Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag

Directie Noord-Afrika en Midden-Oosten

Afdeling Golfstaten

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum

12 februari 2003

Behandeld

Josephine Frantzen


Kenmerk

DAM-88/03

Telefoon

070 348 6445


Blad

1/3

Fax

070 348 6639


Bijlage(n)

E-Mail

josephine.frantzen@minbuza.nl


Betreft

Irak

Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek van de voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 11 februari 2003, om de Kamer te informeren over het standpunt van de regering met betrekking tot het Frans/Duitse initiatief inzake Irak.

In eerste instantie is tijdens het afgelopen weekend de indruk gewekt dat Duitse ideeën niet alleen zouden voorzien in geïntensiveerde inspecties, maar ook in een beschermingsmacht van blauwhelmen. Frankrijk heeft bij monde van minister van Defensie Alliot-Marie onmiddellijk ontkend dat een dergelijk "geheim plan" in de maak zou zijn. Ook Duitsland heeft op maandag laten weten dat er geen sprake was van een mogelijke uitzending van blauwhelmen. Als er al sprake is geweest van dergelijke ideeën, dan hebben deze uiteindelijk toch niet het stadium van een "Frans-Duits vredesplan" bereikt.

Inmiddels is duidelijk geworden ­ onder andere naar aanleiding van een gezamenlijke verklaring - dat Frankrijk, Duitsland en Rusland zich inzetten voor voorzetting van de inspecties en voor "substantiële versterking van de bemanning en technische capaciteiten" van de inspecties. Dit zou volgens deze landen nog een alternatief bieden voor oorlog. Naar verluidt zouden Frankrijk en Duitsland in grote lijnen het volgende wensen voor te stellen: 1) een verdrievoudiging van het aantal inspecteurs; 2) versterking van de technische middelen voor vergaring en evaluatie van de inlichtingen, onder anderen door middel van het openen van lokale UNMOVIC/IAEA bureaus in Irak.

Frankrijk en Duitsland menen dat alle vreedzame middelen moeten zijn uitgeput, alvorens de ontwapening van Irak met militaire middelen kan worden afgedwongen. Dit is, zoals de Kamer bekend, ook de lijn van de regering.

Uit rapportages van de inspecteurs en uit de aanwezige informatie is duidelijk geworden dat Irak op z'n best zeer gebrekkig voldoet aan de door de internationale gemeenschap opgelegde eisen, zoals gesteld in Veiligheidsraadresolutie 1441. Deze resolutie stelt immers duidelijk dat Irak zelf actief, volledig en accuraat dient aan te geven wat het nog aan goederen en technologie op het gebied van massavernietingswapens (MVW) heeft. De inspecteurs dienen deze informatie te verifiëren en zouden, mede op basis daarvan, dienen te werken aan de ontwapening van Irak. De regering is derhalve van mening dat de vraag niet is hoeveel tijd de internationale gemeenschap de inspecteurs nog moet geven, maar hoe lang zij Saddam Hoessein nog geeft om te laten zien dat hij bereid is volledige medewerking te verlenen. Zonder actieve medewerking van Irak heeft verdrievoudiging van het aantal inspecteurs en de inzet van meer technische middelen voor de vergaring en evaluatie van informatie immers weinig zin.

De briefing aan de Veiligheidsraad van de heren Blix en El Baradei op 14 februari aanstaande zal van groot belang zijn. Hieruit zal blijken wat hun oordeel is over de laatste stappen van de Iraakse autoriteiten, met name of deze inhouden dat zij tot volledige medewerking overgaan. Tegen die achtergrond zullen de inspecteurs hun oordeel kunnen geven over het nut van een uitbreiding van de inspecties. Naar ik begrijp heeft de heer Blix maandag zelf verklaard dat het belangrijkste probleem het gebrek aan actieve coöperatie van Iraakse zijde is, en niet het aantal inspecteurs.

Zowel vanuit de Verenigde Staten als vanuit het Verenigd Koninkrijk is negatief gereageerd op het voorstel om inspecties uit te breiden. Zoals reeds vermeld in mijn brief van 10 februari jl., heeft President Bush wel aangekondigd te streven naar een tweede Veiligheidsraadresolutie. Dit sluit aan bij de oproep van Secretaris-Generaal VN om het VN-spoor te blijven volgen. President Bush heeft nog niet aangegeven of de VS die zelf zal indienen of dat een ander VR-lid daartoe het initiatief zal nemen. Dat een eventuele militaire ingreep om tot ontwapening van Irak te komen op een nieuwe VR-resolutie zal worden gebaseerd is steeds de wens van de regering geweest. De regering houdt ook vast aan die lijn.

Het Griekse EU-voorzitterschap heeft besloten op maandag 17 februari aanstaande een extra RAZEB en een extra Europese Raad te beleggen te Brussel om te spreken over de ontstane situatie rond Irak in het licht van het nieuwe rapport van de heren Blix en El Baradei aan de VN-Veiligheidsraad.

Het voorzitterschap beoogt hiermee een bijdrage te leveren om tot maximale afstemming in EU-kader te komen. De regering steunt dat streven, al is zij er zich van bewust dat de kansen op overeenstemming binnen de EU niet overmatig groot zijn. Het streven zou dan ook in de eerste plaats gericht moeten zijn op een open gedachtewisseling, en niet zozeer op het formuleren van een gezamenlijk standpunt dat onder de huidige omstandigheden vermoedelijk vooral neer zou komen op het afdekken van meningsverschillen. Vooralsnog bestaat geen inzicht in de concrete voornemens van het voorzitterschap.

De Minister van Buitenlandse Zaken

Mr. J.G. de Hoop Scheffer

===