN 103,3
ROOSENDAAL 103,3
GRONINGEN 103,4
A4 EINDHOVEN 88,6 60% SMILDE 89,6
ROTTERDAM 91,3
TILBURG 91,3
EYS 91,5
BREDA 91,5
OOSTBURG 91,5
ZWOLLE 95,3
EMMEN 95,4
TJERKGAAST 95,5
DORDRECHT 99,6
WORMER 99,9
APELDOORN 99,9
DEDEMSVAART 99,9
LOPIK 100,1
LOCHEM 100,2
NIJMEGEN 100,2
A5 ROOSENDAAL 88,4 59% DEN HAAG 88,6
VENLO 89,2
DEN HELDER 90,1
TJERKGAAST 91,0
MARKELO 91,0
HILVERSUM 91,1
LEEUWARDEN 91,2
15


EMMEN 93,1
ZWOLLE 93,6
GRONINGEN 93,7
ENSCHEDE 93,7
MEGEN 93,8
ALPHEN 95,2
APELDOORN 97,4
AMERSFOORT 97,5
VLISSINGEN 99,2
MIERLO 99,4
BREDA 99,4
HOORN 99,6
SMILDE 99,6
A8 VLISSINGEN 88,8 49% MAASTRICHT 88,9
BREDA 89,7
EINDHOVEN 89,7
NIJMEGEN 89,8
GRONINGEN 90,3
HILVERSUM 90,4
HOORN 90,4
SMILDE 90,5
ROTTERDAM 90,5
LOPIK 90,7
ENSCHEDE 90,7
TERNEUZEN 90,8
A9 ARNHEM 87,8 59% APELDOORN 88,2
DEN HELDER 88,3
LOCHEM 89,0
ALKMAAR 89,5
UTRECHT 89,5
VLISSINGEN 90,0
LOON OP ZAND 90,0
ROOSENDAAL 90,2
VENLO 91,9
IJMUIDEN 92,0
HULSBERG 92,1
HAARLEM 93,8
SMILDE 94,2
MIERLO 94,9
AMERSFOORT 95,0
NIJMEGEN 95,0
HENGELO 97,6
GRONINGEN 99,1
TJERKGAAST 99,1
ENSCHEDE 99,1
HILVERSUM 104,4
ROTTERDAM 104,6
Zie de cd-rom bij het aanvraagdocument voor detailinformatie over deze kavels. 3. Frequentieruimte als bedoeld in artikel 3 die ten behoeve van zesentwintig beschikbare vergunningen voor niet-landelijke commerciële omroep is verdeeld in kavels. Tabel 3: Overzicht beschikbare kavels niet-landelijk FM Kavel Opstelplaats Frequentie (MHz) Demografisch bereik B1 AMSTERDAM 98,0 11,7% 16


ALKMAAR 98,3
B2 AMSTERDAM 93,6 5,5%
ALKMAAR 96,3
HAARLEM 97,3
PURMEREND 97,4
B3 DEN BURG 94,5 3,5%
AMSTERDAM 94,9
ALKMAAR 104,2
B4 AMSTERDAM 90,1 2,4%
AMSTERDAM 93,3
B5 DEN HAAG 95,6 10,8%
AMSTERDAM 95,7
ALPHEN 95,9
UTRECHT 103,4
B6 ROTTERDAM 97,6 14,3%
B7 DEN HAAG 89,8 1,8%
ROTTERDAM 102,2
B8 LEIDEN 93,7 4,6%
DEN HAAG 99,4
B9 UTRECHT 98,5 0,7%
B10 TJERKGAAST 93,2 1,6%
LEEUWARDEN 101,8
EMMELOORD 101,8
B11 TERSCHELLING 97,7 0,8%
SNEEK 97,9
LEEUWARDEN 104,7
B12 TJERKGAAST 94,1 2,2%
DRACHTEN 96,0
LEEUWARDEN 96,6
B13 WINSCHOTEN 96,9 1,6%
ASSEN 97,1
GRONINGEN 104,4
B14 HOOGEZAND 91,3 1,5%
GRONINGEN 92,9
EMMEN 101,7
B15 GRONINGEN 89,1 2,1%
B16 EMMEN 89,9 6,2%
MEPPEL 95,7
GRONINGEN 98,5
SMILDE 98,7
B17 ZWOLLE 89,2 0,6%
LELYSTAD 89,3
B18 ENSCHEDE 87,6 1,9%
ZWOLLE 97,2
B19 ARNHEM-OOST 88,5 1,6%
APELDOORN 88,7
ARNHEM-WEST 89,6
ENSCHEDE 93,3
HARDENBERG 93,4
LOCHEM 93,5
HENGELO 98,0
RUURLO 101,9
B20 APELDOORN 94,0 2,4%
NIJMEGEN 94,2
ARNHEM 95,5
EDE 96,0
B21 DEN BOSCH-NOORD 88,9 4,3%
LOON OP ZAND 89,2
EINDHOVEN-ZUID 89,3
ROOSENDAAL 93,9
WEERT 95,2
EINDHOVEN-NOORD 95,5
17


DEN BOSCH-ZUID 97,4 TILBURG 103,6 B22 DEN BOSCH-ZUID 90,1 2,3% EINDHOVEN 90,3 HELMOND 90,5 TILBURG 93,1 DEN BOSCH-NOORD 94,1 B23 EINDHOVEN-NOORD 93,2 1,4% EINDHOVEN-ZUID 93,6 B24 VLISSINGEN 89,3 1,2% TERNEUZEN 92,4 BERGEN OP ZOOM 97,3 B25 MAASTRICHT 97,6 1,6% HEERLEN 97,7 HORN 96,1 EYS 98,1 WEERT 98,5 B26 GRONINGEN 92,4 0,9% DEDEMSVAART 92,4 Zie de cd rom bij het aanvraagdocument voor detailinformatie over deze kavels. 4. Frequentieruimte als bedoeld in artikel 4 die ten behoeve van twaalf beschikbare vergunningen voor commerciële omroep via middengolffrequenties is verdeeld in kavels Tabel 4: Overzicht beschikbare kavels middengolf
Kavel Opstelplaats1 Frequentie (kHz) Demografisch bereik Dag Nacht C1 FLEVOLAND 1008 90% 33% C2 LOPIK 675 85% 5% C3 LOPIK 1395 73% 0% C4 HEINENOORD 828 61% 1,3% C5 MARKERWAARD 1224 68% 3% C6 HULSBERG 891 5% 2% C7 UTRECHT 1332 12% 0,5% C8 ECHT 1035 5,7% 0,4% C9 UTRECHT 1584 6,4% 0,3% C10 LEEUWARDEN 1602 1,7% 0,03% C11 DEN HAAG 1485 16% 1,9% TILBURG 1485
C12 AMSTERDAM 1557 13,7% 0,1% 1 Het betreft hier de locatie waarop de frequentie internationaal is gecoördineerd. Informatie over de fysieke antenne-opstelplaats is- per middengolffrequentie- opgenomen op de cd-rom bij het aanvraagdocument. 18


Bijlage 2a als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio- omroep 2003

Combinaties van kavels voor niet-landelijke commerciële omroep ten aanzien waarvan het niet is toegestaan dat de vergunningen voor het gebruik van de frequentieruimte in die kavels door eenzelfde aanvrager worden verworven. (verboden combinaties NLCO) Overlap tussen niet-landelijke FM-kavels onderling KAVEL B1 B2 B3 B4 B5 B6 B7 B8 B9 B10 B11 B12 B13 B14 B15 B16 B17 B18 B19 B20 B21 B22 B23 B24 B25 B26 B1 Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne X Ja Ja Ja Ja Nee e e e e e e e e e e e e e e e e e e e e B2 Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne X Ja Ja Ja Nee e e e e e e e e e e e e e e e e e e e e B3 Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne X Ja Ja Nee e e e e e e e e e e e e e e e e e e e e B4 Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne X Ja Nee e e e e e e e e e e e e e e e e e e e e B5 Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne X Ja Ja Ja e e e e e e e e e e e e e e e e e e B6 Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne X Ja Ja e e e e e e e e e e e e e e e e e e B7 Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne X Ja e e e e e e e e e e e e e e e e e e B8 Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne X e e e e e e e e e e e e e e e e e e B9 Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne X e e e e e e e e e e e e e e e e e B10 Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne X Ja Ja Ja e e e e e e e e e e e e e B11 Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne X Ja Ja e e e e e e e e e e e e e B12 Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne X Ja e e e e e e e e e e e e e B13 Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne X Ja Ja Ja Ja e e e e e e e e e B14 Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne X Ja Ja Ja e e e e e e e e e B15 Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne X Ja Ja e e e e e e e e e B16 Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne X Ja e e e e e e e e e B17 Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne X e e e e e e e e e B18 Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne X e e e e e e e e B19 Ne Ne Ne Ne Ne Ne Ne X e e e e e e e B20 Ne Ne Ne Ne Ne Ne X e e e e e e B21 Ne Ne Ne Ne X Ja e e e e B22 Ne Ne Ne Ne X e e e e B23 Ne Ne Ne X e e e B24 Ne Ne X e e B25 Ne X e B26 X Legenda:
Ja : de betreffende kavels overlappen elkaar (geheel of gedeeltelijk) (de overlap bedraagt >35% van het kleinste kavel of de overlap bedraagt meer dan 100.000 inwoners)
Nee : de betreffende kavels overlappen elkaar niet X : deze situatie komt niet voor
: deze situatie is op een andere plek in de tabel af te lezen 19


Bijlage 2b als bedoeld in artikel 44, tweede lid, van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003

Overlappende kavels ten aanzien waarvan de verplichting geldt een verschillend programma uit te zenden.
Tabel 1
Overlap tussen middengolfkavels (nachtcontour) en landelijke FM-kavels Kavel C1 C2 C3 C4 C5 C6 C7 C8 C9 C10 C11 C12 A1 Ja Ja Nee Ja Ja Nee Ja Ja Ja Ja Ja Ja A2 Ja Ja Nee Ja Ja Nee Ja Nee Ja Ja Ja Ja A3 Ja Ja Nee Ja Ja Nee Ja Nee Ja Ja Ja Ja A4 Ja Ja Nee Ja Ja Ja Ja Nee Ja Ja Ja Ja A5 Ja Ja Nee Ja Ja Nee Nee Nee Nee Ja Ja Ja A6 Ja Ja Nee Ja Ja Ja Ja Nee Ja Ja Ja Ja A7 Ja Ja Nee Ja Ja Ja Ja Nee Ja Ja Ja Ja A8 Ja Ja Nee Ja Ja Ja Ja Nee Ja Nee Ja Ja A9 Ja Ja Nee Ja Ja Ja Ja Ja Ja Nee Ja Ja Legenda:
Ja : de betreffende kavels overlappen elkaar (geheel of gedeeltelijk) Nee : de betreffende kavels overlappen elkaar niet Tabel 2
Overlap tussen middengolfkavels (nachtcontour) en niet-landelijke FM-kavels KAVEL C1 C2 C3 C4 C5 C6 C7 C8 C9 C10 C11 C12 B1 Ja Nee Nee Nee Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja B2 Ja Nee Nee Nee Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja B3 Ja Nee Nee Nee Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja B4 Ja Nee Nee Nee Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee B5 Ja Ja Nee Nee Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja B6 Ja Nee Nee Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja Nee B7 Nee Nee Nee Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja Nee B8 Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja Nee B9 Ja Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja Nee Nee Nee B10 Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja Nee Nee B11 Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee B12 Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja Nee Nee B13 Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee B14 Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee B15 Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee B16 Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja Nee Nee B17 Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee B18 Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee B19 Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee B20 Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee B21 Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja Nee B22 Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja Nee 20


B23 Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee B24 Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee B25 Nee Nee Nee Nee Nee Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee B26 Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Legenda:
Ja : de betreffende kavels overlappen elkaar (geheel of gedeeltelijk)
Nee : de betreffende kavels overlappen elkaar niet Tabel 3
Overlap tussen middengolfkavels onderling (nachtcontour) Kavel C1 C2 C3 C4 C5 C6 C7 C8 C9 C10 C11 C12 C1 X Ja Nee Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee Nee Ja C2 X Nee Nee Nee Nee Ja Nee Ja Nee Nee Nee C3 X Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee C4 X Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee C5 X Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee C6 X Nee Nee Nee Nee Nee Nee C7 X Nee Ja Nee Nee Nee C8 X Nee Nee Nee Nee C9 X Nee Nee Nee C10 X Nee Nee C11 X Nee C12 X Legenda:
Ja : de betreffende kavels overlappen elkaar (geheel of gedeeltelijk) Nee : de betreffende kavels overlappen elkaar niet X : deze situatie komt niet voor
: deze situatie is op een andere plek in de tabel af te lezen

21


Bijlage 3a als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003
I. Ten behoeve van de beoordeling door de minister of de aanvrager voldoet aan de eisen van de artikelen 8, tweede lid, 9 en 10.
I.A. Bestemmingen en programmacategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft. Een schriftelijke opgave van de bestemming of bestemmingen waarop de aanvraag betrekking heeft (landelijke commerciële radio-omroep, niet-landelijke commerciële radio-omroep, middengolf), en in het geval de aanvraag tevens of uitsluitend betrekking heeft op landelijke commerciële radio-omroep, de opgave of het om geclausuleerde of ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep gaat. Indien de opgave geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep vermeldt, dient tevens te worden opgegeven op welke programmacategorie de aanvraag betrekking heeft (nieuws, Nederlandstalige muziek, klassieke muziek, recente bijzondere muziek, niet-recente bijzondere muziek). De schriftelijke opgave geschiedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 9 van deze regeling.
I.B. Kavels waarop de aanvraag betrekking heeft
Bij de schriftelijke opgave bedoeld onder I.A., per opgave de schriftelijke vermelding van de kavels waarop de aanvraag betrekking heeft door middel van de aanduiding van kavels zoals die in bijlage 1 staan vermeld (bijvoorbeeld: kavel A1).
I.C. Voorkeuren voor de kavels waarop de aanvraag betrekking heeft. Bij de schriftelijke opgave bedoeld onder IA en IB, per opgave de schriftelijke vermelding van voorkeuren die aan de kavels wordt gegeven waarop de aanvraag betrekking heeft. De voorkeuren worden weergegeven op de in artikel 11 genoemde wijze. Indien de aanvraag betrekking heeft op kavels voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep uitsluitend voor het geval de bestemming daarvan wordt gewijzigd in die van ongeclausuleerde landelijke commerciële radio- omroep, wordt voor het aangeven van voorkeuren gebruik gemaakt van bijlage 3b van deze regeling. II. Ten behoeve van de beoordeling door de minister of de aanvrager voldoet aan de eisen van de artikelen 15, 16, 17, 18, 19 en 20
II.A. Algemeen
II.A.1 Natuurlijke personen
1. naam van de aanvrager;
2. adres en woonplaats van de aanvrager;
3. een recent uittreksel, niet ouder dan één maand gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag, uit het bevolkingsregister;
4. een recente verklaring, niet ouder dan één maand gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag, omtrent het gedrag als bedoeld in de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag;
5. indien de aanvrager onder curatele is gesteld, schriftelijke toestemming van zijn curator om handelingen te verrichten met betrekking tot het verwerven van vergunningen voor en het verrichten van commerciële radio;
6. een beschrijving van de feitelijke werkzaamheden van de aanvrager. Indien de aanvrager zijn werkelijke woonplaats heeft in een van de andere lidstaten van de Europese Unie of van een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, bevat de aanvraag de vergelijkbare gegevens en bescheiden krachtens het recht van dat land.

