OPTA
Pagina 1 van 6
businesspost
OPTA
Afdeling Eindgebruikersmarkt
t.a.v. de heer drs. F.W. van Berkel
Postbus 90420
2509 LK Den Haag
e-mail: F.vanBerkel@opta.nl
Kenmerk : RB032901/7/ 028
Bijlage(n) : geen
Datum : 30 januari 2003
Onderwerp : "Consultatie Brieven/Drukwerk"
Geachte heer Van Berkel,
Naar aanleiding van het consultatiedocument brieven/drukwerk van 16 januari 2003 wil
businesspost graag door middel van dit schrijven haar visie aan het college van OPTA
(hierna: college) kenbaar maken. Gelet echter op de zeer korte reactietijd (2 weken) is de
reactie van businesspost beperkt tot de hoofdlijnen. Ik verzoek u bij toekomstige consultaties
een langere reactietermijn in acht te nemen.
De reactie van businesspost kan verdeeld worden in een algemeen gedeelte inzake de interpretatie van de definities brieven/drukwerken en een meer specifiek gedeelte waarin wij nader in zullen gaan op de door u voorgelegde casussen.
Algemeen
Op grond van artikel 2 Postwet (hierna: Pw) is de concessiehouder, Koninklijke TPG Post BV
(hierna: TPG Post), verplicht bepaalde postdiensten voor eenieder in heel Nederland te
verrichten. Deze zogenaamde opgedragen diensten moeten worden aangeboden tegen
uniforme tarieven. Om deze opgedragen diensten te kunnen uitvoeren heeft de
concessiehouder het wettelijk monopolie (voorbehouden dienstverlening) gekregen voor het
bezorgen van brieven tot en met 100 gram, tegen een tarief lager dan 1,17.
Een belangrijk kenmerk hierbij is dat er sprake moet zijn van een balans tussen de omvang van de opgedragen dienstverlening en de omvang van het monopolie. Echter uit de Memorie van Toelichting bij de laatste wijziging van de Pw blijkt dat de minister van Verkeer en Waterstaat destijds het monopolie voor brieven op 100 gram heeft gesteld, zonder hierbij
kwantitatief te onderbouwen of deze omvang van het monopolie inderdaad de benodigde omvang is gelet op de opgedragen dienstverlening. De verwachting was dat deze
Pagina 2 van 6
businesspost
onderbouwing bij een volgende wijziging wel mogelijk zou zijn, omdat de wijziging van de
Pw er mede voor moest zorgen dat een beter financieel inzicht zou gaan ontstaan1.
`Exacte (rekenkundige) gegevens ontbreken om de omvang van het exclusieve vervoer van brieven kwantitatief te kunnen onderbouwen. ........ Er bestaat daarom nog geen duidelijk inzicht in de kostenstructuur van de voorbehouden en overige opgedragen diensten. Dit zal in verband met de implementatie van de richtlijn veranderen (..).'
Het briefmonopolie is, zo blijkt ook uit de Memorie van Toelichting, verlaagd van 500 naar 100 gram mede `met het oog op de krachtige positie van TPG2'.
In december 2002 heeft businesspost haar visie op de postmarkt gepresenteerd, genaamd `De post, beter en goedkoper voor de consument'. Een exemplaar van dit visiedocument is als bijlage toegevoegd. Uit dit visiedocument blijkt dat de postmarkt op korte termijn volledig en onvoorwaardelijk kan worden geliberaliseerd. De belangrijkste redenen hiervoor zijn:
- De universele dienstverlening komt niet in gevaar.
- Met TPG Post heeft Nederland een van de meest efficiënte postbedrijven in Europa.
- TPG Post heeft een zeer sterke positie in de postmarkt en is bij uitstek in staat zichzelf
staande te houden in een volledig geliberaliseerde markt.
- De postmarkt heeft dringend een impuls nodig die kan worden gegeven door
postbedrijven de kans te geven in te spelen op de behoeften van grotere klanten. Indien
dit niet gebeurt gaan deze klanten op zoek naar alternatieven en dreigt een volume
afname door te zetten, ten nadele van alle postbedrijven.
