Vragen van het lid Gerkens (SP) aan de minister van Economische Zaken over het bericht dat Eneco de zekerheid van stroomvoorziening niet kan garanderen. 1) (Ingezonden 14 januari 2003)
1 Wat is uw mening over het bericht Stroom bij Eneco niet meer zeker?
2 Klopt het dat monteurs onvoldoende zijn toegerust om storingen te verhelpen? Zo ja, hoe is dat ontstaan? Zo nee, waarom dan niet?
3 Is het waar dat het aantal storingen bij Eneco groter is dan uit officiele cijfers blijkt? Zo ja, hoe is dat ontstaan? Zo nee, waarom dan niet?
4 Wat is uw mening over het feit dat de regels de stroombedrijven hebben gestimuleerd zo min mogelijk in het stroomnet te investeren? Klopt het dat door de prijsstelling van de Dte de stroombedrijven niet hebben kunnen investeren in hun netbeheer?
5 Wat gaat u doen om er voor te zorgen dat het geld wat voor het netbeheer bestemd is ook daaraan wordt gespendeerd?
6 Deelt u de mening dat deze problemen een onvermijdelijk gevolg zijn van de verzelfstandiging van de stroombedrijven?
---
1) NRC Handelsblad, 11 januari jl.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, mr.drs. J.G. Wijn, heeft deze vragen als volgt beantwoord.
Ministerie van Economische Zaken
1, 2, 3: Het betreffende artikel in het NRC Handelsblad maakt melding van een aantal problemen die storingsmonteurs ervaren bij hun werkzaamheden en dat monteurs en interne toezichthouders van mening zijn dat het feitelijk aantal storingen hoger ligt dan uit de officiële cijfers blijkt. Ik kan niet beoordelen in hoeverre de problemen van de storingsmonteurs van Eneco zich voordoen. De operationele verantwoordelijkheid voor de infrastructuur ligt bij de netbeheerders. Dat betekent dat de netbeheerders beslissingen over investeringen en onderhoud zelf nemen en daar ook verantwoordelijkheid voor dragen. Tot die verantwoordelijkheid behoort ook de adequate inzet van monteurs om storingen te verhelpen. De overheid is verantwoordelijk voor de regulering en het toezicht daarop. Dat betekent dat de overheid, conform de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet zich niet direct bemoeit met de interne bedrijfsvoering en daar ook geen gegevens over bijhoudt. Op basis van de thans bekende storingsgegevens van EnergieNed blijkt dat de Nederlandse elektriciteitsvoorziening de hoogste betrouwbaarheid in de wereld heeft. Dat blijkt uit de registratie van de storingen zoals die op dit moment plaatsvindt. Naar aanleiding van het artikel in het NRC Handelsblad rijst de vraag of de storingsgegevens voldoende representatief zijn. Daarom heb ik de Dienst uitvoering en toezicht Energie (DTe) verzocht om een onderzoek in te stellen naar de storingsregistratie en aanbevelingen te doen om de betrouwbaarheid van de netten te waarborgen. Hiermee wordt inzichtelijk of de betrouwbaarheid van de energievoorziening zich wellicht op een ander niveau bevindt dan nu blijkt uit de cijfers. In het kader van het programma Voorzieningszekerheid van mijn ministerie voert het onderzoeksbureau KEMA momenteel een onderzoek uit naar de betrouwbaarheid van de netten. De resultaten van dit onderzoek kunnen een extra indicatie geven voor de leveringszekerheid van elektriciteitsbedrijven. In een eerder stadium heb ik u toegezegd de Tweede Kamer per brief uitgebreid te zullen informeren over dit programma. U kunt deze brief in het voorjaar verwachten. Hierin zal ik ook aandacht besteden aan het advies van de DTe.
4 Ik ben het daar niet mee eens. Het systeem van regulering en toezicht heeft tot doel om de betrouwbaarheid van de energievoorziening te waarborgen en de efficiëntie bij de bedrijven te verhogen. De regels zijn dus niet alleen gericht op het verbeteren van de efficiëntie bij de netbeheerders. De tarieven houden in alle gevallen rekening met de noodzakelijke investeringen. Daarnaast zijn de bedrijven ook verplicht capaciteitsplannen op te stellen die door de DTe beoordeeld worden. Op die manier wordt toezicht gehouden op de investeringen. Ik merk wel op dat de bedrijven zelf de beslissingen over onderhoud en investeringen nemen en dat zij daarmee ook verantwoordelijk zijn voor de keuzes die ze maken.
5 De netbeheerder is verantwoordelijk voor allocatie van zijn financiële middelen en is daarin binnen de wettelijke regels onafhankelijk. De overheid is verantwoordelijk voor de regulering die prikkels moet bevatten die erop gericht zijn dat de netbeheerder een goed beheer over zijn netten voert. In het kader van het eerder genoemde onderzoek dat KEMA in mijn opdracht uitvoert komt de vraag aan de orde of de huidige regelgeving de netbeheerders voldoende stimuleert om de kwaliteit van de netten op een hoog niveau te houden en in hoeverre aanpassingen in de regulering noodzakelijk zijn. Dat heeft er inmiddels toe geleid dat het Ministerie van Economische Zaken en DTe een systeem van tariefregulering ontwerpen waardoor de kwaliteit van de infrastructuur in de tariefregulering betrokken wordt. De DTe heeft hiertoe op 20 november 2002 een informatie- en consultatiedocument (maatstafconcurrentie) gepubliceerd. In deze opzet krijgen de netbeheerders een extra prikkel om vanuit het oogpunt van betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening de juiste beslissingen te nemen. Daarnaast overweeg ik om de bedrijven wettelijk te verplichten tot het invoeren van een systeem van gecertificeerde kwaliteitszorg.
6 Nee, deze mening deel ik niet. De meeste elektriciteitsbedrijven zijn reeds vele jaren verzelfstandigd. Ze zijn georganiseerd in privaatrechtelijke rechtspersonen waarvan de aandelen in handen zijn van mede overheden. Indien een netbeheerder zijn taken onvoldoende uitvoert, dan moet de overheid over voldoende mogelijkheden beschikken om effectief in te grijpen. Overigens heb ik thans (zoals met u besproken tijdens de behandeling van de Wijziging van de Overgangswet Electriciteitsproductiesector) wetgeving in voorbereiding met als doel de mogelijkheden om in te grijpen uit te breiden.