---


IIA.2 Rechtspersonen
1naam van de aanvrager;
2. rechtsvorm van de aanvrager, alsmede het recht van het land dat deze rechtsvorm beheerst; 3. vestigingsplaats van de aanvrager en, als deze niet dezelfde zijn, de statutaire zetel en de zetel van het hoofdbestuur;
4. statuten;
5. een beschrijving van het doel en van de feitelijke werkzaamheden van de aandeelhouders van de aanvrager, voor zover deze rechtspersonen zijn;
6. een recent, niet ouder dan één maand gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag, uittreksel van het register van de Kamer van Koophandel. Indien de aanvrager deel uitmaakt van een groep van ondernemingen als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, verstrekt de aanvrager tevens de uittreksels van de andere ondernemingen die deel uit maken van de groep. Indien de aanvrager een dochtermaatschappij heeft als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, verstrekt de aanvrager tevens de statuten van die dochtermaatschappij; 7. documenten of verklaringen waaruit kan worden afgeleid dat de aanvrager niet een rechtspersoon in oprichting is;
8. een document waaruit blijkt dat de aanvrager gerechtigd is de aanvraag te ondertekenen, dan wel een verwijzing naar overgelegde documenten waaruit deze bevoegdheid blijkt. Indien de aanvrager wordt beheerst door het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of van een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, bevat de aanvraag de vergelijkbare gegevens en bescheiden krachtens dat recht. II.B. Financiële positie landelijke commerciële radio-omroep specifiek Uitsluitend voor de aanvrager van wie de aanvraag (mede) betrekking heeft op landelijke commerciële radio-omroep: een bankgarantie als bedoeld in artikel 17 van deze regeling. II.C. Kennis en ervaring
1. Een beschrijving van de kennis en ervaring waarover de aanvrager kan beschikken met betrekking tot de productie en exploitatie van radioprogramma's, welke op grond van artikel 18 van deze regeling is voorgeschreven;
2. een zo volledig mogelijke beschrijving door wie en op welke wijze die kennis en ervaring ter beschikking van de aanvrager wordt gesteld, vergezeld van de daarop betrekking hebbende overeenkomsten.
II.D. Technische middelen
1. Een beschrijving van de technische middelen waarover de aanvrager kan beschikken met betrekking tot de productie en exploitatie van radioprogramma. 2. Een zo volledig mogelijke beschrijving waarin wordt aangegeven door wie en op welke wijze de technische middelen met betrekking tot de productie en exploitatie van radioprogramma's ter beschikking van de aanvrager worden gesteld, vergezeld van de daarop betrekking hebbende overeenkomsten.
II.E. Hoedanigheid als commerciële omroep
De toestemming van het Commissariaat voor de Media als bedoeld in artikel 71a van de Mediawet of, voor zover van toepassing, een bewijs dat die toestemming is aangevraagd gevolgd door de definitieve toestemming op uiterlijk.... .
23


II.F. Integriteit en kwaliteit

De verklaringen als bedoeld in artikel 20, eerste en tweede lid, van deze regeling door middel van de modellen opgenomen in bijlagen 6 en 7 van deze regeling. III. Ten behoeve van de beoordeling door de minister of een aangevraagde landelijke of niet- landelijke vergunning op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder f, van de Telecommunicatiewet jo. het bepaalde bij of krachtens artikel 82f van de Mediawet moet worden geweigerd. Tevens ten behoeve van de beoordeling door de minister of op grond van artikel-44 de verplichting geldt om een verschillend programma uit te zenden III.A.1 Eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen rechtspersoon-aanvrager Een beschrijving van de eigendoms- zeggenschapsverhoudingen en overlegging van alle overeenkomsten die deze verhoudingen beïnvloeden. De beschrijving dient inzicht te bieden of er een zodanige verbondenheid met een andere aanvrager bestaat dat er sprake is van een zelfde instelling in de zin van artikel 82f van de Mediawet. Voor zover het commerciële radio-omroep via de middengolf betreft, dient de beschrijving inzicht te bieden of er een zodanige verbondenheid is met een andere aanvrager dat er sprake is van elkaar overlappende kavels in de zin van artikel 46 van deze regeling. 1. De beschrijving bevat in elk geval gegevens met betrekking tot: a. de grootte van het aandelenkapitaal, de samenstelling in soorten aandelen, zoals gewone, preferente, converteerbare of prioriteitsaandelen, en de verdeling over de aandeelhouders. Een kopie van het aandeelhoudersregister dient te worden overgelegd; b. het vreemde vermogen van de aanvrager, zoals obligatieleningen, achtergestelde leningen, en leningen waarvoor een hypotheek- of pandrecht is verstrekt; alsmede degene die de financiële middelen ter beschikking heeft gesteld en degene aan wie de aanvrager zekerheidsrechten heeft verleend,
c. de wijze van besluitvorming binnen het bestuur, de raad van commissarissen onderscheidenlijk de vergadering van aandeelhouders onder meer ten aanzien van benoeming, schorsing of ontslag van leden van het bestuur of de raad van commissarissen; d. de inhoud van doorlopende volmachten om de aanvrager te vertegenwoordigen (procuratie), waarbij tevens wordt vermeld aan wie de volmacht is verleend, met daarbij vermeld de beperkingen die eventueel met betrekking tot de vertegenwoordigingsbevoegdheid gelden. Een kopie van de volmacht dient te worden overgelegd; e. bestaande en voorgenomen overeenkomsten met andere rechtspersonen, vennootschappen, of natuurlijke personen die zelf, dan wel door middel van een dochtervennootschap uitzendingen van radioprogramma's verzorgen of voornemens zijn dit te doen; f. afschriften van overeenkomsten tussen en volmachten van stemgerechtigden in de algemene vergadering van aandeelhouders van de aanvrager, alsmede, voor zover van toepassing, van stemgerechtigden in de algemene vergadering van aandeelhouders van de moedermaatschappij van de aanvrager.
2. De jaarrekening, bedoeld in artikel 361, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek over het jaar 2001, en, eventueel voorlopig, over het jaar 2002, of een verklaring dat de aanvrager is vrijgesteld van de jaarrekeningenplicht en het jaarverslag, en het verslag in de Nederlandse taal alsmede de daarbij te voegen overige gegevens, bedoeld in artikel 392 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Bij eventuele verschillen tussen de inrichtingsjaarrekening en de jaarrekening voor publicatiedoeleinden dient de eerste te worden overlegd, dan wel: a. indien de aanvrager deel uitmaakt van een groep van ondernemers, de geconsolideerde jaarrekening als bedoeld in artikel 405 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek over het jaar 2001, en, eventueel voorlopig, over het jaar 2002, het jaarverslag en de overige gegevens bedoeld in artikel 392 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; b. indien de aanvrager een rechtspersoon is als bedoeld in artikel 396, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de gegevens, bedoeld in het derde lid van dat artikel. 24


3. Voor zover van belang voor de eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen, een afschrift van de notulen van vergaderingen van het bestuur, de raad van commissarissen en de algemene vergadering van aandeelhouder over de jaren 2001 en, voor zover beschikbaar, 2002; 4. Documenten inzake beschermingsconstructies van de aanvrager en, voor zover van toepassing, de moedermaatschappij van de aanvrager, in het bijzonder beschermingsconstructies met betrekking tot plaatsing van preferente aandelen of prioriteitsaandelen bij een rechtspersoon of een natuurlijk persoon.
Indien de aanvrager wordt beheerst door het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of van een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, bevat de aanvraag de vergelijkbare gegevens en bescheiden krachtens dat recht. III.A.2 Eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen natuurlijke persoon-aanvrager 1. Een beschrijving van de (neven)functies en werkzaamheden van de aanvrager, waaronder begrepen (doch niet uitsluitend) optredend als bestuurder, commissaris of adviseur van rechtspersonen, vennootschappen of natuurlijke personen die zelf, dan wel door middel van een dochtervennootschap, uitzendingen van radioprogramma's verzorgen of voornemens zijn dit te doen; 2. een beschrijving van bestaande en voorgenomen overeenkomsten van de aanvrager met andere natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen, die zelf, dan wel door middel van een dochtervennootschap, uitzendingen van radioprogramma's verzorgen of voornemens zijn dit te doen; 3. een beschrijving van de financiering van de door de aanvrager gedreven onderneming, waarmee de aanvrager voornemens is uitzendingen van radioprogramma's te verzorgen, alsmede een beschrijving van degenen die garant, borg of anderszins (hoofdelijk) aansprakelijk zijn voor de aflossing van de financiering.
Vergelijkbare informatie moet worden toegevoegd indien andere dan de Nederlandse regelgeving van toepassing is.
IV Ten behoeve van de beoordeling door de minister of een aangevraagde vergunning op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder b, van de Telecommunicatiewet moet worden geweigerd en ten behoeve van de toepassing van de vergelijkende toets ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep
Ten aanzien van artikel 26:
a. per kavel waarop de aanvraag betrekking heeft een bedrijfsplan overeenkomstig bijlage 8 van deze regeling:
b. per kavel waarop de aanvraag betrekking heeft een financieel bod overeenkomstig het model dat in bijlage 4 van deze regeling is opgenomen.
V. Ten behoeve van de beoordeling door de minister of een aangevraagde vergunning op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder b en f , van de Telecommunicatiewet moet worden geweigerd en ten behoeve van de toepassing van de vergelijkende toets geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep
Ten aanzien van artikel 28:
a. per kavel waarop de aanvraag betrekking heeft een bedrijfsplan overeenkomstig bijlage 8 van deze regeling;
b. per kavel waarop de aanvraag betrekking heeft een financieel bod overeenkomstig het model dat als bijlage 4 in deze regeling is opgenomen.
VI. Ten behoeve van de beoordeling door de minister of een aangevraagde vergunning op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder b en f, van de Telecommunicatiewet moet worden geweigerd en ten behoeve van de toepassing van de vergelijkende toets niet-landelijke commerciële radio-omroep 25


Ten aanzien van artikel 30:
a. per kavel waarop de aanvraag betrekking heeft een bedrijfsplan overeenkomstig bijlage 8 van deze regeling ;
b. per kavel waarop de aanvraag betrekking heeft een financieel bod overeenkomstig het model dat als bijlage 4 in deze regeling is opgenomen.
VII Ten behoeve van de beoordeling door de minister of een aangevraagde vergunning op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder b , van de Telecommunicatiewet moet worden geweigerd en ten behoeve van de toepassing van de vergelijkende toets commerciële radio-omroep middengolf Ten aanzien van artikel 32:
a. per kavel waarop de aanvraag betrekking heeft een bedrijfsplan overeenkomstig bijlage 8 van deze regeling ;
b. per kavel waarop de aanvraag betrekking heeft een financieel bod overeenkomstig het model dat als bijlage 4 in deze regeling is opgenomen.
VIII. Schriftelijke verklaringen
VIII.A. Aanvrager
Een schriftelijke verklaring van de aanvrager omtrent: a. de volledigheid en juistheid van de door hem verstrekte gegevens; b. zijn bekendheid met de exoneratie van de Staat betreffende de technische implementatie. VIII.B Advocaat
1. Indien de aanvrager een natuurlijk persoon is, een schriftelijke opinie van een advocaat, gevestigd in het land waarin de aanvrager binnen een van de lidstaten van de Europese Unie of van een van de overige lidstaten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte zijn werkelijke woonplaats heeft, omtrent het voldoen door de aanvrager aan de artikelen 15 en 16; 2. Indien de aanvrager een rechtspersoon is, een schriftelijke opinie van een in Nederland gevestigde advocaat, omtrent het genoemde in het eerste lid.
3. Indien de aanvrager een rechtspersoon is, en indien het land waarvan het recht de aanvrager beheerst niet het Nederlandse recht is, een schriftelijke opinie van een in Nederland gevestigde advocaat en een, in afwijking van artikel 7, zevende lid, van deze regeling, in het Engels opgestelde schriftelijke opinie van een in dat andere land gevestigde advocaat, die gezamenlijk alle onderdelen van een schriftelijke opinie beslaan omtrent het genoemde in het eerste lid.

