Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AF4117 Zaaknr: 37625
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 7-02-2003
Datum publicatie: 7-02-2003
Soort zaak: belasting -
Soort procedure: cassatie
Nr. 37.625
7 februari 2003
wv
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van
het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 3 september 2001, nr.
98/00974, betreffende na te melden beschikking op grond van de Wet
waardering onroerende zaken.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de
onroerende zaak a-straat 1 te Z voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en
met 31 december 2000 vastgesteld op f 849.000.
Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft het college van
burgemeester en wethouders van de gemeente Mill en Sint Hubert bij
uitspraak de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan
dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie
ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en
maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Voor het Hof heeft belanghebbende aangevoerd dat zich op zeker
moment, nadat beroep bij het Hof was ingesteld, onaangekondigd een
taxateur aan de deur van belanghebbende heeft gemeld, dat de taxateur
geen toegang heeft gekregen tot de woning, dat hem de openbare weg is
gewezen, en dat de taxateur vervolgens van een afstand van tientallen
meters enkele foto-opnamen heeft gemaakt. Dit een en ander behoefde
het Hof niet ervan te weerhouden zijn beslissing mede te doen steunen
op het door deze taxateur vervolgens opgestelde, en door het college
van burgemeester en wethouders in het geding gebrachte taxatierapport.
Belanghebbende beroept zich in dit verband ten onrechte op het arrest
van de Hoge Raad van 10 februari 1988, nr. 23925, BNB 1988/160. Een
situatie als daarin behandeld, te weten dat gedurende de loop van een
rechtsgeding een der procespartijen buiten de rechter om door middel
van hantering jegens de andere procespartij van een dwangmiddel die
andere partij heeft gedwongen aan bewijsvoering te haren laste mee te
werken, heeft zich te dezen niet voorgedaan. Het stond de taxateur
vrij om belanghebbende toestemming te vragen de woning te bezichtigen,
en hetgeen belanghebbende voor het Hof heeft aangevoerd houdt niet in
dat de taxateur, nadat hem die toestemming was geweigerd, toch
onbevoegdelijk gegevens heeft verkregen. De eerste klacht faalt
derhalve.
3.2. De overige klachten kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks
behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie,
geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording
van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de
rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de
proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de
raadsheren P.J. van Amersfoort en C.J.J. van Maanen, in
tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en
in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2003.