- Kleinere postbedrijven zijn nodig om nieuwe diensten te ontwikkelen en in de markt
uit te testen.
- Een succesvolle vrijmaking in Nederland geeft Nederland een voorsprong bij het
aantrekken van bedrijven en zal in hoge mate bevorderen dat ook andere landen ons
voorbeeld volgen.
Voor een nadere onderbouwing van deze argumenten, verwijs ik kortheidshalve naar het
visiedocument.
Of de postmarkt op korte termijn inderdaad volledig en onvoorwaardelijk zal worden
geliberaliseerd, is natuurlijk een politiek besluit. Businesspost beseft zich maar al te goed, dat
dit niet tot de bevoegdheden van OPTA behoort. Immers OPTA houdt toezicht op de markt
binnen de wettelijk gestelde regels. Echter deze regels bieden ruimte voor interpretatie, zoals
bijvoorbeeld blijkt uit de vraagstelling of iets gezien moet worden als een brief of als een
drukwerk.
1 TK, vergaderjaar 1998 - 1999, 36 363, nr.3, pagina 15
2 TK, vergaderjaar 1998 1999, 36 363, nr. 3, pagina 14
Pagina 3 van 6
businesspost
Zoals hiervoor is aangegeven, heeft bij de laatste wijziging van de Pw geen kwantitatieve
onderbouwing plaats gevonden en is niet de vraag beantwoord of er nog daadwerkelijk een
monopolie nodig is en/of welke omvang deze zou moeten hebben voor het garanderen van de
opgedragen dienstverlening. Naar de mening van businesspost, zoals ook onderbouwd is in
haar visiedocument, is een wettelijk monopolie zelfs helemaal niet meer nodig voor deze
garantie. In het advies dat uw college samen met de NMa in oktober 2002 hebben uitgebracht
naar aanleiding van de evaluatie van de tarieven, wordt zelfs aangegeven dat TPG Post een
bovenmatig rendement behaald op de door haar verleende postdiensten. Het geïnvesteerd
vermogen in de postdivisie bedraagt ruim 32%, zo blijkt uit een artikel in OPTA Connecties3.
Hoewel OPTA dus niet de instantie is die de postregelgeving kan aanpassen is businesspost wel van mening dat OPTA, gelet op de hiervoor geschetste achtergrond, bij de uitleg van de wettelijke regels juist uit moeten gaan van een ruime interpretatie. Dat wil zeggen een dusdanige interpretatie dat meer concurrentie mogelijk wordt.
Casus aangiftebiljet en oproepingskaart
De vraag die OPTA in haar consultatiedocument stelt is of marktpartijen (belanghebbenden)
de zienswijze van OPTA delen dat een aangiftebiljet als drukwerk en een oproepingskaart als
brief kan worden gezien. OPTA geeft hierbij aan dat dit onderscheid van belang is om te
bepalen of andere vervoerders dan TPG Post deze zendingen mogen vervoeren en bezorgen.
Voordat businesspost ingaat op deze vraag van OPTA, zal eerst kort het wettelijk kader
worden geschetst.
In artikel 1b Pw is de definitie van brieven opgenomen en in artikel 1, sub c, Postbesluit is de
definitie van drukwerken opgenomen.
Uit deze definities blijkt dat het ingeval van een brief gaat om een geïndividualiseerde
mededeling. Dit blijkt ook uit het Blokker-arrest4. In dit arrest wordt bij het onderscheid
tussen brieven en drukwerken gewezen op het feit dat geïndividualiseerde mededelingen
doorgaans niet voor een andere dan voor de geadresseerde bestemd zijn en dus tegen vreemde
ogen moet worden beschermd. Uniforme en daardoor onpersoonlijke berichtgeving, gericht
aan meer mensen hebben een dergelijke bescherming niet nodig.