26


Bijlage 3b als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003

Ongeclausuleerde kavels geclausuleerde kavels ten tijde van indienen aanvraag Kavel Kavel Kavel Kavel Kavel Kavel Kavel Kavel Kavel A1 A3 A6 A7 A 4 A9 A8 A A (nieuws (Ned. (klassieke/ (recente (niet- ) Muziek) jazz bijz. recente muziek) muziek) bijz.muz) Voorkeur
Instructie voor het invullen van bovenstaande tabel. Indien voor een kavel bestemd voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep geen enkele aanvraag is ingediend, of alle aanvragen niet in behandeling worden genomen of tussentijds worden afgewezen, wordt de bestemming van die kavel gewijzigd in ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep. Dit betekent dat het aantal ongeclausuleerde kavels na indiening van de aanvragen kan toenemen. Indien de aanvrager geïnteresseerd is in een geclausuleerd kavel voor het geval de bestemming daarvan wijzigt in ongeclausuleerd, kan zijn aanvraag voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep (mede) op één of meer van dergelijke kavels betrekking hebben. In dat geval dienen bij de opgave van de voorkeuren voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio- omroep ook die kavels betrokken te worden. De aanvrager weet op dat moment nog niet of die kavels ook daadwerkelijk van bestemming zullen wijzigen.
Voor de kavels waarvoor de aanvrager belangstelling heeft, maakt hij zijn voorkeuren kenbaar door in de daarvoor bestemde lege vakjes telkens per vakje één geheel getal in te vullen, beginnend met het getal 1 voor de kavel waarnaar zijn grootste voorkeur uitgaat, en vervolgens het getal 2 voor de kavel waarnaar zijn één na grootste voorkeur uitgaat, etc.Voor de kavels waarvoor hij geen belangstelling heeft, zet de aanvrager een kruisje in de betreffende lege vakjes. Voorbeeld
Stel: een aanvrager voor landelijke commerciële radio-omroep heeft belangstelling voor de vier kavels waarvan bij de start van de aanvraagprocedure vaststaat dat die ongeclausuleerd zijn (kavels A1, A3, A6 en A7), en daarnaast voor de kavels A4 en A9 indien de bestemming wijzigt in ongeclausuleerd. Uit de onderstaande voorbeeldtabel blijkt welke voorkeuren hij aan deze zes kavels heeft toegekend. Aan de kavels A4 en A9 zijn de voorkeuren 4 en 6 gegeven. Ongeclausuleerde kavels geclausuleerde kavels Kavel Kavel Kavel Kavel Kavel Kavel Kavel Kavel Kavel A1 A3 A6 A7 A4 A9 A8 A A (nieuws (Ned. (klassieke/ (recente (niet- ) Muziek) jazz bijz. recente muziek) Muziek) bijz.muz) Voorkeur 1 3 5 2 4 6 X X X Het bovenstaande voorbeeld laat onverlet dat een aanvrager kavel A4 dan wel kavel A9 ook kan aanvragen voor het geval de bestemming daarvan niet wijzigt, en het een geclausuleerd kavel blijft. 27


Bijlage 4 als bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de Regeling aanvraag vergunningen commerciële radio-omroep


- Model financieel bod - Bijlage 4 als bedoeld in artikel 11, tweede lid van de Regeling aanvraag vergunningen commerciële radio-omroep
INSTRUCTIES:
het financieel bod wordt uitgebracht in euro's;
het financieel bod wordt afgerond op hele euro's;
het bedrag van het financieel bod wordt zowel in cijfers als in letters geschreven; het financieel bod dient in de Nederlandse taal te worden ingevuld.
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * DOOR DE AANVRAGER IN TE VULLEN GEGEVENS:
Geef aan op welk kavel Bedrag van het bod in cijfers Bedrag van het bod in letters het bod wordt uitgebracht
Kavel A1

Kavel A2

Kavel A3

Kavel A4

Kavel A5

Kavel A6

Kavel A7

Kavel A8

Kavel A9

Kavel B1

Kavel B2

Kavel B3

28


Kavel B4

Kavel B5

Kavel B6

Kavel B7

Kavel B8

Kavel B9

Kavel B10

Kavel B11

Kavel B12

Kavel B13

Kavel B14

Kavel B15

Kavel B16

Kavel B17

Kavel B18

Kavel B19

Kavel B20

Kavel B21

Kavel B22

Kavel B23

Kavel B24

Kavel B25

Kavel B26

Kavel C1

29


Kavel C2

Kavel C3

Kavel C4

Kavel C5

Kavel C6

Kavel C7

Kavel C8

Kavel C9

Kavel C10

Kavel C11

Kavel C12

Ondergetekende:
Naam aanvrager:

30


Bijlage 5 als bedoeld in artikel 17 van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003


- Model bankgarantie - De ondergetekende
.... (naam van een aan toezicht van De Nederlandsche Bank onderworpen bank)*, gevestigd te ...., mede kantoorhoudende te ....., hierna te noemen: "de Bank"; In aanmerking nemende:
A dat art. 3.3, eerste lid, van de Telecommunicatiewet bepaalt dat voor het gebruik van frequentieruimte een vergunning is vereist; B dat ... (naam aanvrager), woonachtig te ... (invullen als de aanvrager een natuurlijk persoon is, anders doorhalen)/rechtspersoon naar ... (het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of van een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte) recht, waarvan de zetel is gevestigd te ..., kantoorhoudende te ..., hierna te noemen: "de Aanvrager", voornemens is een aanvraag om een vergunning als bedoeld in art. 3.3, eerste lid, van de Telecommunicatiewet in te dienen; C dat met betrekking tot de verlening van een vergunning regels zijn gesteld. Deze regels zijn onder meer vastgelegd in de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003, de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 en de Regeling Vaststelling eenmalig bedrag commerciële radio-omroep 2003;
D dat op grond van artikel 17 van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003 van de Aanvrager wordt verlangd dat deze een bankgarantie doet stellen ter zekerheid van:
(i) de (tijdige en algehele) nakoming van betaling van de eerste en tweede termijn van het financieel bod als bedoeld in artikel 41 lid 2 en 3 van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003, hierna te noemen: "de Vordering", aan de Staat der Nederlanden, rechtspersoon naar Nederlands recht, waarvan de zetel is gevestigd te 's-Gravenhage, hierna te noemen: "de Staat". Voor zover de Aanvrager een van de hiervoor bedoelde verplichtingen tot betaling aan de Staat is nagekomen, zal de Staat onverwijld de vereisten handelingen doen verrichten teneinde te bewerkstelligen dat het maximumbedrag van deze bankgarantie dienovereenkomstig wordt verlaagd;
31


E dat de Aanvrager de Bank heeft verzocht een onherroepelijke en onafhankelijke bankgarantie te stellen ten behoeve van de Staat, welke op eerste verzoek van de Staat betaalbaar is;

Verbindt zich tot het navolgende:
1. De Bank stelt zich bij wijze van zelfstandige verbintenis tot een bedrag van ...... (zegge: .......), onherroepelijk garant jegens de Staat voor de betaling van al hetgeen de Staat blijkens een schriftelijke verklaring van de Staat ter zake van de Vordering van de Aanvrager te vorderen heeft, aldus dat de Bank zich verbindt het gevorderde bedrag als eigen verplichting aan de Staat te voldoen.
2. De Bank verbindt zich om als eigen schuld op eerste verzoek en op de enkele schriftelijke mededeling van de Staat zonder overlegging van enig ander document of opgaaf van redenen te verlangen, aan de Staat te voldoen het bedrag dat de Staat verklaart ter zake van de Vordering van de Aanvrager te vorderen te hebben, met dien verstande dat de Bank nimmer gehouden is aan de Staat meer te voldoen dan het hiervoor vermelde maximumbedrag. Zulks met inachtneming van:
3. Deelberoepen onder deze bankgarantie zijn mogelijk. Het maximumbedrag van deze bankgarantie wordt met een bedrag gelijk met dat van elk deelberoep verlaagd. 4.Onverminderd het bepaalde onder 3, zal het maximumbedrag van deze bankgarantie worden verlaagd voor zover de Aanvrager een verplichting nakomt tot zekerheid waartoe deze bankgarantie strekt. De verlaging vindt plaats na en door middel van ontvangst door de Bank van een per aangetekende brief gezonden schriftelijke verklaring van een in Nederland ingeschreven advocaat van de Staat dat de Bank de bankgarantie dient te verlagen alsmede het bedrag waarmee het maximumbedrag van deze bankgarantie dient te worden verlaagd. 5. Deze bankgarantie vervalt na ontvangst door de Bank van een per aangetekende brief gezonden schriftelijke verklaring van een in Nederland ingeschreven advocaat van de Staat dat de bankgarantie is vervallen en in ieder geval achttien (18) maanden na datum van ondertekening van deze bankgarantie, tenzij de Bank tenminste één maand voor de einddatum van deze bankgarantie per aangetekende brief een schriftelijke verklaring van een Nederland inschreven advocaat van de Staat heeft ontvangen dat een (civielrechtelijke of bestuursrechtelijke) procedure tussen de Staat en de Aanvrager ter zake (van een deel) van de Vordering nog aanhangig is, in welk geval deze bankgarantie telkens voor een nieuwe termijn van zes (6) maanden geldig is. 6.Deze bankgarantie wordt beheerst door Nederlands recht. Geschillen ter zake van deze bankgarantie kunnen uitsluitend worden voorgelegd aan de bevoegde Nederlandse rechter te 's-Gravenhage. 7.Na verval van deze bankgarantie kan de Staat geen enkele aanspraak meer maken jegens de Bank uit hoofde van deze bankgarantie en is de Staat op verzoek van de Bank verplicht het origineel van deze bankgarantie aan de Bank terug te geven.
32


Plaats: Datum:


* hetgeen in het bovenstaande cursief is gedrukt moet door de Bank worden ingevuld.

---


Bijlage 6 als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003


- Model verklaring kwaliteit programma -
Ondergetekende verklaart hierbij dat een krachtens deze regeling aan hem verleende vergunning voor commerciële radio-omroep zal worden gebruikt voor het uitzenden van een radioprogramma van een commerciële omroepinstelling:
a. dat, voorzover het gepresenteerde programmaonderdelen betreft, in de Nederlandse of Friese taal wordt gepresenteerd, en
b. waarin tussen 0.700 uur en 23.00 uur ten minste éénmaal per uur op het hele uur een programmaonderdeel geheel bestaande uit nieuws is opgenomen. Aldus verklaard en opgesteld te .....,........2003 (handtekening aanvrager)

34


Bijlage 7 als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets commerciële radio-omroep 2003

Modelverklaring integriteit

Ondergetekende verklaart hierbij dat een krachtens deze regeling aan hem verleende vergunning niet zal worden gebruikt voor het uitzenden van een radioprogramma waarin een uitlating wordt gedaan die als een bij wet omschreven en door de vergunninghouder begaan strafbaar feit is aan te merken. Aldus verklaard en opgesteld te .....,........2003 (handtekening aanvrager)

Bijlage 8 als bedoeld in de artikelen 26, eerste lid, 28 en 30, tweede lid, en 32, eerste lid, van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003
- Model Bedrijfsplan ­ 35


36


Toelichting

Algemeen
1. Inleiding
In Nederland wordt een aanzienlijk deel van de radioprogramma's verzorgd en uitgezonden door commerciële omroepinstellingen. Er wordt in dit verband gesproken van commerciële radio-omroep. De frequentieruimte in de 87.5-100 MHz-band en de 100-108 MHz-band is in het Nationaal Frequentieplan 20022 bestemd voor zowel publieke als commerciële radio-omroep. De frequentieruimte die beschikbaar is voor gebruik ten behoeve van commerciële radio-omroep is al vele jaren schaars. Vanaf 1997 is in opdracht van het toenmalige kabinet een onderzoek verricht naar de technische mogelijkheden voor een nieuwe frequentieplanning ten behoeve van commerciële radio- omroep, het zogenoemde zero base-onderzoek. Bij het onderzoek is ook ­ naast de frequentieruimte voor commerciele omroepen ­ de frequentieruimte die bestemd is voor de publieke omroep betrokken. Het onderzoek, dat in verschillende fasen en door diverse instanties is verricht, had betrekking op de FM-band en de middengolfband. De uitkomsten van dit onderzoek zullen tot een herverdeling van de beschikbare frequentieruimte leiden die een doelmatiger indeling van frequenties oplevert. In afwachting van een definitieve herverdeling is in het voorjaar van 2002 een tijdelijke uitgifte van de radiofrequenties voor commerciële radio-omroep van start gegaan, onder gelijktijdige verlenging van de vergunningen van zittende commerciële radio-omroepen met een termijn van één jaar. Die tijdelijke uitgifte met verlenging bleek op grond van een uitspraak van de Voorzieningenrechter van de rechtbank te Rotterdam niet gerealiseerd te kunnen worden (Vzngr. Rb Rotterdam, 24 juli 2002, AB 2002, 326 m.n.t. GC). De rechter bepaalde dat de vergunningen voor het gebruik van de voor commerciële radio-omroep beschikbare zero basefrequenties door middel van de procedure van veiling dienden te worden verleend binnen een nader in de uitspraak aangegeven tijdsbestek. De uitspraak van de Voorzieningenrechter kwam niet overeen met de beleidsvoornemens van het nieuwe kabinet die in het Strategisch Akkoord van 3 juli 2002 waren vastgelegd, namelijk dat de langjarige verdeling van radiofrequenties voor commerciële omroep zal geschieden op basis van een vergelijkende toets aan de hand van objectieve criteria ­ waarbij het aanbod ten aanzien van de hoogte van de jaarlijkse vergoeding een belangrijke component zal zijn. In de vergadering van de ministerraad van 23 augustus 2002 is daarop besloten de zero basefrequenties op zo kort mogelijke termijn te verdelen door middel van een vergelijkende toets met een financieel bod. Het besluit van de ministerraad was ten dele niet in overeenstemming met het Frequentiebesluit zoals dat destijds gold. Het nieuwe beleid dat het kabinet voor ogen staat veronderstelde derhalve wijziging van dat besluit (Stb. 2002, 472). In het verlengde daarvan is de Voorzieningenrechter in Rotterdam verzocht om wijziging dan wel opheffing van de bij uitspraak van 24 juli 2002 getroffen voorlopige voorziening. Dit verzoek heeft geleid tot de uitspraak van 11 oktober 2002, waaruit volgt dat uitvoering kan worden gegeven aan het voornemen om de beschikbare frequentieruimte via een vergelijkende toets met een financieel bod uit te geven, met inachtneming van een tijdpad dat er in voorziet dat uiterlijk 1 januari 2003 de wijze van verdeling van frequentieruimte voor commerciële radio-omroep bekendgemaakt wordt en dat de procedure van verdeling voor 1 juni 2003 afgerond dient te worden opdat de nieuwe langjarige vergunningen per die datum kunnen ingaan (Vzngr. Rb. Rotterdam, 11 oktober 2002, Mediaforum 2002-11/12, nr. 46). De mogelijkheid van een vergelijkende toets met een financieel bod maakte, mede gelet op hetgeen de Voorzieningenrechter verder in deze uitspraak overwoog, een tweede wijziging van het Frequentiebesluit noodzakelijk, die op 24 december 2002 in werking is getreden (Stb. 2002,639). Deze wijziging heeft tot doel om buiten twijfel te stellen dat in geval van een vergelijkende toets met een financieel bod de stellen regels ook betrekking kunnen hebben op het financieel bod, en de nakoming van de verplichtingen die uit het door de aanvrager gedane financieel bod voortvloeien, afdwingbaar is via de aan de vergunning te verbinden voorschriften. 2 Stcrt. 2002, nr. 114.
37


