Uitspraak Rechtbank Amsterdam in zaak AF6425 Zaaknr: 13/047723-02
Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 11-02-2003
Datum publicatie: 26-03-2003
Soort zaak: straf -
Soort procedure: eerste aanleg - meervoudig
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/047723-02
Datum uitspraak: 11 februari 2003
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, 5de meervoudige kamer A, in de strafzaak
tegen:
,
geboren te ... op ...,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens
op het adres ...,
gedetineerd in het Huis van Bewaring "......" te ... ....
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op
de terechtzitting van 11 februari 2003.
1. Telastelegging.
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de
dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht.
De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier
ingevoegd.
2. Voorvragen.
...
3. Waardering van het bewijs.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte,
ten aanzien van het primair telastegelegde:
op 22 augustus 2002 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om opzettelijk van het leven te
beroven, met dat opzet die meermalen met kracht met een
mes in de slaap en in de buikstreek en in de armen en in de ellebogen
en elders in het lichaam heeft gestoken.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen,
zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging
geschaad.
4. Het bewijs.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte
heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen
zijn vervat.
5. De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van
een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte.
De verdachte is echter niet strafbaar. Daartoe overweegt de rechtbank
het volgende:
De klinisch en forensisch psycholoog drs. heeft, blijkens
het daarvan opgemaakte rapport van 26 november 2002, de verdachte
onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat verdachte lijdend is aan
een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. In diagnostische zin is
er sprake van een schizofrene stoornis met paranoïde trekken. Voorts
is er sprake van ernstige persoonlijkheidspathologie. De
persoonlijkheidsstructuur van verdachte bevat hoofdzakelijk
bizar-schizoïde en paranoïde trekken. Deze stoornis deed zich ook voor
ten tijde van het plegen van het delict. adviseert de
rechtbank de verdachte met betrekking tot het telastegelegde als
volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt deze conclusie over en volgt dit advies op.
Het bewezen geachte kan verdachte derhalve wegens ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet worden toegerekend. Verdachte dient terzake daarvan dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7. Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis.
De rechtbank acht daarbij na te noemen maatregel op zijn plaats,
aangezien verdachte gevaarlijk is voor zichzelf, anderen en de
algemene veiligheid van personen.
Verdachte dient op grond van het vorenstaande voor een termijn van één
jaar in een psychiatrisch ziekenhuis te worden geplaatst.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften.
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37, 45 en 287 van
het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende
beslissing.
9. Beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het primair telastegelegde heeft
begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is
telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte
daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot doodslag.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, , daarvoor niet strafbaar.
Ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte voor de termijn van één jaar in een psychiatrisch
ziekenhuis zal worden geplaatst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.C. van Kamp, voorzitter,
mrs. J. Edgar en J.J. Molenaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. R. Hirzalla en J.V.M. Mol, griffiers
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van
11 februari 2003.