Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AF1302 Zaaknr: C01/177HR
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 7-02-2003
Datum publicatie: 7-02-2003
Soort zaak: civiel - civiel overig
Soort procedure: cassatie
7 februari 2003
Eerste Kamer
Nr. C01/177HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. de vennootschap onder firma DECO-SIGN REKLAME V.O.F., gevestigd te
Alphen aan den Rijn,
2. , wonende te ,
3. , wonende te ,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. R.T.R.F. Carli,
t e g e n
, gevestigd te ,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: - heeft bij
exploit van 21 november 1997 eisers tot cassatie - tezamen verder te
noemen: Deco-Sign - gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage. Na
vermeerdering van eis bij repliek heeft zij gevorderd bij vonnis,
voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Deco-Sign te veroordelen
om te betalen aan , aldus dat de een betalende de ander
zal zijn bevrijd, een bedrag van f 13.164,04, inclusief 17,5% B.T.W.
over de hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag
der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
Deco-Sign heeft de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 10 maart 1998 een comparitie
van partijen gelast en bij eindvonnis van 8 december 1998 de vordering
toegewezen.
Tegen dit eindvonnis heeft Deco-Sign hoger beroep ingesteld bij het
Gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 30 januari 2001 heeft het Hof het vonnis van de
Rechtbank van 8 december 1998 bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft Deco-Sign beroep in cassatie
ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt
daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen is verstek verleend.
Deco-Sign heeft de zaak doen toelichten door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping
van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie
leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de
klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang
van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Deco-Sign in de kosten van het geding in cassatie, tot op
deze uitspraak aan de zijde van begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren A. Hammerstein en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 7 februari 2003.
*** Conclusie ***
Rolnr. C01/177
mr J. Spier
Zitting: 22 november 2002
Conclusie inzake
1. DECO-SIGN REKLAME V.O.F.
(hierna: Deco-Sign)
2.
3.
(hierna gezamenlijk: Deco-Sign c.s.)
tegen
1. Feiten
1.1 In cassatie kan worden uitgegaan van de navolgende feiten waarvan
het Hof 's-Gravenhage, in zijn in cassatie bestreden arrest in rov. 2,
is uitgegaan.
1.2 Deco-Sign heeft in april 1994 aan een lichtreclame
geleverd en deze op het dak van het bedrijfspand van
geïnstalleerd. Naar aanleiding van klachten van heeft
Deco-Sign de lichtreclame eind december 1996 in revisie/reparatie
genomen. Bij brief van 21 mei 1997 heeft Deco-Sign c.s.
meegedeeld een langer uitstel van reparatie niet te accepteren en
verzocht er zorg voor te dragen dat de reclameverlichting voor 30 mei
1997 is gerepareerd. Deco-Sign heeft de lichtreclame uiteindelijk, na
een formele ingebrekestelling van 20 juni 1997 en diverse sommaties
van de raadsman van , op 18 juli 1997 geretourneerd en
opnieuw geïnstalleerd. De verlichting brandde toen nog niet naar
behoren. Bij brief van 4 augustus 1997 heeft de raadsman van
aan Deco-Sign c.s. meegedeeld dat de maat voor
vol was en dat zich voor rekening van
Deco-Sign tot een derde zal wenden met het verzoek de lichtreclame
alsnog naar behoren te laten functioneren. Deco-Sign heeft daar
bezwaar tegen gemaakt.
2. Korte beschrijving van het procesverloop
2.1 heeft Deco-Sign c.s. op 21 november 1997 gedagvaard
voor de Rechtbank 's-Gravenhage. Stellend dat en
vennoten zijn van Deco-Sign heeft zij - na vermeerdering van eis bij
repliek - van Deco-Sign c.s. betaling gevorderd van fl. 13.164,04.
2.2.1 voert ter onderbouwing van de onder 2.1 genoemde
vordering aan dat de lichtreclame na de levering onvoldoende bleek te
functioneren. Deco-Sign is aldus toerekenbaar tekort geschoten in de
nakoming van de op haar rustende verplichting terzake van de levering
van een deugdelijk functionerende lichtreclame. Zij heeft Deco-Sign,
meer dan in redelijkheid van haar kan worden verlangd, in de
gelegenheid gesteld de gebreken te verhelpen. Omdat Deco-Sign daarmee
in gebreke bleef heeft zich terecht tot een derde
gewend. De daarmee gepaard gaande kosten ad fl. 7.255,63 vormen de
door Deco-Sign veroorzaakte schade en dienen derhalve door Deco-Sign
te worden vergoed (dagvaarding onder 11).