Het kabinet heeft de uitgangspunten voor de vergelijkende toets nader uiteengezet in de brief van 6 december 2002 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2002/03, 24 095, nr. 109). Over deze brief is op 18 december 2002 een Algemeen Overleg gevoerd. Naar aanleiding daarvan is een commissie van drie onafhankelijke deskundigen ingesteld, waaraan is gevraagd te adviseren over de uitwerking van de vergelijkende toets, alsmede de aanvragen te beoordelen op de criteria van de vergelijkende toets (Kamerstukken II 2002/03, 24 095, nr. 117)). De onderhavige regeling bevat de regels voor de procedure van de vergelijkende toets.
2. Uitgangspunten voor de uitgifte via vergelijkende toets met financieel bod In de toelichting bij de eerstgenoemde wijziging van het Frequentiebesluit (Stb. 2002, 467) is nadere uitwerking gegeven aan de door de overheid te waarborgen belangen bij de verdeling van frequentieruimte voor commerciële omroep. Het kabinet acht het verantwoord dat de overheid bij het uitgeven van frequenties in het algemeen belang eisen verbindt aan het gebruik van frequenties en de toewijzing niet of althans niet op beslissende wijze laat afhangen van een verdeelinstrument waarbij uitsluitend het financiële bod het onderscheidende criterium is. Bij die te waarborgen belangen kan in ieder geval worden gedacht aan:
- De verscheidenheid of variatie van het aanbod;
- Voldoende zorg voor het programma;

- Het naleven van het programmaformat waarop de frequentie is verkregen;
- Het te goeder trouw en integer handelen door de vergunninghouder;
- De pluraliteit van aanbieders.
In de hiervoor genoemde brief van 6 december 2002 licht het kabinet deze te waarborgen belangen nader toe.
3. Beschikbare frequentieruimte
De beschikbare frequentieruimte voor commerciële radio-omroep is in verband met de voorgenomen herverdeling op grond van artikel 3.3, vijfde lid, juncto artikel 3.3, eerste lid, van de Telecommunicatiewet nader bestemd voor achtereenvolgens ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep, geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep, niet-landelijke commerciële radio-omroep en commerciële radio-omroep via de middengolf. In de bekendmaking van 24 december 20023 blijkt welke frequentieruimte voor ieder van deze nadere bestemmingen is voorzien. De frequentieruimte bestemd voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep bestaat uit een vijftal kavels waarvoor gebruiksvoorschriften gelden die in de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 zijn opgenomen. De aan deze kavels verbonden gebruiksvoorschriften (clausuleringen) zijn gericht op het realiseren van een nieuwszender, een zender voor klassieke muziek of jazz, een Nederlandstalige muziekzender, een zender voor recente bijzondere muziek en een zender voor niet-recente bijzondere muziek. Deze clausuleringen waarborgen een gewenst minimum aan pluriformiteit in het totale commerciële programma-aanbod op landelijk niveau. Daarnaast kunnen aanvragers in het kader van de vergelijkende toets een verdergaande invulling geven aan de clausuleringen en zich daarmee onderscheiden van andere aanvragers. Indien ten aanzien van een kavel voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep geen aanvragen worden ingediend, dan wel geen enkele aanvrager voor die kavel tot de procedure van vergelijkende toets wordt toegelaten, besluit de Minister van Economische Zaken, in overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (hierna te noemen: de minister), dat de clausulering vervalt en dat de desbetreffende kavel alsnog nader wordt bestemd voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep (zie artikel 2, derde lid). Aanvragers worden in de gelegenheid gesteld om in hun aanvraag deze geclausuleerde kavels voorwaardelijk aan te 3 Stcrt. 2002, nr248
38


vragen voor het geval dat door het intreden van een dergelijke bestemmingswijziging die kavels voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep beschikbaar komen.

Aan het gebruik van de frequentieruimte, bestemd voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep zijn geen gebruiksvoorschriften op grond van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 ten aanzien van de uit te zenden radio-programma's verbonden. Evenmin zijn er vooraf gebruiksvoorschriften verbonden aan de kavels bestemd voor commerciële radio-omroep via middengolffrequenties. Voor het gebruik van frequentieruimte, bestemd voor niet-landelijke commerciële omroep gelden wel vooraf vastgestelde minimum- gebruiksvoorschriften op grond van de genoemde Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003. Die gebruiksvoorschriften zijn gericht op de regionale programmering van niet-landelijke commerciële zendstations. Op grond van artikel 82f, eerste lid, van de Mediawet geldt als hoofdregel dat voor de uitzending van radioprogramma's van eenzelfde instelling niet meer frequentieruimte gebruikt mag worden dan één FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties. In afwijking van dit artikellid is voor landelijke commerciële radio-omroep in de Regeling aanwijzing en gebruik commerciële radio-omroep 2003 bepaald dat eenzelfde commerciële omroepinstelling ten hoogste twee kavels mag gebruiken, waarvan één voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep en één voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep. Voor niet-landelijke commerciële radio-omroep is bepaald dat eenzelfde commerciële omroepinstelling frequentieruimte mag gebruiken voor zover het demografisch bereik niet meer bedraagt dan dertig procent van het aantal inwoners van Nederland, waarbij geldt dat een combinatie niet mogelijk is indien het demografisch bereik van een kleinere niet-landelijke kavel voor 35 procent of meer valt binnen het demografisch bereik van een andere grotere niet-landelijke kavel dan wel, indien dit percentage lager is dan 35 procent, meer dan 100.000 inwoners binnen het demografisch bereik van beide kavels vallen.
Eenzelfde commerciële omroepinstelling kan op grond van de hoofdregel van artikel 82f van de Mediawet niet voor zowel landelijke als voor niet-landelijke commerciële radio-omroep een vergunning verkrijgen. Het is wel toegestaan dat eenzelfde omroepinstelling een combinatie van vergunningen verkrijgt voor FM-kavel(s) en kavel(s) voor de middengolf. Als het FM verzorgingsgebied en het nachtelijke middengolf verzorgingsgebied elkaar overlappen, geldt met het oog op een doelmatig frequentiegebruik de verplichting om verschillende programma`s voor de overlappende kavels uit te zenden. Dezelfde verplichting geldt indien kavels voor de middengolf elkaar overlappen. Bijlage 2b bij de regeling bevat een overzicht van de kavels waarvoor bij overlapping de verplichting geldt een verschillend programma uit te zenden. 4. Aanvraagprocedure
Op grond van de artikelen 4, 6 en 8 van het Frequentiebesluit worden in onderhavige regeling regels gesteld ten aanzien van de indiening en de in een aanvraag voor een vergunning op te nemen gegevens en bescheiden, de aan de aanvrager te stellen eisen en de wijze waarop de vergelijkende toets plaatsvindt. Om in aanmerking te kunnen komen voor een vergunning, moet een aanvraag bij de minister worden ingediend. De aanvraagprocedure ziet er op hoofdlijnen als volgt uit. Allereerst dient een belangstellende voor een vergunning een aanvraagdocument op te vragen. Het aanvraagdocument is een document als bedoeld in artikel 5 van het Frequentiebesluit. Het bevat onder meer een overzicht van het geheel van toepasselijke regels voor de aanvraag van een vergunning en de procedure van vergelijkende toets. Van de aanvraag maakt onder meer het financieel bod onderdeel uit. Bij de aanvraag voor landelijke commerciële radio-omroep dient verder een bankgarantie te zijn gevoegd die betrekking heeft op de eerste twee termijnen van het financieel bod. In artikel 17 van de regeling is bepaald wat de precieze hoogte van het bedrag van deze bankgarantie dient te zijn. De belangstellende heeft tot ..... 2003, 14.00 uur, de gelegenheid om een aanvraag in te dienen, waarin de vereiste gegevens en bescheiden zijn opgenomen.
39


Aanvragen die niet voldoen aan de in artikel 12 bedoelde eisen, dus die bijvoorbeeld te laat worden ingediend, worden niet in behandeling genomen. Daarnaast gelden nog eisen als het hebben uitgebracht van een financieel bod, het overleggen van bepaalde gegevens en bescheiden, etcetera. Indien een aanvrager bij zijn aanvraag niet aan deze eisen voldoet, wordt hij op grond van artikel 13 in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vijf werkdagen te herstellen. Doet hij dat niet, dan wordt zijn aanvraag alsnog niet in behandeling genomen. De Minister van Economische Zaken deelt de aanvrager zo spoedig mogelijk mee of zijn aanvraag al dan niet in behandeling is genomen. In het specifieke geval dat de aanvrager meer dan één aanvraag heeft ingediend en dit verzuim niet heeft hersteld, wordt door middel van loting bepaald welke aanvraag in behandeling blijft. Nadat de aanvraag in behandeling is genomen, toetst de minister de aanvrager op de in de artikelen 15 tot en met 20 gestelde eisen ten aanzien van de rechtsvorm, de financiële positie, technische middelen, kennis en ervaring, hoedanigheid en integriteit van de aanvrager als commerciële omroepinstelling, alsmede zijn bereidheid tot het leveren van ten minste een voorgeschreven mate van zorg voor de kwaliteit en continuïteit van het uit te zenden radio-programma. De aanvraag van de aanvrager die niet aan deze eisen voldoet, wordt afgewezen en wordt niet betrokken in de vergelijkende toets. 5. Beoordeling aanvragen op grond van artikel 3.6 van de Telecommunicatiewet Indien er sprake is van een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de Telecommunicatiewet wordt de aanvraag afgewezen. Dit is een op zichzelf staande beoordeling die los staat van de procedure van de vergelijkende toets. Ook indien er maar één aanvrager voor een kavel in aanmerking zou komen, vindt deze beoordeling plaats. De beoordeling of de vergunning geweigerd moet worden, zal, uit oogpunt van efficiëntie, plaatsvinden voorafgaand aan de vergelijkende toets. Om precies te zijn wordt deze tegelijkertijd gedaan met de beoordeling van de aanvraag in verband met de toelating tot de vergelijkende toets. Het zou immers zowel voor de aanvrager van de vergunning als voor de overige partijen, een verspilling van tijd zijn wanneer, nadat de vergelijkende toets reeds heeft plaatsgevonden, de vergunning alsnog geweigerd moet worden omwille van een reden die reeds bekend was, dan wel had kunnen zijn. Van de hiervoor bedoelde weigeringsgrond is onder meer sprake indien een aanvrager een bedrijfsplan in zijn aanvraag opneemt ten behoeve van de vergelijkende toets, waarvan duidelijk is dat het realiteitsgehalte, de financiële haalbaarheid, of de samenhang van het bedrijfsplan zo gering is dat een doelmatige exploitatie van de kavel waarop de aanvraag betrekking heeft op basis van dit plan geen kans van slagen zal hebben. De aanvraag wordt in dat geval afgewezen op grond van artikel 3.6, eerste lid, onderdeel b, van de Telecommunicatiewet.
Eveneens geldt dat de aanvraag voor landelijke geclausuleerde commerciële radio-omroep of voor niet-landelijke commerciële radio-omroep wordt afgewezen, indien uit de aanvraag blijkt dat de programmatische voornemens van de aanvrager niet voldoen aan de toepasselijke gebruiksvoorschriften in de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio- omroep 2003. Het gaat hier om de weigeringsgrond bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdeel f, van de Telecommunicatiewet.
Daarnaast wordt de aanvraag ook afgewezen, indien er sprake is van strijd met de bij of krachtens artikel 82f van de Mediawet vastgestelde regels. De vergunning wordt in dat geval eveneens geweigerd op grond van artikel 3.6, eerste lid, onderdeel f, van de Telecommunicatiewet. 6. Toets op verbondenheid
In de Mededeling inzake toets op verbondenheid aanvragers vergunningen frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 zijn potentiële deelnemers aan de procedure van de vergelijkende toets gewezen op het onderzoek naar onderlinge verbondenheid van commerciële omroepinstellingen 40


in het kader van de uitgifte van de zero base frequentieruimte4. Het toetsingskader voor dit onderzoek is in de mededeling nader beschreven en is voorts vermeld in de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003. Door te toetsen op verbondenheid wordt voorkomen dat verlening van vergunningen in strijd komt met artikel 82f van de Mediawet en de uitgangspunten van het frequentiebeleid.
Indien twee of meer aanvragers als eenzelfde instelling als bedoeld in artikel 82f, eerste lid, van de Mediawet, moeten worden beschouwd, is de aanvraagprocedure er op gericht deze onderling verbonden aanvragers in een gelijke positie te brengen ten opzichte van de aanvragers die niet onderling verbonden zijn. Hiertoe wordt allereerst nagegaan of de onderling verbonden aanvragers in hun aanvragen tezamen niet meer hebben aangevraagd dan een afzonderlijke aanvrager op grond van de regeling mag aanvragen. Indien blijkt dat de onderling verbonden aanvragers meer dan een afzonderlijke aanvrager hebben aangevraagd, krijgen zij gelegenheid om hun aanvragen op dat punt aan te passen. In het artikelsgewijs gedeelte van de toelichting wordt nader uiteengezet wat de procedure daarvoor is, en wat er gebeurt indien die aanpassing niet plaatsvindt. Ook de aanvrager die alleen een vergunning verwerft voor een middengolfkavel (en dus niet voor een FM-kavel), wordt getoetst op onderlinge verbondenheid met aanvragers die een vergunning voor landelijk FM of voor niet-landelijk FM verleend krijgen. Hiertoe is artikel 53c, eerste lid, onderdelen a en b, van het Mediabesluit van overeenkomstige toepassing verklaard op aanvragers voor de middengolf. Voor deze onderling verbonden aanvragers geldt de verplichting om verschillende programma's uit te zenden voor elkaar overlappende FM-kavels en middengolfkavels, en voor elkaar overlappende middengolfkavels. Dat onderzoek heeft pas betekenis bij het verlenen van de vergunningen, aangezien eenzelfde omroepinstelling die een vergunning verleend krijgt voor overlappende kavels waarbij ten minste één kavel voor middengolf is betrokken de verplichting krijgt opgelegd een verschillend programma op die kavels uit te zenden. 7. Hoofdlijnen procedure van vergelijkende toets met financieel bod De aanvragen die in behandeling zijn genomen, en vervolgens niet zijn afgewezen op één van de gronden genoemd in de paragrafen 4, 5 en 6 komen in aanmerking om toegelaten te worden tot de procedure van de vergelijkende toets. Slechts in een beperkt aantal gevallen , wordt de vergunning zonder toepassing van deze procedure verleend. In artikel 25, tweede lid, van de regeling is nader beschreven wanneer dit zich voordoet.
De procedure van de vergelijkende toets bestaat uit twee onderdelen. Eerst wordt nagegaan of onderscheid tussen de aanvragers kan worden gemaakt aan de hand van de criteria waaraan wordt getoetst. Indien uit die toetsing blijkt dat meerdere aanvragers voor een kavel als beste zijn geselecteerd, en derhalve in de vergelijking gelijk zijn geëindigd, wordt vervolgens uitsluitend tussen deze aanvragers verder geselecteerd op basis van de hoogte van het financieel bod dat is uitgebracht. De aanvrager die van deze aanvragers het hoogste financieel bod heeft uitgebracht, eindigt in dat geval als hoogste in rangorde ten opzichte van alle andere aanvragers. In het eerste onderdeel van de procedure van de vergelijkende toets met het financieel bod wordt met twee type criteria gewerkt. Het ene criterium ziet op de programmatische voornemens van de aanvrager, en het andere criterium heeft betrekking op het bedrijfsplan van de aanvrager dat de programmatische voornemens bedrijfseconomisch en in financiële zin onderbouwt. Voor alle bestemmingen geldt dat de aanvragers in ieder geval op hun bedrijfsplan worden getoetst. Getoetst wordt op het realiteitsgehalte, de financiële haalbaarheid en de onderlinge samenhang van het bedrijfsplan. Bij de beoordeling van het bedrijfsplan zal kennis en ervaring een belangrijke rol kunnen spelen. Het bedrijfsplan kan daardoor beter worden onderbouwd, waardoor het realiteitsgehalte daarvan toeneemt.
4 Stcrt. 2003,.....
41


