Regeling maatregelen vee dioxine in mengvoeder
No. TRCJZ/
Directie Juridische Zaken
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport;
Gelet op de artikelen 98, eerste en derde lid, en 99A van de Gezondheids- en welzijnswet
voor dieren;
BESLUIT:
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. wet: Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
b. diervoeder: producten van plantaardige of dierlijke oorsprong in natuurlijke staat, vers
of verduurzaamd, afgeleide producten van de industriële verwerking van deze
producten, alsmede organische of anorganische stoffen, al dan niet gemengd, met of
zonder toevoegingsmiddelen en bestemd voor dierlijke voeding langs orale weg;
c. schadelijke stof: stof als bedoeld in artikel 2;
d. minister: Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
e. dieren: vee en pluimvee.
Artikel 2
Als schadelijke stof als bedoeld in artikel 98 van de wet wordt aangewezen:
a. broodmeel, geproduceerd sinds 4 december 2002, afkomstig van Trockenwerk
Thüringen GmbH, te Apolda, Thüringen, Duitsland, in Nederland gebracht door Velthof
Veevoeders BV te Borne;
b. diervoeder, waarin broodmeel als bedoeld in onderdeel a is verwerkt, geproduceerd
door:
1o. Coöperatie Arkenvaart te Markelo;
2o. Coöperatie de Valk te Lunteren;
3o. Olde Elberink te Geesteren.
2
Artikel 3
1. Dieren die een schadelijke stof hebben opgenomen, of ten aanzien waarvan dat wordt
vermoed, worden op het bedrijf waarop zij worden gehouden opgestald of opgehokt.
2. In afwijking van het eerste lid mogen de dieren het bedrijf verlaten indien de minister
hiervoor toestemming heeft gegeven.
3. Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing indien:
a. is gebleken dat de dieren weer vrij zijn van de schadelijke stof, of
b. het tegendeel van het vermoeden, bedoeld in het eerste lid, is gebleken.
Artikel 4
De van de dieren, bedoeld in artikel 3, eerste lid, afkomstige producten, voorzover
aanwezig op het bedrijf waar de dieren worden gehouden, mogen het bedrijf slechts
verlaten indien de minister hiervoor toestemming heeft gegeven.
Artikel 5
De directeur van de Algemene Inspectiedienst is gemandateerd om namens de minister
toestemming te geven als bedoeld in de artikelen 3, tweede lid, en 4.
Artikel 6
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling maatregelen vee dioxine in mengvoeder.
Artikel 7
Deze regeling treedt onmiddellijk na de bekendmaking via de pers en het internet in
werking.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
DE MINISTER VAN LANDBOUW,
NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
Toelichting voor de Staatscourant
Bij een routinebemonstering op 4 december 2002, uitgevoerd door de Duitse autoriteiten, is een
grote hoeveelheid dioxine in het meel aangetoond. Van meel dat op dit bedrijf na 4 december is
geproduceerd is circa 100 ton als grondstof voor diervoeder binnen Nederland gebracht door
Velthof Veevoeders BV te Borne. Het meel is in elk geval geleverd aan drie mengvoederbedrijven en
één veehouderij waar zelf mengvoeders worden geproduceerd.
Dioxine is een voor de volks- en diergezondheid gevaarlijke stof. Zolang niet duidelijk is of de concrete partijen meel, en de daarvan geproduceerde mengvoeders een reëel risico vormen, is het van belang te voorkomen dat de dieren op de bedrijven waaraan dit meel of voeder is geleverd, in de consumptieketen terechtkomen. Onderhavige regeling strekt ertoe de afvoer van dieren van het bedrijf te verbieden (artikel 3, eerste lid). Artikel 98 van de Gezondheids- en welzijnswet (hierna: wet) voorziet in de bevoegdheid om dergelijke regels vast te stellen.
Het verbod heeft niet alleen betrekking op dieren waarvan zeker is dat zij verontreinigd voeder
hebben gekregen, maar op dieren waarvan dat wordt vermoed. Eerst als het tegendeel is gebleken,
of als is vastgesteld dat de dieren weer vrij zijn van dioxine, is het afvoerverbod niet langer van
toepassing (artikel 3, derde lid). Zolang het afvoerverbod geldt, geldt een zelfde verbod voor de van
de dieren afkomstige producten (artikel 4).
Omdat het onder omstandigheden gewenst kan zijn om dieren toch van het bedrijf af te voeren, is
in artikel 3, tweede lid voorzien in de mogelijkheid om met toestemming van de Minister van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij de dieren, en ook de dierlijke producten, van het bedrijf af te
voeren. Op grond van artikel 98, vijfde lid, van de wet kan de toestemming onder beperkingen
worden verleend, en kunnen er voorschriften aan worden verbonden.
Als schadelijke stof in de zin van artikel 98 van de wet wordt niet alleen het diervoeder waaronder
ook mengvoeder wordt verstaan waarin het verontreinigde bakkersmeel is verwerkt aangewezen,
maar ook het bakkersmeel zelf (artikel 2).
Artikel 5 voorziet in een mandatering van de directeur van de Algemene Inspectiedienst om in dit
concrete geval toestemming tot afvoer te verlenen.
Het is van groot belang dat het afvoerverbod zo snel als mogelijk van kracht wordt. Met het oog daarop is ervoor gekozen deze regeling onmiddellijk na bekendmaking via de pers en het internet, in werking te laten treden. Artikel 99A van de wet voorziet in deze mogelijkheid.
DE MINISTER VAN LANDBOUW,
NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
---- --