2.2.2 heeft bij cve onder meer een brief
van/gedateerd(1) 2 augustus 1997 van Deco-Sign overgelegd waarin
laatstgenoemde laat weten niet akkoord te gaan met de reparatie door
een derde omdat zij daartoe zelf niet in de gelegenheid is gesteld.
Tevens heeft zij een brief in geding gebracht van (kennelijk) vd
lichtreclame; daarin wordt melding gemaakt van talloze gebreken aan de
(montage van) de lichtreclame.
2.3 Deco-Sign heeft de vordering bestreden. Naar haar oordeel heeft de
"levering en installatie" naar tevredenheid van
plaatsgevonden. De garantie zou beperkt zijn tot 20.000 branduren en 1
jaar voor de transformatoren (cva onder 2 en 3). Zij heeft
"uiteindelijk" besloten de neonverlichting op haar kosten te reviseren
(onder 5). Zij wijst er omstandig op dat zij voor de reparatie van
anderen afhankelijk was.
2.4 Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft
verklaard dat er sinds de installatie "herhaaldelijk klachten" zijn
geweest. ontkent zulks met uitzondering van één storing aan
een trafo. Bij repliek spreekt van doorlopende klachten
sedert de installatie (onder 2 en 14).
2.5 Bij repliek heeft zich nog beroepen op een brief van
bedoelde vd lichtreclame van 25 mei 1998 en van Project van 1
september 1997 waarin - huiselijk gezegd - wordt aangegeven dat en
waarom de door Deco-Sign aangelegde installatie niet voldeed.
2.6 Nadat Deco-Design c.s. bij akte "om hen moverende redenen"(2)
hebben afgezien van dupliek heeft de Rechtbank 's-Gravenhage de
vordering bij vonnis van 8 december 1998 toegewezen. Zulks omdat zij
het ervoor houdt dat Deco-Sign c.s. niet langer verweer wensen te
voeren.
2.7 Deco-Sign c.s. hebben hoger beroep ingesteld onder aanvoering van
twee grieven. De eerste grief kant zich tegen de door de Rechtbank
gebezigde motivering. De tweede grief richt zich tegen het - door de
Rechtbank aanvaarde - standpunt van .
2.8 Deco-Sign maakt gewag van een waarschuwing van haar aan het adres
van met betrekking tot het door gewenste
ontwerp (mvg onder II-2).(3) Zij spreekt andermaal over gratis
reparatie harerzijds (onder II-7).(4) Verderop maakt zij gewag van een
garantie na de door haar aangebrachte revisie; zou
daarop beroep kunnen doen (onder II-9). Het gaat hier - zo voeg ik toe
- om een "garantie" van een onderaannemer van Deco-Sign. Zij wijst
kritiek van derden op hetgeen zij heeft geleverd van de hand (onder
II-12).
2.9 "In aanvulling" op de memorie van grieven doet Deco-Sign een
bewijsaanbod ten aanzien van "al het door haar gestelde" (akte van
bewijsaanbod).
2.10 Volgens is er door Deco-Sign geen waarschuwing aan
haar adres geuit dat het door gekozen ontwerp van de
lichtreclame problemen kon veroorzaken (mva blz. 2 onder 3).
2.11 In zijn arrest van 30 januari 2001 heeft het Hof 's-Gravenhage het vonnis van de Rechtbank bekrachtigd met "verbetering van gronden".
2.12 Het Hof is van oordeel dat de eerste grief terecht door Deco-Sign
is opgeworpen (rov. 5). Dit heeft tot gevolg dat de door Deco-Sign in
eerste aanleg gevoerde verweren in hoger beroep alsnog moeten worden
behandeld, aldus het Hof (rov. 6).
2.13 Het Hof verwerpt het verweer van Deco-Sign dat niet is komen vast
te staan dat de door haar geleverde lichtreclame ondeugdelijk was en
niet voldeed aan hetgeen daarvan mocht verwachten. Vast
staat dat bij Deco-Sign heeft geklaagd dat de
lichtreclame niet naar behoren functioneerde. Naar aanleiding daarvan
heeft Deco-Sign de installatie gedemonteerd en ter reparatie/revisie
meegenomen (rov. 7).
2.14 Deco-Sign heeft niet deugdelijk onderbouwd gesteld noch ook is
gebleken dat sprake was van een niet aan Deco-Sign c.s. toe te rekenen
oorzaak van de klachten, aldus het Hof (rov. 7).