Aanvragers voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep worden uitsluitend getoetst op hun bedrijfsplan. In tegenstelling tot de overige bestemmingen is er geen wijze waarop deze aanvragers, aan de hand van objectieve criteria, met elkaar vergeleken kunnen worden op programmatische voornemens. Bij commerciële radio-omroep middengolf wordt enkel het bedrijfsplan in de vergelijkende toets betrokken, maar wordt aan de programmatische voornemens als onderdeel van de toets op het bedrijfsplan extra gewicht toegekend. Bij geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep en niet-landelijke commerciële radio-omroep wordt van beide type criteria gebruik gemaakt. Naast de toets op het bedrijfsplan wordt afzonderlijk getoetst in welke mate de aanvragers met hun programmatische voornemens een ruimere invulling geven aan de gebruiksvoorschriften die in de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 voor de diverse kavels zijn vastgesteld. De in die regeling voorkomende gebruiksvoorschriften bevatten minimum-eisen gericht op het doen ontstaan van bepaalde type zenders, en is bij niet-landelijke commerciële radio-omroep gericht op regionale programmering. In de artikelgewijze toelichting wordt nader uiteengezet hoe aanvragers zich met hun programmatische voornemens van elkaar kunnen onderscheiden. Er wordt een globaal waarderingssysteem gehanteerd om onderscheid tussen aanvragers te maken. Een aanvrager voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep kan voor zijn bedrijfsplan een nul (0) of een plus (+) toegekend krijgen. Aanvragers voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep of voor niet-landelijke commerciële radio-omroep krijgen voor hun programmatische voornemens de waardering 0 of + toegekend, en voor hun bedrijfsplan eveneens een 0 of +. Die beoordelingen monden uit in één van de volgende eindwaarderingen: 00, 0+, +0 of ++. De aanvrager die met een + voor de programmatische voornemens en met een 0 voor het bedrijfsplan is gewaardeerd, wordt als beter beoordeeld dan degene met een + voor het bedrijfsplan , en met een 0 voor de programmatische voornemens. Deze keuze berust op het belang dat in de procedure van de vergelijkende toets wordt gehecht aan de inhoud van het aanbod bij geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep en niet-landelijke commerciële radio-omroep. Bij de commerciële radio- omroep middengolf wordt bij de waardering voor het bedrijfsplan rekening gehouden met de aparte positie die de programmatische voornemens daarin innemen. Door de eindwaarderingen van de verschillende aanvragers voor een kavel onderling te vergelijken, wordt bepaald wie als beste in de vergelijking eindigt. Indien de vergelijking tussen aanvragers geen onderscheid oplevert, geeft als volgende beslisregel de hoogte van het financieel bod de doorslag om te bepalen wie een vergunning verleend dient te krijgen. Het financieel bod dient bij het indienen van de aanvraag te zijn uitgebracht, en kan nadien niet meer worden gewijzigd (sealed bid, first price). Indien de vergunning wordt verleend, dient het bod periodiek betaald te worden in acht gelijke termijnen. Het financieel bod is ook verschuldigd indien de aanvrager daarop niet is geselecteerd. In het onwaarschijnlijke geval dat ook het financieel bod van twee of meer aanvragers gelijk is, zal uitsluitend tussen deze aanvragers door middel van loting worden bepaald wie voor een kavel wordt geselecteerd. Loting zal door de notaris worden uitgevoerd. Nadat is bepaald welke aanvragers voor een kavel worden geselecteerd, volgt de toewijzing van kavels aan de geselecteerde aanvragers. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mogelijkheid dat bij ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep of niet-landelijke commerciële radio- omroep een aanvrager voor meer kavels is geselecteerd dan hij mag verwerven. Binnen deze bestemmingen kan een aanvrager immers ook meer aanvragen dan hij mag verwerven. Indien deze situatie zich voordoet wordt aan de hand van de voorkeuren die de aanvrager bij het indienen van zijn aanvraag aan die kavels heeft gegeven, bepaald voor welke kavel of kavels hij een vergunning verleend krijgt.
8. Afsluitende opmerkingen
De aanvrager dient bij zijn aanvraag de nodige gegevens over te leggen. Deze gegevens dienen er toe om de aanvrager te kunnen toetsen op de hierboven genoemde aspecten. Het verstrekken van de gegevens kan administratieve lasten voor de aanvrager met zich meebrengen. Een algemeen geldend 42


uitgangspunt voor de regelgeving is dat de uit regelgeving voortkomende administratieve lasten voor het bedrijfsleven zo beperkt mogelijk dienen te worden gehouden. Dit volgt onder meer uit het kabinetsstandpunt van 20 oktober 1999 (Kamerstukken II 1999/2000, 24 036, nr. 138). Tegen deze achtergrond is voor het verstrekken van de gegevens waar mogelijk aangesloten bij reeds bestaande administratieve lasten voor de aanvragers.
Artikelsgewijs
Artikel 1
In artikel 1 zijn de begripsomschrijvingen opgenomen. De aanvrager is degene die een aanvraag doet voor een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte ten behoeve van commerciële radio- omroep. In de onderdelen d en e zijn "ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep" en "geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep" omschreven. Het verschil tussen deze bestemmingen ligt in het al dan niet aanwezig zijn van specifieke gebruiksvoorschriften die een kavel programmatisch kleuren. In de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio- omroep 2003 zijn de kavels aangewezen waarvoor specifieke gebruiksvoorschriften gelden. Voor de toepassing van deze regeling worden op grond van die gebruiksvoorschriften de kavels voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep in de volgende categorieën van programma's onderscheiden: nieuws, Nederlandstalige muziek, klassieke muziek of jazz, niet-recente bijzondere muziek, en recente bijzondere muziek (onderdelen f tot en met j). De bestemming landelijke commerciële radio-omroep onderscheidt zich op een tweetal punten van de bestemming niet-landelijke commerciële omroep. Het eerste punt betreft het geografische dekkingsgebied van de frequenties. De frequentieruimte per beschikbare vergunning voor de landelijke commerciële radio-omroep heeft een grotendeels landelijke dekking. De frequentieruimte voor niet-landelijke commerciële omroep betreft een regionaal of lokaal dekkingsgebied. De daarvoor bestemde kavels bestaan uit één of meer frequenties, die zodanig zijn samengesteld dat per kavel sprake is van een zoveel mogelijk aaneengesloten verzorgingsgebied van voldoende omvang. Het tweede punt van onderscheid betreft de programma's. De programma's die verzorgd worden door landelijke commerciële omroep hoeven niet op een specifieke regio betrekking te hebben. Deze programma's zijn bedoeld voor een landelijk publiek. De door niet-landelijke commerciële radio- omroep verzorgde programma's hebben in het bijzonder betrekking op het regionale, geografische gebied waarover de dekking van de desbetreffende frequenties zich uitstrekt. Artikelen 2 tot en met 4
Deze artikelen vermelden van alle bestemmingen de beschikbare vergunningen. De omschrijving van de kavels met de frequentieruimte ten aanzien waarvan de vergunningen worden verleend, is opgenomen in bijlage 1 bij de regeling. De kavels met de daarin opgenomen frequenties en de bijbehorende antenne-opstelplaatsen zijn in tabelvorm weergegeven. Met betrekking tot de landelijke commerciële radio-omroep en de niet-landelijke commerciële radio-omroep geldt een beperking ten aanzien van het aantal kavels dat door één partij kan worden verworven. Verwezen wordt naar artikel 2, vierde lid, en artikel 3, derde lid, en het algemeen deel van deze toelichting. Indien voor een kavel bestemd voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep geen enkele aanvraag is ingediend, wordt de bestemming van die kavel gewijzigd in ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep. Dezelfde bestemmingswijziging vindt plaats, indien na toepassing van de artikelen 12, 13, 20, 23, of op grond van artikel 3.6 van de Telecommunicatiewet alle aanvragen voor een kavel bestemd voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep niet in behandeling zijn genomen of zijn afgewezen.
Artikel 6
43


Het opvragen van het aanvraagdocument is een voorwaarde voor een geldige aanvraag. Het aanvraagdocument bevat belangrijke informatie over de frequentiekavels en over de aanvraagprocedure zoals die in deze regeling is vastgesteld. Het aanvraagdocument bevat bijvoorbeeld gegevens met betrekking tot de procedure van vergelijkende toets, inclusief het financieel bod. Ook is daarin informatie over de vergunningen en tariefinformatie met betrekking tot die vergunningen opgenomen. Het aanvraagdocument bevat verder voor de aanvraagprocedure relevante wet- en regelgeving en een cd-rom met de technische beschrijvingen van de te verdelen kavels. Artikel 7
De aanvraag dient de gegevens en bescheiden te bevatten die zijn opgesomd in bijlage 3a bij deze regeling. Aan de hand daarvan wordt vastgesteld of de aanvrager voldoet aan eisen ten aanzien van rechtsvorm, financiële positie, kennis en ervaring, technische middelen, integriteit en de bereidheid tot het waarborgen van sociale en culturele belangen. Deze eisen zijn opgenomen in de artikelen 15 tot en met 20. Verder wordt mede op basis van de aan te leveren gegevens nagegaan of de aanvrager zodanig verbonden is met een andere aanvrager dat de aanvragers als eenzelfde omroepinstelling in de zin van artikel 82f van de Mediawet juncto artikel 53c van het Mediabesluit moeten worden aangemerkt. Ook aanvragers voor een vergunning voor middengolf dienen gegevens te overleggen waaruit blijkt of zij verbonden zijn met andere potentiële aanvragers. Indien onderzoek uitwijst dat bij deze aanvragers voor commerciële radio-omroep middengolf sprake is van verbondenheid, is de in de vergunning op te nemen verplichting van toepassing dat verschillende programma's uitgezonden dienen te worden voor overlappende kavels.
De aanvraag dient voorts gegevens en bescheiden te bevatten die gebruikt worden om aan de criteria van de procedure van vergelijkende toets te kunnen toetsen. De gegevens en bescheiden waar het hier om gaat dienen in een bedrijfsplan als bedoeld in bijlage 8 van de regeling te zijn opgenomen. Het bedrijfsplan dient onder meer de programmatische voornemens voor een kavel te bevatten. Bij het opstellen van een bedrijfsplan voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep, niet- landelijke commerciële radio-omroep en commerciële radio-omroep middengolf, dienen de aanvragers er op bedacht te zijn dat deze in het bedrijfsplan opgenomen programmatische voornemens tijdens de vergelijkende toets niet alleen als onderdeel van het bedrijfsplan worden getoetst op samenhang, realiteitsgehalte en financiële haalbaarheid (daarvoor zij verwezen naar de toelichting op artikel 26), maar tevens op een andere manier, namelijk in hoeverre de aanvrager meer biedt dan het voorgeschreven programmatisch minimum. Dit laatste is voor de onderscheiden nadere bestemmingen in de artikelen 28, 30 en 32 geregeld en nader toegelicht. De informatie die in het bedrijfsplan is opgenomen wordt verder gebruikt om na te gaan of een vergunning geweigerd dient te worden op grond van artikel 3.6, eerste lid, onderdelen b en f, van de Telecommunicatiewet. Verwezen zij hiervoor naar het algemeen deel van de Toelichting. Voor iedere kavel waarop een aanvraag betrekking heeft dient het bedrijfsplan afzonderlijk in de aanvraag te worden opgenomen. Dit betekent dat een aanvrager voor iedere kavel een apart en op maat gesneden bedrijfsplan zou kunnen indienen. Het is ook mogelijk dat de aanvrager een bedrijfsplan voor de ene kavel tevens voor een andere kavel gebruikt. In het laatste geval is wel vereist dat dit bedrijfsplan los van andere bedrijfsplannen kan worden beoordeeld. De aanvrager mag derhalve niet in het ene bedrijfsplan volstaan met te verwijzen naar een ander bedrijfsplan. In dat geval kan worden volstaan met kopieën van de delen uit het bedrijfsplan die worden overgenomen. Voor iedere kavel waarop een aanvraag betrekking heeft, dient voorts een apart financieel bod te worden uitgebracht. Daartoe dient telkens per kavel het model opgenomen in bijlage 4 van de regeling te worden gebruikt. Het financieel bod en het bedrijfsplan dat op een kavel betrekking hebben, dienen gebundeld te zijn (door middel van een ringband of op een andere manier). Op deze wijze wordt bereikt dat per kavel de vergelijkende toets tussen meerdere aanvragers snel en juist kan worden uitgevoerd. De aanvrager is verantwoordelijk voor de volledigheid, juistheid en betrouwbaarheid van alle gegevens en bescheiden die zijn opgenomen in de aanvraag. De minister kan te allen tijde de
---


aanvrager verzoeken nadere informatie te verschaffen die voor de beslissing op de aanvraag nodig is (artikel 45).

