Verklaring van Pax Christi i.s.m. Cordaid en de Raad van Kerken
Utrecht, 12 februari 2003
Machtiging VN-veiligheidsraad voor een mogelijke oorlog tegen Irak is noodzakelijk
Politieke partijen verschillen van mening over de noodzaak van expliciete machtiging door de VN-veiligheidsraad ingeval van geweldgebruik tegen Irak. Het is onjuist dat een aanvullende resolutie voor geweldsgebruik tegen Irak niet strikt noodzakelijk is.
De Veiligheidsraad heeft nooit de bedoeling gehad om al bij de aanname van resolutie 1441 geweld toe te staan indien Irak zou weigeren vrij baan te geven aan de wapeninspecteurs of als zou blijken dat het over massavernietigingswapens beschikt. In dat geval komt de Veiligheidsraad bijeen om zich op de situatie te beraden en kan de Veiligheidsraad bij resolutie besluiten geweldgebruik te legitimeren.
De dreiging met serious consequences in resolutie 1441 kan niet gelden als een concrete legitimatie voor geweldgebruik. Deze is bedoeld als een ernstige laatste waarschuwing aan het adres van Irak, die evenwel volgens Resolutie 1441 zelf nadere besluitvorming vergt voordat militair geweld geoorloofd is.
In de preambule van resolutie 1441 wordt met nadruk resolutie 678 (1991) aangehaald waarin inzet van alle mogelijke middelen wordt gerechtvaardigd voor het herstel van de soevereiniteit en territoriale integriteit van Koeweit, en de internationale vrede en veiligheid in de regio. Het is na de bevrijding van Koeweit juridisch onhoudbaar resolutie 678 nu op te voeren als rechtvaardiging voor eventueel geweldgebruik tegen Irak.
Ook kan de aan het Weens Verdrag inzake verdragenrecht (1969) ontleende material breach- doctrine niet als rechtvaardigingsgrond gelden voor geweldgebruik, zeker niet door individuele leden van de VN. Een materiele schending betreft de rechtvaardigingsgrond voor opschorting of beëindiging van verdragsrelaties. Als deze analogie met het verdragenrecht al opgaat, dan gaat het hier om een overeenkomst tussen de VN en Irak en niet tussen individuele landen en Irak.
Voorts biedt resolutie 1441 geen grondslag voor regime change of het afdwingen van respect voor de rechten van de mens.
Onze visie is: eenzijdig militair optreden zou de internationale rechtsorde ondermijnen door de precedentwerking die het biedt. Mocht onverhoopt tot militair optreden besloten moeten worden dan is een expliciete machtiging middels een resolutie van de Veiligheidsraad noodzakelijk.
Prof. Dr. C. Flinterman, hoogleraar Mensenrechten, Universiteit Nijmegen. Prof. Dr. W.J.M. van Genugten, hoogleraar Internationaal recht, Universiteit van Tilburg en hoogleraar Mensenrechten, Katholieke Universiteit Nijmegen. Prof. Mr. G.J.H. van Hoof, hoogleraar Internationaal Recht, in het bijzonder de Rechten van de Mens, Universiteit van Utrecht. Prof. Dr. M.T. Kamminga, hoogleraar Internationaal recht, Universiteit Maastricht. Prof. Mr. N.J. Schrijver, hoogleraar Volkenrecht, Vrije Universiteit, Amsterdam. Prof. Dr. K. C. Wellens, hoogleraar Volkenrecht en Recht der Internationale Organisaties, Katholieke Universiteit Nijmegen.
---- --