In de Europese postrichtlijn5 is geen definitie van drukwerken opgenomen, wel kent deze
richtlijn een definitie van direct mail:
`Een mededeling die uitsluitend uit reclame-, marketing- of publiciteitsmateriaal
bestaat en die dezelfde boodschap bevat, met uitzondering van de naam, het adres
en het identificatienummer van de geadresseerde, alsmede andere veranderingen die
de aard van de boodschap niet wijzigen, .........'
3 OPTA Connecties, december 2002, nr. 8.
4 President Rb. Haarlem 19 november 194, NJ 1986, 697, KG 1984, 354 bekrachtigd door Hof
Amsterdam 23 mei 1985, NJ 1986, 697.
5 Richtlijn 97/67/EG, laatstelijk gewijzigd bij richtlijn 2002/39/EG.
Pagina 4 van 6
businesspost
Uit deze definitie blijkt dat een identificatienummer van een geadresseerde is toegestaan,
evenals een verandering die de aard van de boodschap niet wijzigen. Concreet wil dit dus
zeggen dat door toevoeging van het identificatienummer van een geadresseerde of door het
aanbrengen van een verandering, waardoor de aard van de boodschap niet wijzigt, de
drukwerkzending geen brief wordt.
In de Nederlandse regelgeving is geen definitie van direct mail opgenomen. Reden hiervoor is
dat in Nederland gekozen is voor het onderscheid `brieven' en `drukwerken'. Hierbij moet
worden opgemerkt dat de definitie van drukwerken breder is dan de definitie van direct mail
zoals deze is verwoord in de Europese postrichtlijn. Het overnemen van de definitie van direct
mail in de Nederlandse regelgeving in plaats van de definitie van drukwerken zou betekenen
dat bepaalde vormen van drukwerken onder het monopolie zouden gaan vallen.
Dit was en is niet de bedoeling, vandaar dat gekozen is voor het onderscheid `brieven' en
`drukwerken'. Gelet op de aard van de zending maakt direct mail onderdeel uit van
drukwerken.
De vraag is of de toevoegingen, zoals die zijn toegestaan bij direct mail, ook zijn toegestaan
bij drukwerken. Uit de toelichting bij het postbesluit6 blijkt dat deze vraag bevestigend moet
worden beantwoord. Dit wordt ook door uw college onderkend in het consultatiedocument
waarin staat aangegeven dat maatgevend voor de afbakening tussen `brieven' en
`drukwerken' is, of na de druk in drukwerken een persoonlijke boodschap is aangebracht die
als een wijze van adressering kan worden opgevat. Daarnaast geeft uw college terecht in haar
brief aan de Belastingdienst aan, dat een lidmaatschapsnummer, een code of andere
gelijksoortige aanduidingen gezien moeten worden als nadere wijze van adressering en het
karakter van drukwerk niet aantasten. Gelet op het voorbeeld dat uw college gebruikt, gaat het
hierbij dus om een identificatienummer.
Geconcludeerd kan worden dat het toevoegen van een identificatienummer of het aanbrengen
van een verandering, die de aard van de boodschap niet wijzigen, het karakter van een
drukwerk niet ontnemen.
Aangiftebiljet
Op een aangiftebiljet zijn naast de NAW-gegevens de volgende gegevens ingevuld:
- sofi-nummer, geboortedatum en rekeningnummer (in geval van een particulier);
- sofi-nummer en dossiernummer (in geval van een onderneming).
Businesspost ondersteunt de zienswijze van uw college dat deze gegevens kunnen worden
opgevat als een nadere wijze van adressering en dat hierdoor het karakter van de boodschap
niet wijzigt.
Businesspost volgt de zienswijze van uw college dat een aangiftebiljet gezien moet
worden als een drukwerk.
6 Staatsblad 2000, 200, pagina 7.
Pagina 5 van 6
businesspost
Oproepingskaart
Op een oproepingskaart zijn naast de NAW-gegevens de volgende gegevens ingevuld:
- het volgnummer en geboortedatum.
Businesspost volgt de zienswijze van uw college dat een oproepingskaart gezien moet
worden als een brief niet.