Artikelen 8 en 9
In artikel 8 is vastgesteld op welke kavels een aanvraag betrekking mag hebben. Een aanvraag voor FM-frequentieruimte kan op ongeclausuleerde en/of geclausuleerde landelijke commerciële radio- omroep, of in plaats daarvan op niet-landelijke commerciële radio-omroep betrekking hebben. Een aanvraag kan niet op zowel landelijke als niet-landelijke commerciële radio-omroep betrekking hebben.De aanvraag die (mede) betrekking heeft op ongeclausuleerde landelijke commerciële radio- omroep kan binnen deze bestemming op alle kavels betrekking hebben. Van de aanvragers voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep is de programmatische belangstelling direct gekoppeld aan de daarbij behorende kavel. De aanvraag die (mede) op geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep ziet, kan op niet meer dan één van de vijf verschillende programmacategorieën betrekking hebben. Bij niet-landelijke commerciële radio-omroep kan de aanvrager kavels verkrijgen tot een demografisch bereik van ten hoogste 30 procent, waarbij geldt dat bepaalde combinaties van kavels die teveel overlappen niet verkregen mogen worden. Aangezien de aanvrager voor niet-landelijke commerciële radio-omroep meerdere kavels kan verwerven, mag zijn aanvraag op alle kavels betrekking hebben. Bij commerciële radio-omroep middengolf kan een aanvrager alles verkrijgen, en dus ook aanvragen.
Indien een aanvraag binnen een bestemming op meer dan één kavel betrekking heeft, dienen aan die kavels voorkeuren te worden gegeven. Artikel 9 regelt de wijze waarop de voorkeuren in de aanvraag opgenomen dienen te worden. In de specifieke situatie dat een aanvraag voor landelijke commerciële radio-omroep betrekking heeft op een kavel voor geclausuleerde landelijke commerciële radio- omroep, uitsluitend voor het geval dat de bestemming van die kavel wijzigt in ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep, dient voor het uitbrengen van de voorkeuren gebruik te worden gemaakt van de tabel in bijlage 3b.
De voorkeuren worden gebruikt in het kader van de toewijzing van kavels aan aanvragers. Artikel 11
Van de vergelijkende toets maakt een financieel bod onderdeel uit. Voor iedere kavel waarop de aanvraag betrekking heeft, ongeacht de bestemming waar het om gaat, dient een afzonderlijk financieel bod te worden uitgebracht. Het bod dient te worden uitgebracht door middel van een modelformulier dat als bijlage 4 bij de regeling is gevoegd. Het financieel bod dient in een hele euro's te worden uitgebracht, en mag bijvoorbeeld niet worden uitgebracht als een percentage van te verwachten omzet of te behalen winst. Voor het bepalen van de hoogte van het uit te brengen financieel bod is van belang dat in artikel 41 is bepaald in welke termijnen het financieel bod dient te worden voldaan. De betalingstermijnen zijn niet geïndexeerd. Het financieel bod dient te worden onderscheiden van het eenmalig bedrag dat een aanvrager voor landelijke commerciële radio-omroep verschuldigd is op grond van de regeling Regeling vaststelling eenmalig bedrag landelijke commerciële radio-omroep 2003.
Artikelen 12 en 13
Indien een aanvraag niet tijdig wordt ingediendof op het verkeerde adres wordt afgeleverd, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen (artikel 12), onverminderd het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht omtrent de doorzendplicht van de overheid. Ten aanzien van eventuele andere tekortkomingen in zijn aanvraag wordt de aanvrager ingevolge artikel 13, eerste lid, gedurende een bepaalde periode in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen. Artikel 10, eerste lid, bepaalt dat een aanvrager niet meer dan één aanvraag mag indienen. Indien een aanvrager meer dan één aanvraag indient en dit verzuim niet op de voorgeschreven wijze herstelt, wordt door middel van loting door de notaris bepaald welke aanvraag in behandeling blijft. 45


Artikelen 15 tot en met 20

De minister stelt vast of de aanvragen die in behandeling zijn genomen, voldoen aan de in de artikelen 15 tot en met 20 gestelde eisen. De aanvraag die niet voldoet aan één of meer van die eisen, wordt op grond van artikel 6 van het Frequentiebesluit en artikel 21 van de regeling geheel of gedeeltelijk afgewezen. Aangezien deze toegangseisen niet voor alle bestemmingen en kavels volledig identiek zijn, is ook gedeeltelijke afwijzing mogelijk. De beslissing van de minister om een deel of de gehele aanvraag van een aanvrager niet in de vergelijkende toets te betrekken is een besluit tot weigering van een vergunning in de zin van artikel 3.6, tweede lid, onderdeel c, van de Telecommunicatiewet. Eenzelfde beslissing zal de minister ook nemen, indien zich een andere grond tot weigering voordoet op grond van artikel 3.6 van de Telecommunicatiewet. Daarbij is in het bijzonder te denken aan een besluit tot weigering op grond van artikel 3.6, eerste lid, onderdelen b en f van de Telecommunicatiewet. Het algemeen deel van de Toelichting gaat op deze gronden tot weigering nader in (paragraaf 5).
Entiteitsvorm (artikel 15)
In artikel 15 is de eis ten aanzien van rechtsvorm opgenomen. De aanvrager dient een privaatrechtelijke rechtspersoon, zoals genoemd in artikel 2:3 van het Burgerlijk Wetboek, of een meerderjarige natuurlijk persoon te zijn. Maatschappen, commanditaire vennootschappen, rechtspersonen in oprichting en vennootschappen onder firma en vergelijkbare vennootschappen naar het recht van een ander land worden derhalve niet toegelaten tot de vergelijkende toets. Financiële positie (artikelen 16 en 17)
Naast algemene eisen ten aanzien van de financiële positie van de aanvrager gelden tevens specifieke eisen voor aanvragers die een aanvraag voor landelijke commerciële radio-omroep hebben ingediend. Deze aanvragers dienen een bankgarantie te overleggen tot zekerheid van een gedeelte van het financieel bod. Indien een aanvraag betrekking heeft op zowel ongeclausuleerde als geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep is dat van invloed op de hoogte van het bedrag waarvoor de bankgarantie zekerheid biedt. De aanvrager van wie de aanvraag op meerdere kavels voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep betrekking heeft, hoeft echter niet voor al die kavels een bankgarantie te stellen. Hij kan immers voor niet meer dan één van die kavels een vergunning verleend krijgen. Bij niet-landelijke commerciële radio-omroep en commerciële radio- omroep middengolf is de economische waarde van een kavel van een andere orde dan bij landelijke commerciële radio-omroep. Gelet hierop wordt bij deze nadere bestemmingen geen bankgarantie verlangd.
Kennis en ervaring (artikel 18)
In artikel 6 van het Frequentiebesluit is voorgeschreven dat bij de procedure van de vergelijkende toets aan de aanvrager eisen gesteld dienen te worden omtrent diens kennis en ervaring en de technische middelen waarover hij kan beschikken. Het gaat om kennis en ervaring waarover de aanvrager aantoonbaar kan beschikken, waarbij het, afhankelijk van de bestemming, om gerichte kennis en ervaring gaat. De aanvrager hoeft hierover niet zelf te beschikken, maar kan tevens afspraken hebben gemaakt met derden die bereid zijn hun kennis en ervaring met betrekking tot de productie en exploitatie van een radioprogramma ter beschikking te stellen aan de aanvrager. Hetzelfde geldt voor de eis die wordt gesteld ten aanzien van het kunnen beschikken over de technische middelen met betrekking tot de productie en exploitatie van een radioprogramma. De aanvrager dient daartoe alle relevante informatie, bijvoorbeeld in de vorm van overeenkomsten met derden, bij de aanvraag te overleggen.
Hoedanigheid (artikel 19)
Een andere toelatingseis betreft de hoedanigheid van de aanvrager als commerciële omroep. Op grond van artikel 71a van de Mediawet mag een commerciële omroepinstelling in Nederland niet uitzenden zonder toestemming van het Commissariaat voor de Media. In verband daarmee regelt artikel 19 dat de aanvrager bij het indienen van zijn aanvraag een bewijs van toestemming van het Commissariaat moet kunnen overleggen. Omdat het voor met name buitenlandse aanvragers problematisch kan zijn 46


om al in de fase van aanvraag over de vereiste toestemming te beschikken, volstaat bij de aanvraag ook een bewijs dat de vereiste toestemming is aangevraagd. Uiterlijk op .. dient de aanvrager over de Nederlandse toestemming te beschikken.
Democratische, sociale en culturele belangen (artikel 20) Tot waarborging van democratische, sociale, en culturele belangen dient de aanvrager twee verklaringen te overleggen. De eerste verklaring heeft betrekking op de waarborging van het in de toelichting op het Frequentiebesluit (Stb. 2002, 467, blz. 4) genoemde belang van voldoende zorg voor het programma. De aanvrager dient, kort gezegd, te verklaren een radioprogramma in de Nederlandse of Friese taal te zullen presenteren, en daarnaast met een zekere regelmaat nieuwsbulletins uit te zullen zenden. De eisen zijn zodanig gesteld dat van iedere radio-omroepinstelling verwacht mag worden dat daaraan kan worden voldaan. De in de verklaring opgenomen eisen worden als voorwaarden in de vergunning opgenomen.
De tweede verklaring waar om wordt verzocht, dient ter waarborging van het belang dat de vergunninghouder de frequentie niet gebruikt om de openbare orde te verstoren, onrust te stoken of bevolkingsgroepen tegen elkaar op te zetten. Ten aanzien van deze verklaring zal in de vergunning de voorwaarde worden opgenomen dat hij dienovereenkomstig zal handelen.. Indien de vergunninghouder zich daaraan niet houdt, kan de vergunning worden ingetrokken. Niet iedere uitlating als in die verklaring bedoeld, hoeft tot intrekking van de vergunning te leiden. Van deze bevoegdheid zal voorts uitsluitend gebruik kunnen worden gemaakt indien de uitlating ook daadwerkelijk tot een strafrechtelijke veroordeling van de vergunninghouder heeft geleid. Artikelen 23 en 24
Onderzocht wordt of een aanvrager zodanig verbonden is met een andere aanvrager dat de aanvragers als eenzelfde omroepinstelling in de zin van artikel 82f van de Mediawet juncto artikel 53c van het Mediabesluit moeten worden aangemerkt. Het onderzoek wordt uitgevoerd door de minister in samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken, het Commissariaat voor de Media en de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Indien onderling verbonden aanvragers tezamen meer kavels voor FM hebben aangevraagd, dan wat een afzonderlijke aanvrager aan FM-kavels mag aanvragen krijgen zij gedurende vijf werkdagen de gelegenheid om hun aanvragen daarop aan te passen door gehele of gedeeltelijke intrekking van hun aanvra(a)g(en). Indien van die mogelijkheid geen gebruik is gemaakt, wordt door middel van loting bepaald welke aanvraag in behandeling blijft. De overige aanvragen worden niet in de procedure van vergelijkende toets betrokken. Dat besluit van de minister is een weigering tot het verlenen van een vergunning op grond van artikel 3.6, eerste lid, onderdeel f, van de Telecommunicatiewet.
Onderling verbonden aanvragers krijgen voorts gedurende vijf werkdagen de gelegenheid om hun voorkeuren aan te passen, zodat ook in dat opzicht geen verschil is met de aanvraag van een afzonderlijke aanvrager. Zou die mogelijkheid niet worden geboden, dan kan zich bijvoorbeeld de situatie voordoen dat onderling verbonden aanvragers tezamen twee aanvragen hebben ingediend waarin de ene aanvrager een eerste voorkeur aan kavel A geeft en de andere aanvrager in zijn aanvraag een eerste voorkeur aan kavel B geeft, terwijl beide kavels binnen dezelfde bestemming vallen. Bij de toewijzing van kavels zou dat tot een verschil in behandeling tussen onderling verbonden aanvragers en afzonderlijke aanvragers kunnen leiden. Een afzonderlijke aanvrager kan binnen een bestemming één keer een eerste voorkeur opgeven, en niet meerdere keren. Indien van de mogelijkheid tot aanpassing van voorkeuren geen gebruik wordt gemaakt, worden de voorkeuren door middel van loting vastgesteld.
Ook bij aanvragers voor commerciële radio-omroep middengolf wordt nagegaan of zij met een andere aanvrager verbonden zijn. Dat onderzoek heeft pas betekenis bij het verlenen van de vergunningen, omdat eenzelfde omroepinstelling die een vergunning verleend krijgt voor overlappende kavels waarbij ten minste één kavel voor middengolf is betrokken de verplichting krijgt opgelegd een 47


verschillend programma op die kavels uit te zenden. Dit volgt uit artikel 44 van de regeling en zal in de vergunning worden vastgelegd.

Artikel 25
Artikel 25, eerste tot en met het derde lid, van de regeling bepaalt voor welke kavels de procedure van vergelijkende toets wel en voor welke kavels deze procedure niet van toepassing is. Dit gebeurt nadat duidelijk is welke aanvragen voor een kavel in behandeling zijn genomen en tussentijds niet zijn afgewezen.
Artikel 25, eerste lid, bepaalt wanneer de procedure van vergelijkende toets van toepassing is. Zodra binnen een bestemming een aanvraag op één of meer kavels betrekking heeft en de aanvraag van een ander op ten minste ook één van deze kavels ook betrekking heeft, is de procedure van vergelijkende toets van toepassing. De procedure van vergelijkende toets is in dat geval van toepassing op alle kavels die eerstgenoemde aanvrager binnen de desbetreffende bestemming heeft aangevraagd, zodat daarbij ook kavels betrokken kunnen zijn die hij als enige heeft aangevraagd. Bepalend is echter of er ten minste één kavel is waarop zijn aanvraag betrekking heeft, waarvoor ook een andere aanvrager interesse heeft.
Artikel 25, tweede lid, bepaalt wanneer de procedure van vergelijkende toets niet van toepassing is. Dat is het geval indien een aanvrager voor alle kavels die hij binnen een bestemming aanvraagt de enige is. Er is dan voor geen enkele van de binnen een bestemming aangevraagde kavels schaarste vastgesteld die tot toepassing van de procedure van vergelijkende toets dient te leiden. Artikel 25, derde lid, heeft betrekking op de specifieke situatie dat twee of meer aanvragers onderling verbonden zijn als bedoeld in artikel 82f van de Mediawet. Het kan voorkomen dat onderling verbonden aanvragers in overeenstemming met de artikelen 23 en 24 van de regeling tezamen meer dan één aanvraag blijken te handhaven. Uit artikel 25, derde lid, volgt dat zij voor het verdere verloop van de aanvraagprocedure tot aan de vergunningverlening worden beschouwd als één aanvrager met één aanvraag. Het artikellid voorkomt dat aanvragers die als eenzelfde instelling als bedoeld in artikel 82f van de Mediawet moeten worden beschouwd anders worden behandeld dan een enkele aanvrager. Artikel 25, vierde lid, bepaalt op welke wijze toewijzing van kavels plaatsvindt indien de procedure van vergelijkende toets niet wordt toegepast. Praktische betekenis heeft dit artikellid indien een aanvrager voor alle binnen een bestemming aangevraagde kavels de enige is, en bovendien binnen die bestemming meer heeft aangevraagd dan hij maximaal mag verkrijgen. In die situatie wordt aan de hand van de door de aanvrager aan de kavels opgegeven voorkeuren bepaald welke kavels hij verkrijgt. Uitsluitend bij ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep en bij niet-landelijke commerciële radio-omroep kan zich dit voordoen.
Artikel 26
Aanvragers voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep worden uitsluitend op hun bedrijfsplan getoetst en vergeleken. Het bedrijfsplan voor een kavel dient volgens een voorgeschreven stramien te worden opgezet. Daarin dienen de in artikel 26, tweede lid genoemde onderwerpen aan bod te komen. Ook het financieel bod dat voor de kavel is uitgebracht en het bedrag dat verschuldigd is op grond van de Regeling vaststelling eenmalig bedrag landelijke commerciële radio-omroep 2003.dienen bij het bedrijfsplan betrokken te worden. Het bedrijfsplan dient op de volledige vergunningduur betrekking te hebben. Indien één van de voorgeschreven hoofdstukken niet in het bedrijfsplan is opgenomen, voldoet de aanvrager niet aan het bepaalde in artikel 7, eerste lid, van de regeling en krijgt hij de mogelijkheid dit verzuim te herstellen op grond van artikel 13, eerste lid van de regeling.
De toetsing op een bedrijfsplan dat alle voorgeschreven onderdelen bevat, richt zich op drie aspecten: het realiteitsgehalte, de financiele haalbaarheid en de samenhang van het bedrijfsplan. Het realiteitsgehalte van het bedrijfsplan wordt beoordeeld aan de hand van de mate waarin en de wijze 48