2.15 Dat de lichtreclame naar behoren functioneerde is, naar 's Hofs
oordeel, "ook niet te rijmen met het feit dat Deco-Sign cs zelf heeft
aangevoerd dat zij heeft gewaarschuwd dat de op verzoek
van aangebrachte wijzigingen in het ontwerp (...)
problemen zouden (kunnen) geven en ongewenste effecten teweeg zouden
(kunnen) brengen" (rov. 8).
2.16 Vervolgens stipt het Hof aan dat voor de - door
betwiste - stelling van Deco-Sign dat zij heeft
gewaarschuwd geen steun in de overgelegde stukken is te vinden;
Deco-Sign heeft op dit punt geen concreet gespecificeerd bewijsaanbod
gedaan. "Dit" brengt, volgens het Hof, mee dat "dient te gelden dat
van Deco-Sign cs mocht verlangen dat de lichtreclame,
zonder enige beperking, naar behoren zou functioneren" (rov. 9).
2.17 Het Hof verwijlt vervolgens bij een door Deco-Sign c.s. betrokken
- maar door betwiste - stelling dat voor
het eerst tweeeneenhalf jaar na de levering heeft geklaagd (rov. 10).
2.18 Hierop zet het Hof zich aan beoordeling van de vraag of de
reparatie binnen redelijke termijn is uitgevoerd. Dienaangaande heet
het:
" mocht van Deco-Sign cs verlangen dat zij de
revisie/reparatie binnen een redelijke termijn zou uitvoeren. Aan deze
verplichting heeft Deco-Sign cs naar het oordeel van het hof niet
voldaan. Vast staat immers dat de lichtreclame eind december 1996 is
verwijderd en pas op 18 juli 1997 is teruggeplaatst. Vast staat verder
dat de lichtreclame toen nog steeds niet naar behoren functioneerde.
(...) Dat Deco-Sign cs bij de uitvoering van de
revisie/reparatie-werkzaamheden van derden afhankelijk was komt in
beginsel voor haar rekening en rechtvaardigt niet zonder meer de
opgetreden vertraging" (rov. 11).
2.19.1 Het Hof verwerpt het verweer van Deco-Sign c.s. dat zij ten
onrechte niet in de gelegenheid zijn gesteld het probleem in verband
met de gebroken neon-letter op te lossen en overweegt dienaangaande
onder meer:
"Gelet op de zeer lange tijd die de eerste revisie/reparatie heeft
geduurd en de diverse aanmaningen van de zijde van kon
van (...) in redelijkheid niet worden verlangd dat zij
aan Deco-Sign cs nogmaals een termijn voor reparatie zou gunnen" (rov.
12).
2.19.2 Het Hof vermeldt nog een andere grond waarop dit oordeel wordt
gegrond.
2.20 Een en ander brengt, naar 's Hofs oordeel, mee dat
aanspraak kan maken op vergoeding van de kosten van de door haar
ingeschakelde derde. Inschakeling van was gerechtvaardigd en de
kosten zijn niet bovenmatig hoog te achten "mede gelet op de offerte
van Project Partner (...) ad fl. 15.410,-" (rov. 13).
2.21 Het Hof passeert het bewijsaanbod op de in rov. 14 genoemde
grond.
2.22 Deco-Sign c.s. hebben tijdig beroep in cassatie ingesteld. Tegen
is verstek verleend.
3. Inleidende opmerkingen
3.1 Dat Deco-Sign c.s. niet erg gelukkig zijn met het bestreden arrest
valt wel te begrijpen. Het Hof heeft het zich zelf gemakkelijk gemaakt
door betrekkelijk lichtvoetig over de meeste verweren heen te lopen.
Het heeft het Uw Raad en partijen moeilijk gemaakt doordat niet steeds
geheel duidelijk is waarop zijn oordeel nauwkeurig is gebaseerd.
3.2 Nochtans meen ik dat het arrest, in zijn geheel bezien, voldoende
aanknopingspunten biedt om te kunnen doorgronden wat het Hof voor ogen
heeft gestaan.
3.3.1 Ik zou menen dat het Hof heeft aangenomen dat de litigieuze
lichtreclame van meet af aan niet beantwoordde aan de overeenkomst.
