Gerechtshof Arnhem
Tussenarresten in de strafzaken SE Fireworks
Bron: Gerechtshof Arnhem
Datum actualiteit: 10-02-2003
Arnhem, 7 februari 2003
Op 7 februari 2003 heeft het Gerechtshof te Arnhem tussenarresten
uitgesproken in de strafzaken tegen de directeuren van SE Fireworks en
tegen A. de V., de verdachte van de brandstichting op 13 mei 2000 bij
SE Fireworks. In deze tussenarresten beslist het hof op door de
verdediging ingediende verweren en verzoeken tot het horen van
getuigen en het verrichten van nader onderzoek. Hieronder zijn de
beslissingen in het kort weergegeven.
In de drie strafzaken:
Het hof acht het noodzakelijk zich een ruimtelijke indruk te vormen
van de omvang van het door de ramp getroffen gebied en zal op 10
februari 2003 te 11.00 uur het getroffen gebied bezoeken.
Het onderzoek in de strafzaken wordt hervat op 11 maart 2003.
Het hof zal een aantal getuigen en deskundigen horen, deels op verzoek
van de verdediging, deels op vordering van het openbaar ministerie,
deels omdat het hof dat zelf nodig acht. Onder de te horen getuigen is
ook een tweetal rechercheurs van het Tolteam waarvan alle drie de
raadslieden het verhoor hebben gevraagd.
In de strafzaken tegen de beide directeuren van SE Fireworks:
De verdediging heeft verzocht verschillende getuigen te horen die
mogelijk zouden kunnen verklaren over het ontstaan van de brand die
uiteindelijk heeft geleid tot de ramp in Enschede op 13 mei 2000. Zo
het horen van deze getuigen niet van belang zou zijn voor het
vaststellen van de feiten, dan zouden de verklaringen van deze
getuigen in ieder geval van belang kunnen zijn voor de bepaling van de
hoogte van de straf, aldus de verdediging.
Het hof zal in de strafzaken tegen de directeuren geen getuigen horen
over het ontstaan van de brand. Het is op zich juist dat de ramp
aanleiding heeft gegeven tot het onderzoek naar alle telastegelegde
feiten. Maar in de telastelegging van de feiten 1, 2, 3, 5, 6, en 7
speelt de ramp geen rol. Het gaat daarbij om diverse vergrijpen tegen
de milieuwetgeving, in het bijzonder het niet in acht nemen van
veiligheidsvoorschriften, die zijn telastegelegd zonder dat daarbij
enig verband met de ramp wordt gelegd. Als feit 4 wordt verdachte,
kort weergegeven, telastegelegd dat het aan de wijze van
bedrijfsvoering en daarmee aan de medeschuld van SE Fireworks te
wijten is dat een brand, toen die eenmaal was ontstaan, zich zo heeft
kunnen ontwikkelen en/of uitbreiden dat een of meer explosies en/of
branden zijn ontstaan met fatale gevolgen. Verdachte wordt voor de
wijze van bedrijfsvoering als opdrachtgever of feitelijk leidinggever
verantwoordelijk gesteld. Het op enige wijze ontstaan van de eerste
brand (en dat impliceert noodzakelijkerwijze ook enige verbreiding
daarvan) wordt aan SE Fireworks en verdachte niet verweten. Het hof
kan voorshands dan ook niet inzien hoe het belang van de verdediging,
ook op het punt van straftoemeting, kan zijn gediend met meer
duidelijkheid over die aan hem niet verweten voorgeschiedenis.
Een aantal van deze getuigen wordt overigens wel gehoord in de
strafzaak tegen A. de V. Hij wordt immers verdacht van het stichten
van de brand.
In de strafzaak tegen de verdachte W. P.:
Het hof acht het houden van nader onderzoek naar het verloop van de
ramp niet noodzakelijk omdat het verloop de ramp al zeer uitvoerig is
onderzocht door deskundigen van het Nederlands Forensisch Instituut.
Het verzoek om de onderzoeksverslagen van de Commissie Onderzoek
Vuurwerkramp, voor zover relevant in verband met de in deze zaak te
beantwoorden vragen, aan het dossier toe te voegen, wordt afgewezen
omdat de raadsman niet aangeeft welke gegevens hij denkt aan te
treffen, noch op welke wijze deze gegevens van belang kunnen zijn met
het oog op enige in deze strafzaak te geven beslissing.
Het verzoek tot het horen van mrs De Muij en Stam, de zaaksofficieren
in eerste aanleg, wordt afgewezen omdat de omstandigheden die geleid
hebben tot het aanvragen van de machtiging tot het afluisteren van de
telecommunicatie van verdachte in het dossier zijn verantwoord.