waarop het bedrijfsplan uitgewerkt en onderbouwd is, en waarbij tevens de samenhang binnen het bedrijfsplan wordt betrokken. Een bedrijfsplan met een hoog realiteitsgehalte dient tevens financieel haalbaar te zijn. Beoordeeld wordt in hoeverre de aanvrager beschikt over financiële mogelijkheden om op basis van het bedrijfsplan de kavel gedurende de looptijd van de vergunning te exploiteren. Ten slotte wordt beoordeeld in hoeverre de samenhang van het bedrijfsplan niet alleen op onderdelen, maar ook in totaliteit aanwezig is.
Uitgangspunt bij de beoordeling van ieder bedrijfsplan is dat de kavel waarop het bedrijfsplan betrekking heeft zelfstandig exploitabel dient te zijn. Synergie-effecten die kunnen optreden indien een aanvrager voor meerdere kavels een vergunning verleend krijgt, worden bij de beoordeling niet betrokken.
Artikel 27
Bij ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep wordt het door de aanvrager ingediende bedrijfsplan met een nul of een plus gewaardeerd. Die waarderingen zijn vergelijkbaar met de beoordelingen redelijk en goed. De beoordeling van alle in het bedrijfsplan opgenomen onderwerpen op realiteitsgehalte, financiele haalbaarheid, en samenhang monden uit in een van deze beide eindwaarderingen. Indien meer dan één aanvrager met plus op het bedrijfsplan voor een kavel is gewaardeerd, kan op basis van het bedrijfsplan tussen deze aanvragers geen onderscheid worden gemaakt. In dat geval bepaalt de hoogte van het uitgebrachte financieel bod welke van deze aanvragers voor een kavel wordt geselecteerd. Degene met het hoogste financieel bod wordt aangemerkt als de aanvrager die ten opzichte van de andere aanvragers voor een kavel de hoogste in rangorde is. In het geval dat ook het financieel bod van twee of meer aanvragers gelijk is, zal uitsluitend tussen deze aanvragers door middel van loting worden bepaald wie voor een kavel wordt geselecteerd. Loting zal door de notaris worden uitgevoerd.
Artikel 28
Bij geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep wordt de aanvrager getoetst op zowel zijn programmatische voornemens als op zijn bedrijfsplan. De programmatische voornemens van de aanvrager maken deel uit van ieder bedrijfsplan, en maken als zodanig deel uit van de toets op het bedrijfsplan. Het bedrijfsplan wordt op dezelfde wijze getoetst als bij ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep. Bij geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep wordt daarnaast ook zelfstandig getoetst op de programmatische voornemens die in het bedrijfsplan zijn opgenomen. Bepalend voor die toetsing is in welke mate de aanvragers met hun programmatische voornemens uitstijgen boven het minimum dat in de gebruiksvoorschriften van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 is vastgelegd voor de kavels bestemd voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep. Een aanvrager biedt programmatisch meer indien hij aanbiedt een radioprogramma uit te zenden dat, voor zover het gaat om een voorgeschreven minimum:
- ook tijdens andere uitzenduren dan de in de artikelen 2 tot en met 6 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 genoemde uitzenduren de voor de desbetreffende programmacategorie genoemde programmaonderdelen bevat, en/of
- tijdens de in de artikelen 2 tot en met 6 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 genoemde uitzenduren of tijdens andere uitzenduren een hoger percentage dan het minimaal voorgeschreven percentage van de gebruikte zendtijd aan de voor de desbetreffende programmacategorie genoemde programmaonderdelen bevat; en voor zover het gaat om een voorgeschreven maximum als bedoeld in de artikelen 5, eerste lid, onderdeel b, en 6, eerste lid, onderdeel b, van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 :

- tijdens de in die artikelen genoemde uitzenduren of tijdens andere uitzenduren een lager percentage dan het maximaal voorgeschreven percentage van de gebruikte zendtijd aan de voor de desbetreffende programmacategorie genoemde programmaonderdelen bevat. 49


Artikel 29

Aangezien bij geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep afzonderlijk wordt getoetst op de programmatische voornemens, wordt aan dit onderdeel afzonderlijk gewicht toegekend bij de eindwaarderingen. Niet alleen aan het bedrijfsplan, maar ook aan de programmatische voornemens wordt een nul of een plus worden toegekend. Dit betekent dat een aanvrager voor een kavel één van de volgende eindwaarderingen kan krijgen: 00, 0+, +0 en ++. In het algemeen deel van de Toelichting wordt ingegaan op de onderlinge verhouding tussen deze waarderingen. Artikelen 30 en 31
De procedure van de vergelijkende toets voor niet-landelijke commerciële radio-omroep is voor wat betreft beoordelings- en waarderingssystematiek vergelijkbaar met die voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep. Verschil bestaat er in het voorgeschreven minimum aan programmatische voornemens. Bij niet-landelijke commerciële radio-omroep zijn die verplichtingen regionaal van karakter. Een aanvrager van wie de aanvraag betrekking heeft op niet-landelijke commerciële radio- omroep biedt programmatisch meer indien hij aanbiedt een radioprogramma uit te zenden dat, voor zover het gaat om een voorgeschreven minimum:
- ook tijdens andere uitzenduren dan de in artikel 7 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 genoemde uitzenduren de voor de desbetreffende programmacategorie genoemde programmaonderdelen bevat, en/of
- tijdens de in artikel 7 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 genoemde uitzenduren of tijdens andere uitzenduren een hoger percentage dan het minimaal voorgeschreven percentage van de gebruikte zendtijd aan de voor de desbetreffende programmacategorie genoemde programmaonderdelen bevat. Artikelen 32 en 33
Aanvragers voor commerciële radio-omroep middengolf nemen een aparte positie in ten opzichte van de andere bestemmingen. Ook bij commerciële radio-omroep middengolf wordt het bedrijfsplan in de vergelijkende toets betrokken, maar wordt aan de programmatische voornemens als onderdeel van het bedrijfsplan extra gewicht toegekend ten opzichte van de andere onderdelen die van het bedrijfsplan deel uitmaken. Hier wint het bedrijfsplan aan realiteitsgehalte, indien er aanvragers zijn die in staat zijn zich met hun programmering specifiek te richten op een toepassing voor de middengolf. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan muziek die beter tot zijn recht komt in mono-kwaliteit of aan radio- programma's waarbij (ook) het gesproken woord een belangrijke plaats inneemt. Een niet specifieke programmering voor de middengolf onderscheidt zich immers niet van een programmering die gericht is op de FM, terwijl bijvoorbeeld de technische kwaliteit van de FM-frequenties aanzienlijk beter is. Het wordt aan de aanvragers zelf overgelaten in het bedrijfsplan te onderbouwen waarom hun programmering specifiek geschikt is voor de middengolf. Bij commerciële radio-omroep middengolf wordt aan de programmatische voornemens extra gewicht toegekend door hiervoor een plus (+) te reserveren, naast de plus (+) of (0) voor het bedrijfsplan als geheel. De programmatische voornemens van de aanvrager kunnen hierdoor uitsluitend in positieve zin bijdragen aan de eindwaardering van een aanvrager. Indien een aanvrager niet in staat is zich met zijn programmatische voornemens specifiek op een toepassing voor de middengolf te richten, leidt dit niet tot een afzonderlijke waardering. De eindwaarderingen voor het bedrijfsplan zijn daarom: 0, +, of ++.
Artikel 34
Dit artikel is uitsluitend van betekenis indien een kavel weliswaar in de procedure van de vergelijkende toets is betrokken op grond van artikel 25, eerste lid, maar op die kavel maar één aanvraag betrekking heeftHet betreft bijvoorbeeld het geval dat een aanvrager voor niet-landelijke 50


commerciële radio-omroep meerdere kavels aanvraagt, waarvan ten minste één van die kavels ook door een ander is aangevraagd. De procedure van vergelijkende toets is dan op al die kavels van toepassing, inclusief de kavels waarvoor de aanvrager de enige is. Uitsluitend ten aanzien van de kavels waarvoor de aanvrager de enige is, geldt dan bij de toewijzing in het kader van de procedure van de vergelijkende toets de regel dat hij voor die kavels wordt beschouwd als hoogste in rangorde te zijn beoordeeld. Dit kan van belang zijn indien een aanvrager voor meer kavels als hoogste in rangorde is beoordeeld, dan hij maximaal mag verkrijgen. De voorkeuren bepalen in dat geval welke kavels de aanvrager wel en welke hij niet toegewezen krijgt. De kavels waarvoor de aanvrager de enige is worden door het bepaalde in artikel 34 bij deze toewijzing betrokken. Artikelen 35 en 36
Artikel 35 bepaalt hoe kavels aan aanvragers voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio- omroep worden toegewezen.. Bij de toewijzing geldt als uitgangspunt dat degene die als eerste in rangorde voor een kavel eindigt, die kavel krijgt toegewezen. De voorkeuren die de aanvrager aan de kavels toekent, zijn uitsluitend van belang indien de aanvrager voor meer kavels is geselecteerd, dan hij mag verwerven.
Ter verduidelijking is onderstaand voorbeeld bijgevoegd. Aanvrager I Aanvrager II Aanvrager III Aanvrager IV Aanvrager V Kavel A1 Rang 1, vk 4 Rang 2, vk 1 rang 3, vk 2 rang 4, vk 1 rang 5, vk 1 Kavel A3 Rang 2, vk 1 Rang 1, vk 2 rang 3, vk 1 - rang 4, vk 3 Kavel A6 Rang 2, vk 3 Rang 3, vk 3 - - rang 1, vk 2 Kavel A7 Rang 1, vk 2 - - - - Rang + cijfer = rangorde van de aanvrager ten opzichte van andere aanvragers voor die kavel, waarbij het cijfer 1 betekent dat de aanvrager de hoogste in rangorde is. Vk + cijfer = voorkeur die de aanvrager aan de kavel heeft gegeven ten opzichte van de andere kavels waarop zijn aanvraag binnen de bestemming betrekking heeft, waarbij het cijfer 1 betekent dat de aanvrager aan die kavel zijn hoogste voorkeur heeft gegeven.
Door toepassing van de procedure van vergelijkende toets wordt bepaald welke aanvragers voor welke kavels als hoogste in rangorde zijn, welke één na hoogste in rangorde zijn etc. In dit voorbeeld is voor alle daarin genoemde aanvragers bepaald wat hun rangorde voor een kavel is, en welke voorkeur zij aan die kavel hebben gegeven. Aan de hand van de daarvoor opgestelde tabel kunnen kavels aan aanvragers worden toegewezen.
Bij de toewijzing wordt eerst nagegaan welke aanvragers voor niet meer dan één kavel als hoogste in rangorde zijn gerangschikt, en krijgen de aanvragers waarbij zich dit voordoet de betreffende kavel toegewezen. In dit voorbeeld is dat aanvrager II voor kavel A3 en aanvrager V voor kavel A6. Vervolgens wijst de minister één kavel toe aan ieder van de aanvragers die voor meer dan één kavel als hoogste in rangorde zijn beoordeeld. In dit voorbeeld is uitsluitend aanvrager I voor meerdere kavels hoogste in rangorde. Hij is dat voor de kavels A1 en A7. Een aanvrager mag echter niet meer dan één kavel voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep toegewezen krijgen. Toewijzing vindt plaats van de kavel waaraan aanvrager I de hoogste voorkeur heeft gegeven. In het voorbeeld is dat kavel A7 met voorkeur 2. Kavel A1 is de enige kavel die nog niet is toegewezen. Op grond van artikel 39, vierde lid, van de regeling vindt de geschetste procedure opnieuw toepassing totdat ook die kavel aan een aanvrager is toegewezen. Aanvragers die al een kavel toegewezen hebben gekregen blijven buiten beschouwing, alsmede de kavels waarvoor die toewijzing heeft plaatsgevonden. In dit voorbeeld zijn dat de aanvragers I, II en V en de kavels A3, A6 en A7. Van de overblijvende aanvragers is aanvrager III hoger in rangorde dan aanvrager IV voor kavel A1. Aanvrager III krijgt derhalve kavel A1 toegewezen. 51