Dat ligt onmiskenbaar besloten in de navolgende, in onderling verband
gelezen, oordelen:
a. de installatie voldeed niet aan hetgeen daarvan mocht
verwachten (rov. 7);
b. heeft over het niet functioneren van de lichtreclame
geklaagd waarop Deco-Design deze (uiteindelijk) ter reparatie heeft
meegenomen (rov. 7);
c. Deco-Sign heeft niet (voldoende) gesteld dat de klachten niet aan
een haar toe te rekenen oorzaak te wijten waren (rov. 7);
d. Deco-Sign heeft, volgens eigen opgave, gewaarschuwd
voor de te verwachten problemen en de ongewenste effecten (rov. 8);
e. na reparatie voldeed de installatie "nog steeds niet" (rov. 11).
3.3.2 In het licht van dit een en ander heeft het Hof klaarblijkelijk
geloof gehecht aan de stelling van dat er van stonde af
aan problemen waren.
3.4 Klaarblijkelijk hecht het Hof eveneens geloof aan de van de
ingeschakelde derden afkomstige stukken (rov. 13). Het ligt dan ook
voor de hand dat het eveneens heeft aangenomen dat sprake was van de
door hen geconstateerde gebreken in het door Deco-Sign geleverde (zie
hierboven onder 2.2.2 en 2.5).
3.5 Mocht het Hof zich niet hebben bekeerd tot de stelling dat de
lichtinstallatie van meet af aan gebreken vertoonde, dan moet zijn
arrest zo worden begrepen dat een lichtinstallatie die na ongeveer
twee jaar ernstige gebreken vertoont niet aan de overeenkomst
beantwoordt. Dat brengt voor de leverancier verplichtingen mee tenzij
hij zijn (wat misleidend pleegt te worden aangeduid als) "garantie" in
de tijd heeft beperkt.
3.6 Opmerking verdient in dit verband nog dat Deco-Sign, met
uitzondering van een terloopse mededeling, verder geen aandacht heeft
besteed aan de, naar zij bij cva heeft betoogd, in de tijd beperkte
garantie (zie hierboven onder 2.3).(5) In de mvg onder II-3 heeft zij
die stelling teruggenomen; zij heeft daar uitgedragen dat de reparatie
"onder garantie" plaatsvond.(6)
3.7 Hoe dit zij, bestrijding van het onder 3.3 geparafraseerd
weergegeven oordeel lijkt mij niet erg nuttig tegen de achtergrond van
de eigen stelling van Deco-Sign als zojuist weergegeven.
4. Bespreking van de klachten
4.1 Het eerste middel is, mede in het licht van de s.t. onder 7,
geheel gestoeld op de veronderstelling dat het Hof is uitgegaan van
een "onuitgesproken ontbinding" van de overeenkomst.
4.2.1 Noch in het debat in feitelijke aanleg, noch ook in het bestreden arrest is enig aanknopingspunt voor deze veronderstelling te vinden. Het middel mist daarom feitelijke grondslag.
4.2.2 Het middel miskent voorts dat in casu onmiskenbaar sprake is van een vordering die is gebaseerd op art. 6:87 lid 1 BW.
4.3 Ten overvloede: voor zover het middel een of meer motiveringsklachten tegen 's Hofs veronderstelde onjuiste rechtsopvatting bedoelt te formuleren, wordt uit het oog verloren dat een rechtsoordeel niet met zulk een klacht kan worden bestreden.
4.4 De - onder meer - in onderdeel 1d en 1e vervatte klacht dat het Hof niet heeft aangegeven waarom Deco-Sign de reparatie om niet moest uitvoeren, mist eveneens feitelijke grondslag. Dat vloeit immers voort uit hetgeen hierboven onder 3.3 en 3.5 is vermeld.
4.5 Deco-Sign werpt nog - eveneens in onderdeel 1d - de vraag op
waarom, in 's Hofs visie, de tweede opdrachtnemer (d.i. kennelijk
degene die het defect aan de door Deco-Sign geleverde installatie
heeft hersteld) niet zou zijn gehouden de reparatie om niet uit te
voeren. Enige rechtsgrond voor zodanige verplichting wordt niet
genoemd en kan ik ook niet bedenken.
4.6 Aan het slot van het middel ("in de derde plaats") wordt het Hof
verweten zich niet te hebben verdiept in de vraag wat er precies niet
deugde aan de installatie. Deze klacht mist doel omdat der partijen
debat het Hof ter zake geen voldoende duidelijke aanknopingspunten
bood. Dat debat veronderstelde - naar het Hof klaarblijkelijk en
geenszins onbegrijpelijk heeft aangenomen - dat van voldoende gebreken
sprake was; de discussie was (daarom) toegespitst op geheel andere
vragen. Deze vragen heeft het Hof wél onder ogen gezien.