Het verzoek tot het horen van J. Mans, burgemeester van Enschede, over
het niet vervolgen van twee ambtenaren omdat hun optreden volgens de
officier van justitie binnen de gemeentelijke kaders zou zijn
gebleven, wordt afgewezen omdat dit onderwerp niet van belang kan zijn
met het oog op enige door het hof te nemen beslissing.
Het verzoek tot het horen van een onafhankelijk deskundige over de
inwerkingtreding van de milieuvergunning wijst het hof af. Immers de
toepasselijkheid van een wettelijke bepaling is een rechtsvraag
waarover de rechter dient te oordelen zonder dat hij gehouden is
daarover deskundigen te horen.
In de strafzaak tegen de verdachte R.J. B.:
Het verzoek tot een contra-expertise van het classificatieonderzoek
van het vuurwerk is afgewezen. Het vuurwerk is geclassificeerd door
twee onafhankelijke instellingen voor wetenschappelijk onderzoek te
weten het Prins Maurits Laboratorium van TNO en het Bundesanstalt für
Materialforschung und -prüfung. Daarnaast is een classificatie in het
dossier opgenomen die is opgesteld aan de hand van de criteria
gehanteerd door National Resources Canada; Explosive Regulatory
Division. De uitkomst van de drie classificaties is voor de meeste
producten gelijk en waar de uitkomsten verschillen is dit toegelicht.
Het verzoek om een nader onderzoek te laten instellen naar het
transport van vuurwerk van Duitsland naar TNO in Rijswijk dat eind
juli 2000 in opdracht van het openbaar ministerie heeft plaatsgevonden
is afgewezen. Zelfs als het openbaar ministerie bij het vervoer van
dit vuurwerk zou hebben gehandeld op dezelfde wijze als verdachte
wordt verweten, is dit niet van belang met het oog op enige in deze
strafzaak te nemen beslissing.
De overige verzoeken tot het horen van getuigen en deskundigen zijn
toegewezen, of de beslissing op de verzoeken wordt aangehouden tot na
het horen van wel toegewezen getuigen of deskundigen.
In de strafzaak tegen A. de V.
Het hof zal de undercoveragent A1046 achter gesloten deuren ter
terechtzitting horen over zijn gesprekken met de verdachte. De
beslissing op verzoeken tot het horen van een aantal andere getuigen,
wordt aangehouden tot na het horen van A 1046. Nu de verdediging in de
gelegenheid wordt gesteld deze agent te ondervragen, worden getuigen
afgewezen die over voormelde gesprekken uit tweede hand zouden kunnen
verklaren. Ook de voeging van de journaals met de betrekking tot de
inzet van A 1046, wordt om deze reden afgewezen.
De stukken van de strafzaken wegens meineed tegen twee getuigen in de
strafzaak tegen verdachte worden in het dossier gevoegd.
Het verzoek om H. Stam, voormalig zaaksofficier, te horen over het
Tol-teamonderzoek in de meest brede zin, wordt afgewezen. Het horen
als getuige van de officier van justitie die in dezelfde strafzaak als
vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie is opgetreden en die
derhalve partij is in het geding, past - behoudens bijzondere gevallen
- niet in het Nederlandse stelsel van strafvordering. Nu een
dergelijke bijzondere omstandigheid niet is gesteld en de verdediging
heeft ook anderszins niet aannemelijk gemaakt dat het horen van deze
getuige van belang is met het oog op enige door het hof te nemen
beslissing, zal het hof deze getuigen niet horen.
Meer informatie op Rechtspraak.nl:
De volledige teksten van de tussenarresten van het gerechthof worden
zo spoedig mogelijk na de uitspraak gepubliceerd op Rechtspraak.nl
onder de LJN-nummers 'AF4081' , 'AF4113' en 'AF4115'.
Eerdere uitspraken van het hof in deze strafzaken zijn gepubliceerd
onder LJN-nummers 'AF0072' , 'AF0073' en 'Af1034'
De uitspraken van de rechtbank Almelo in deze strafzaken zijn al
gepubliceerd onder de LJN-nummers 'AE0934' en 'AE0935'.
De uitspraak van de beklagkamer van dit gerechtshof in het beklag ex
artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering betreffende het niet
vervolgen van de Staat der Nederlanden, de Gemeente Enschede en
ambtenaren van deze overheden, is al gepubliceerd onder het LJN-nummer
'AE7956'.