Bij geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep kan niet meer dan één kavel worden aangevraagd en worden verkregen. De kavel waarvoor de aanvrager wordt geselecteerd, krijgt hij ook toegewezen.
Artikel 37
De uitgangspunten van de toewijzingsprocedure bij niet-landelijke commerciële radio-omroep zijn in beginsel dezelfde als bij ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep. Er dient evenwel rekening mee worden gehouden dat een aanvrager meerdere kavels kan verkrijgen tot een maximum van 30% demografisch bereik, en daarnaast niet alle combinaties van kavels mag verkrijgen. Ter verduidelijking het volgende voorbeeld, waarbij in dit voorbeeld omwille van de eenvoud het aantal kavels waarvoor aanvragers een aanvraag hebben ingediend tot vier is beperkt: Aanvrager I Aanvrager II Aanvrager III Aanvrager IV Kavel B1 Rang 1, vk 1 rang 3, vk 4 rang 2, vk 4 rang 4, vk 1 Kavel B2 Rang 1, vk 2 rang 2, vk 3 rang 4, vk 1 rang 3, vk 2 Kavel B8 Rang 1, vk 3 rang 2, vk 1 rang 3, vk 3 - Kavel B6 rang 2, vk 4 rang 1, vk 2 rang 3, vk 2 - Rang + cijfer = rangorde van de aanvrager ten opzichte van andere aanvragers voor die kavel, waarbij het cijfer 1 betekent dat de aanvrager de hoogste in rangorde is. Vk + cijfer = voorkeur die de aanvrager aan de kavel heeft gegeven ten opzichte van de andere kavels waarop zijn aanvraag binnen de bestemming betrekking heeft, waarbij het cijfer 1 betekent dat de aanvrager aan die kavel zijn hoogste voorkeur heeft gegeven.
Aanvrager II krijgt op grond van artikel 37, eerste lid, kavel B6 toegewezen. Hij is uitsluitend voor die kavel de hoogste in rangorde. Aanvrager I is voor de kavels B1, B2 en B8 de hoogste in rangorde. Op grond van artikel 37, tweede lid, krijgt hij niet automatisch alle drie de kavels toegewezen. De toewijzing vindt bij aanvrager I als volgt plaats. Eerst worden de kavels B1, B2 en B8 in volgorde van voorkeur geplaatst (dus B1, vk 1; B2, vk 2; B8, vk3). Vervolgens wordt nagegaan of een toewijzing van kavel B1 in combinatie met kavel B2 tot een niet-toegestane combinatie van kavels leidt. Uit de tabel behorende bij bijlage 2a bij de regeling blijkt het inderdaad om een combinatie te gaan die niet is toegestaan, zodat kavel B2 niet aan aanvrager I wordt toegewezen. Kavel B8 leidt niet tot een verboden combinatie met kavel B1 of B2. Kavel B8 kan aan aanvrager I worden toegewezen, mits de combinatie van die kavel met kavel B1 niet tot een overschrijding van 30% demografisch bereik leidt. Uit tabel 3 van bijlage 1 blijkt dat het bereik van beide kavels opgeteld 16,3% is, en derhalve onder het maximum toegestane percentage van 30% blijft. Aanvrager I krijgt de kavels B1 en B8 toegewezen. Op grond van het bovenstaande zijn de kavels B6 (aanvrager II), B1 en B8 (aanvrager I) toegewezen. Kavel B2 is nog niet toegewezen. Voor kavel B2 was aanvrager I de hoogste in rangorde, maar mocht hij die kavel niet krijgen. Bij de toewijzing voor die kavel wordt aanvrager I niet meer betrokken. Daarmee wordt een herhaling van stappen voorkomen. Dit laatste volgt uit artikel 37, vijfde lid, van de regeling. Aanvrager II was voor kavel B2 de één na hoogste in rangorde, en wordt door het wegvallen van aanvrager I de hoogste in rangorde. Kavel B2 blijkt tevens de enige kavel te zijn waarvoor aanvrager II de hoogste in rangorde is, zodat artikel 37, derde lid, van toepassing is. De combinatie van kavel B6 en B2 is niet verboden, en leidt evenmin tot een overschrijding van het percentage van 30% demografisch bereik. Aanvrager II krijgt daarmee ook kavel B2 toegewezen, waarna alle kavels zijn verdeeld.
Artikel 38
52


Bij commerciële radio-omroep middengolf krijgt de aanvrager alle kavels waarvoor hij de hoogste in rangorde is, ook toegewezen. Een toewijzingssysteem zoals dat voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep en niet-landelijke commerciële radio-omroep geldt, is overbodig. Artikel 41
Nadat de vergunning voor een kavel is verleend, hoeft het financieel bod voor die kavel niet direct in één keer volledig te worden voldaan. Het financieel bod dient in acht termijnen te worden voldaan. Het bij iedere termijn verschuldigde bedrag bedraagt 1/8 van het totale financiële bod dat is uitgebracht. De eerste termijn dient binnen tien werkdagen volgende op de verlening van de vergunning te zijn voldaan. Iedere aanvrager die voor een kavel een vergunning verleend krijgt, is gehouden om zijn financieel bod te voldoen met inachtneming van het bepaalde in artikel 41 van de regeling en hetgeen daarover in de vergunning is bepaald. Dit betekent dat ook de aanvrager die bijvoorbeeld zonder toepassing van de procedure van vergelijkende toets een vergunning verleend krijgt, zijn financieel bod gestand dient te doen. Hetzelfde geldt indien de aanvrager niet op basis van de hoogte van zijn financieel bod, maar in de vergelijkende toets de hoogste waardering heeft gekregen en op die grond voor een vergunning in aanmerking komt. Artikelen 42 en 43
In deze artikelen is bepaald wanneer de bankgarantie aan de bank wordt teruggegeven, respectievelijk het daarin genoemde bedrag wordt verlaagd. Verlaging van de hoogte van de bankgarantie voorkomt dat een bankgarantie wordt aangehouden voor een hoger bedrag dan nodig is voor het doel waarvoor die bankgarantie is bestemd.
Artikel 44
Kavels voor commerciële radio-omroep middengolf kunnen in combinatie met kavels voor landelijke commerciële radio-omroep dan wel in combinatie met niet-landelijke commerciële radio-omroep worden verworven. Voor elkaar overlappende FM-kavels en middengolfkavels geldt de verplichting om verschillende programma's uit te zenden. Diezelfde verplichting geldt ook voor elkaar overlappende kavels voor commerciële radio-omroep via de middengolf. In bijlage 3b van de regeling is aangegeven voor welke combinaties van kavels deze verplichting geldt. De verplichting geldt ook voor de aanvrager die alleen een vergunning verwerft voor een middengolfkavel (en dus niet voor een FM-kavel), en tevens onderling verbonden is met een andere aanvrager die een vergunning verkrijgt voor landelijk FM, niet-landelijk FM, of commerciële radio-omroep via de middengolf. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mr.drs. C.H.J. van Leeuwen
53


Onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets

Bijlage B: Overzicht Schriftelijke Reacties

De potentiële gegadigden zijn via een algemene bekendmaking in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun visie op het verdelingsmechanisme te geven. De volgende belanghebbenden hebben gereageerd:
Arrow Classic Rock Radio
Broadcast Partners
Business Nieuws Radio
Colorful Radio
Country FM
Fresh FM
Hot Radio
Hofstad Radio
ID&T Radio
Lowlands Festival
Mojo Concerts
NLCR
NRG
Oostelijke Media Groep
Radio Nationaal
Rebecca Radio
Radio 10 FM
Radio 192
Sanoma Uitgevers
Vereniging Middengolf Zenders io
Veronica
Thema's
De commissie heeft kennis genomen van de inhoud van de onderscheiden reacties. De belangrijkste thema's die uit de reacties zijn te destilleren zijn zoveel mogelijk gerubriceerd naar onderwerp. De weergave is geanonimiseerd. Sommige opmerkingen worden door één inzender gemaakt; andere worden vaker genoemd. Ze worden hierna zakelijk weergegeven.
De Toetsingscriteria
S De economische onderbouwing van de programmering moet een belangrijk toets onderdeel zijn.
S Het feit dat partijen een bepaald kabelbereik hebben mag geen rol spelen S Het reeds de beschikking hebben over radio apparatuur mag geen eis voor nieuwkomers zijn (is n.l. overal relatief goedkoop aan te schaffen) S Indien een station zelf een opstelplaats heeft geregeld, dan dient dit een reden te zijn om een frequentie toe te wijzen
S Een partij eist inspraak in de totstandkoming van de criteria vóór de formele vaststelling ervan en baseert zich op Europese wetgeving S Zittende partijen mogen niet worden bevoordeeld, volgens Europese wetgeving Bijlage B; overzicht reacties bij advies onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets Pagina1 documentnr 02022003/04 versie 3 februari 2003


Adviesrapport Onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets

S De prealabele toetsing mag niet leiden tot het overblijven van evenveel aanvragers als er kavels te vergeven zijn want dan is er geen sprake meer van een vergelijkende toets.
S Na vele verlieslatende jaren moeten de belangen van bestaande partijen meewegen.
S Kennis en ervaring moet wel/niet worden meegenomen als toetsingscriterium De Clausulering in het algemeen

· Het clausuleren hoort bij de publieke omroep thuis. De indeling en inrichting moeten worden overgelaten aan de markt. We zijn concurrenten van de publieke omroepen op dezelfde advertentie markt. Maximaal 2 á 3 geclausuleerde kavels instellen.

· Indien een partij aangeeft meer dan 60% van haar zendtijd te besteden aan het thema van de clausering dan impliceert dat dat de zender absoluut onrendabel zou zijn (bijv. bij Golden Oldies).

· De minder rendabele non-mainstream muziek zenders moeten de betere kavels krijgen ivm rentabiliteit

· Een partij is tegenstander van het klassieke format op een van de geclausuleerde kavels, er zijn genoeg klassiek zenders (twee) en via kabel vele buitenlandse klassieke zenders

· Er zou rekening gehouden moeten worden met de eigenschap van de omroepband: een Nieuwszender op AM (AM m.n. geschikt voor woord- programmering), klassieke muziek op T-DAB

· Het is niet logisch om eigendom van een ongeclausuleerde en een geclausuleerde kavel in een hand wel toe te staan, maar niet eigendom van twee geclausuleerde kavels.

· Vergelijkende toets helpt de zittende partijen
· Vergelijkende toets is ondoelmatig gebruik van schaarse middelen (frequenties zouden gebundeld moeten worden in kavels
De Niet-Landelijke FM frequenties

· Er zou geen verplichting moeten komen om ook regionaal nieuws en informatie uit te zenden.. Dit is te kostbaar om zelf te produceren.
· Een vergelijkende toets is geen goed middel om nieuwkomers een kans te gunnen, er is voldoende plek op de niet landelijke etherruimte.
· Ter bescherming van niet-landelijke stations zou de norm van 20% regionaal verlaagd moeten worden naar 15%. Er moet geëist worden dat men aantoonbare ervaring heeft met regionale programmering. Waardering (extra +) voor meer dan 20% regionale programmering brengt regionale radio in gevaar.
· Een partij is fel tegenstander van een vrijwillig bod voor NLFM
· Er is onvoldoende rekening gehouden met mededingingsrechtelijke aspecten van de frequentieverdelingen

· Toepassing vrijwillig bod leidt tot verschraling: niet-landelijke stations zijn dan genoodzaakt zich op het grootste en commercieel meest interessante publiek te richten.
Bijlage B overzicht reacties bij advies onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets Pagina 2 documentnr 02022003/04 versie 3 januari 2003


Adviesrapport Onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets

Een geclausuleerde kavel voor een multiculturele zender Er worden argumenten vóór en tegen een landelijke multiculturele zender genoemd: Vóór:

· Er wordt een kavel speciaal voor Nederlandse en Europese muziek geclausuleerd, dus waarom dan niet ook een multiculturele?
· We leven in een multiculturele samenleving
· Staatsecretaris Wijn is vóór en er is brede steun in de 2de kamer
· Het belang van een landelijke FM zender is veel groter omdat allochtonen nauwelijks naar de kabel luisteren
Tegen:

· Er zijn in de vier grote steden recentelijk al 4 frequenties afgegeven
· Multiculturele zenders worden vaak door de overheid gesubsidieerd
· Er zijn regionaal veel multiculturele zenders
· Allochtonen luisteren toch ook vooral naar mainstream commerciële omroepen Het bodsysteem

· Het is veel beter om een investeringsverplichting te vragen ipv een bod.
· Een meerrondenbieding verdient de voorkeur (o.a op basis van een ruime voorkeur in de Tweede Kamer)

· Een goed bod uitbrengen is alleen mogelijk als er zekerheid is dat een frequentiepakket op tijd in werking is (en dat is niet het geval).
· Een sealed bid is eerlijker. Bij meer ronden zullen de sterke partijen altijd laag beginnen en dan de zwakkere gaan overbieden.

· Als er slechts één partij overblijft (of slechts 1 partij zich meldt voor een bepaald kavel) dan zou de bieding dienen te vervallen.
· Het is beter om het financiële bod te laten vervallen omdat je gedwongen wordt je op een commercieel interessante groep te richten om investeringen terug te verdienen. Andere doelgroepen worden dan niet bediend.
· Het gesloten bod geeft kans op overbieding

· Eén bod maakt het roulette

· Er moet een echt vergelijkende toets komen op diverse onderdelen.
· Een Single-round biedingssysteem is eerlijker tov kleine partijen
· Single-round bieding is vooral goed bij ongeclausuleerde kavels
· Waarom een bodsysteem bij geclausuleerde kavels? Alleen de inhoud moet tellen. Hoe beter de inhoud past, hoe lager meestal de opbrengsten zullen zijn en hoe lager dus het bod kan zijn
De speciale positie van de AM/ Middengolf

· Voor de AM kavels zouden aparte criteria moeten gelden
· Er zou geen biedingsysteem voor de AM moeten komen. Er is geen schaarste, er is plek zat, dus ook niet veilen

· De vergunning voor AM zou 15 jaar ipv 8 jaar geldig moeten zijn, in verband met de langere duur van terugverdienen van de investering
· Hou er rekening mee dat de doelgroep van AM 35 jaar en ouder is
· Voor AM zenders zou je in plaats van een bod een investeringsverplichting moeten vragen.
Bijlage B overzicht reacties bij advies onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets Pagina 3 documentnr 02022003/04 versie 3 januari 2003


Adviesrapport Onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets

Enkele Technische aspecten

· De implementatie op 1 juni zal om technische redenen zeer moeilijk haalbaar zijn. Dit heeft onder meer te maken met antenne opstelpunten, milieuvergunning- verlening, ed.

· De wisseling van een zender duurt min 1 maand voor niet landelijke stations Opmerkingen over het Business plan
S Een mooi BP kan iedereen schrijven, het gaat om echte ervaring en behaald succes, dat moet een criterium zijn
S Indien een zender meer dan 60 % geclausuleerd programeert dan zal dat de zender onrendabel maken
S De commissie moet oppassen voor partijen die creatief rekenen. Soms wordt reclametijd weggeven als vriendendienst en wel als inkomsten opgegeven. S De bedrijfsplannen van bestaande partijen zijn veel betrouwbaarder; deze moeten als maatstaf dienen
S Alleen ervaren nieuwszenders weten echt wat het allemaal kost Ownership
S Ownership toets hoort bij de Nma thuis. Indien aparte criteria gehanteerd worden dan moet dit duidelijk bekend gemaakt worden.

Bijlage B overzicht reacties bij advies onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets Pagina 4 documentnr 02022003/04 versie 3 januari 2003