Evenals bij een aangiftebiljet kunnen de toegevoegde gegevens (het volgnummer en de
geboortedatum) gezien worden als een andere wijze van adressering, waardoor het karakter
van de boodschap niet wijzigt. Immers de boodschap blijft een oproep om te gaan stemmen.
De betreffende gegevens worden gebruikt voor de administratie bij het stembureau. Dit is
vergelijkbaar met de Belastingdienst die de gegevens, zoals het sofi-nummer en het
dossiernummer, gebruikt voor haar interne administratie.
Uw college geeft aan dat door toevoeging van het volgnummer en de geboortedatum een extra
functie wordt toegevoegd, namelijk het identificeren van de geadresseerde. Zoals hiervoor is
aangegeven (bij de uitleg over direct mail) is het toevoegen van een identificatienummer in
geval van drukwerk toegestaan. Kortom de toevoeging van het volgnummer en de
geboortedatum, die dienen ter identificatie van de geadresseerde, wijzigen het karakter van
drukwerk niet.
Uw college geeft verder nog aan dat het niet mogelijk is om met de oproepingskaart van
iemand anders een stem uit te brengen. Dit is feitelijk onjuist. Immers bij het stembureau
hoeft iemand enkel de oproepingskaart in te leveren, een andere identificatie (bijvoorbeeld
door middel van een paspoort) is niet nodig. Hierdoor is het zeer goed mogelijk om met de
oproepingskaart van iemand anders dan de geadresseerde een stem uit te brengen.
Tenslotte kan ook nog gekeken worden naar het Blokker-arrest. In dit arrest wordt als
onderscheid aangegeven dat geïndividualiseerde mededelingen doorgaans niet voor een ander
dan voor de geadresseerde bestemd zijn en dus tegen vreemde ogen moet worden beschermd.
In geval van een oproepingskaart is er geen sprake van een geïndividualiseerde mededeling
die tegen vreemde ogen moet worden beschermd. Op basis van dit criterium kan dus ook
gesteld worden dat een oproepingskaart gezien moet worden als een drukwerk en niet als een
brief.
Geconcludeerd kan worden dat een oproepingskaart valt onder de definitie van drukwerken.
Pagina 6 van 6
businesspost
Conclusie
Bij de (laatste) wijziging van de Pw heeft er geen kwantitatieve onderbouwing
plaatsgevonden met betrekking tot het verstrekte wettelijke monopolie. Bovendien blijkt uit
de evaluatie van de tarieven dat TPG Post bovenmatige rendementen behaalt op haar
postactiviteiten. Mede gezien de sterke positie van TPG Post is businesspost van mening dat
de postmarkt volledig en onvoorwaardelijk kan worden geliberaliseerd per 1 januari 2004. Dit
betekent dat het onderscheid tussen brieven en drukwerken niet meer van belang is.
Onderhavige casus versterkt alleen maar de visie van Businesspost dat aan haar
uitgangspunten zoals zij dat heeft verwoord in haar visiedocument snel invulling dient te
worden gegeven. Doordat er in de markt regelmatig onzekerheid bestaat over of een zending
moet worden gezien als een brief of als een drukwerk, is een (potentiële) klant vaak niet
bereid om over te stappen van TPG Post naar een concurrerende aanbieder. Dit belemmert de
concurrentie op de postmarkt.
Businesspost is zich bewust van het feit dat OPTA niet bevoegd is om het regelgevend kader
aan te passen. Echter OPTA zou bij uitleg van de wettelijke regels uit moeten gaan van een zo
breed mogelijk interpretatie, zodat de concurrentie wordt bevorderd.
Businesspost onderschrijft de mening van OPTA dat het bij een aangiftebiljet gaat om een
drukwerk. Daarnaast is zij het niet eens met de zienswijze van OPTA dat een oproepingskaart
gezien moet worden als een brief.
Ik ga er van uit u met het bovenstaande van dienst te zijn geweest
Hoogachtend,
Businesspost bv
R.A. Blom
Algemeen Directeur