4.7 Het weinig duidelijke onderdeel 2a neemt aan dat het Hof zijn
oordeel erop heeft gebaseerd dat door Deco-Sign was
gewaarschuwd.
4.8 De klacht mist feitelijke grondslag. Zij ziet er immers aan
voorbij dat het Hof niet meer doet dan een door Deco-Sign zelf
aangedragen stelling tegen haar gebruiken. Uit rov. 9 blijkt
zonneklaar dat het Hof heeft onderkend dat de stelling niet rechtens
vaststaat.
4.9 Onderdeel 2b dicht het Hof toe te hebben geoordeeld dat sprake had
moeten zijn van onbreekbaar glas. Het mist feitelijke grondslag nu een
dergelijk oordeel nergens wordt gegeven.
4.10 Voor zover onderdeel 2c al begrijpelijk is, valt het kennelijk in
herhalingen. Het behoeft daarom geen bespreking.
4.11 In rov. 14 oordeelt het Hof dat de problemen die bij de door
Deco-Sign ingeschakelde bedrijven zijn ontstaan voor risico van
Deco-Sign komen. Dit oordeel wordt inhoudelijk niet bestreden. Reeds
hierin vindt het derde middel zijn Waterloo.
4.12 Daar komt nog bij dat het Hof in de door het derde middel onder
vuur genomen rov. 11 klaarblijkelijk tot uitdrukking brengt dat de
bij, door Deco-Sign ingeschakelde, derden ontstane vertraging voor
rekening komt van Deco-Sign nu zij niet heeft aangevoerd dat en waarom
zulks anders zou zijn. Dat oordeel wordt niet bestreden.
4.13 Onderdeel 4a strekt, als ik het goed zie, ten betoge dat "na
onderzoek bij en overleg met de fabriek" (van de neonletter?) "ten
minste de kortst mogelijke tijd gegund werd voor het laten
vervaardigen van datgene wat als gevolg van de breuk onbruikbaar was
geworden".
4.14 Deze klacht miskent dat het Hof - zij het in een obiter dictum -
van deze zelfde opvatting is uitgegaan; zie rov. 12 vanaf "Dit nog
daargelaten". Zij loopt daarop stuk.
4.15 Onderdeel 4b berust op een verkeerde lezing van rov. 12. Het Hof
heeft een andere invulling aan de redelijkheid gegeven dan de steller
meent; dit blijkt duidelijk uit de vierde volzin van rov. 12. De
klacht faalt daarom.
4.16 Middel 5 trekt ten strijde tegen rov. 14. Onderdeel 5a bouwt
voort op de onjuist bevonden klacht van het derde middel en is gedoemd
het lot daarvan te delen.
4.17 Onderdeel 5b ziet in rov. 14 een regel inhoudend dat op de
leverancier een risico-aansprakelijkheid rust. Dit oordeel wordt met
een nauwelijks houvast biedende klacht bestreden.
4.18 Het onderdeel miskent dat:
a. rov. 14 (primair) een oordeel behelst over een aanbod tot het horen
van getuigen; de s.t. onder 11 wijst daar terecht op;
b. het Hof heeft aangenomen dat Deco-Sign aansprakelijk is voor de
schade van wegens het feit dat zij herstel van de schade
niet tijdig en behoorlijk heeft uitgevoerd. De vraag of zij dat al dan
niet zelf kon is, naar het Hof met juistheid heeft geoordeeld, niet
van belang (art. 6:76 BW).
4.19 Deze zaak mist belang voor de rechtseenheid of
rechtsontwikkeling.
Conclusie
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van
art. 81 RO.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
Advocaat-Generaal
1 Zie de inventarislijst van de cve.
2 Deze worden uiteengezet op blz. 2 en 4 van de mvg.
3 Het Hof heeft deze - weinig heldere - stelling m.i. verkeerd
begrepen. Maar dat zie ik wellicht fout nu de steller van het middel
(die ook in appèl voor Deco-Sign optrad) daar in cassatie niet over
klaagt.
4 Onder II.10 wordt aangestipt dat zulks gedeeltelijk onverplicht
gebeurde.
5 De opmerking in de s.t. van mr Carli (onder 2d e.v.) is om twee
redenen niet van belang. Zij is een novum én het middel behelst
daaromtrent niets.
6 De s.t. onder 3f en 4f verliest dit uit het oog.