Vragen van het lid Crone (PvdA) aan de minister en staatssecretaris van Economische Zaken over stroomstoringen en achterblijven van investeringen in energienetwerken. (Ingezonden 15 januari 2003)
1 Heeft u kennisgenomen van het artikel 'Kies Quangostroom, kies je eigen stroom? voetnoot 1)
2 Deelt u de opvatting van de in het artikel opgevoerde werknemers van enkele energiebedrijven dat monteurs steeds meer problemen ondervinden bij het onderhoud van de netten en het voorkomen en verhelpen van stroomstoringen?
3 Kent u de interne correspondentie van werknemers en de OR over bezuinigingen en achterblijvende investeringen in het netbeheer, en bent u bereid deze onmiddellijk aan de Kamer ter beschikking te stellen?
4 Kunt u de cijfers van EnergieNed bevestigen dat de stroomstoringen met 15% zijn toegenomen en de afhandelingstijd van storingen zelfs met 26% in 2001, en wilt u de cijfers voor 2002, die EnergieNed nog niet wil vrijgeven, openbaar maken?
5 Kent u het onderzoek van de TU Delft en de conclusie die daar uit voortvloeit, dat in de huidige situatie er steeds meer prikkels zijn om niet in het netonderhoud te investeren en om de uitgespaarde gelden te gebruiken voor concurrentie op de stroommarkt?
6 Erkent u dat dit een bevestiging is van het door mijn fractie vele malen naar voren gebrachte gevaar dat privatisering van de (monopolistische) netwerken er toe leidt dat investeringen achterblijven omdat het adagium is, zoals onderzoeker De Vries stelt 'hoe minder onderhoud, hoe meer winst', en dat er in de bedrijven een loyaliteitsconflict is tussen publiek belang (leveringszekerheid) en winstmaximalisatie?
7 Deelt u ook de mening -zoals in het artikel naar voren komt- dat de Dte als toezichthouder veel tijd heeft besteed aan procedures over prijzen, en dat het risico bestaat dat ook bij het nieuwe tarievensysteem opnieuw het risico bestaat dat de bedrijven dat systeem 'kapot zullen procederen', omdat ze daarmee miljoenen kunnen verdienen?
8 Bent u bereid, naast de snelle beantwoording van deze vragen, vóór 1 maart een notitie naar de Kamer te sturen waarin u uiteenzet hoe u de stijging van het aantal storingen, en de vertraging bij het verhelpen daarvan, tot staan zult brengen?
De Staatssecretaris van Economische Zaken, drs. G.J. Wijn, heeft deze vragen als volgt beantwoord.
Ministerie van Economische Zaken
1. Ja
2. Ik kan dat niet beoordelen. De operationele verantwoordelijkheid voor de infrastructuur ligt bij de netbeheerders. Dat betekent dat de netbeheerders beslissingen over onderhoud en investeringen zelf nemen en daar verantwoordelijkheid voor dragen. Tot die verantwoordelijkheid hoort ook de adequate inzet van monteurs om storingen te verhelpen. De overheid is verantwoordelijk voor de regulering en het toezicht daarop.
Dat betekent dat de overheid, conform de Electriciteitswet 1998 en de Gaswet zich niet direct bemoeit met de interne bedrijfsvoering en daar ook geen gegevens over bijhoudt.
Naar aanleiding van enkele berichtgevingen in de media heb ik de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Energie opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de storingsregistratie en aanbevelingen te doen om de betrouwbaarheid van de netten te waarborgen. Daarnaast wordt thans in het kader van het programma Voorzieningszekerheid onder meer onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de infrastructuur. Onderzocht wordt of de kwaliteit van de infrastructuur voldoende gewaarborgd is voor de toekomst en in hoeverre aanpassingen in de regulering noodzakelijk zijn. In dat verband kan ik melden dat de DTe en het Ministerie van Economische Zaken een systeem van tariefregulering ontwerpen waardoor de kwaliteit van de infrastructuur in de tariefregulering betrokken wordt. Daarmee krijgen de netbeheerders aanvullende prikkels om in het net te investeren, het net goed te onderhouden en om stroomstoringen adequaat te verhelpen.
3. Nee. Ik ken deze bedrijfsinterne correspondentie niet en het is ook niet aan mij om deze aan de Tweede Kamer ter beschikking te stellen.
4. Ja. Uit de storingscijfers die EnergieNed voor het jaar 2001 heeft bekendgemaakt kan inderdaad die conclusie worden getrokken. De cijfers over 2002 zijn niet nog niet beschikbaar. Daarom kan ik die cijfers ook niet openbaar maken. De normale procedure hierbij is dat elk energiebedrijf de storingsgegevens uiterlijk 15 februari bij EnergieNed aanlevert. Daarna volgt een periode van controle en analyse van de gegevens. De jaarlijkse rapportage van de storingen wordt in het tweede kwartaal van het jaar verwacht. Om me een goed beeld te kunnen vormen van deze rapportage heb ik, zoals reeds onder 2 vermeld, de directeur DTe opdracht gegeven onderzoek te doen naar de wijze van storingsregistratie en de betrouwbaarheid daarvan. De resultaten van de onderzoeken zullen worden opgenomen in de brief over voorzieningszekerheid. Aangezien het hier gaat om een brief waarin mogelijk een aantal nieuwe beleidslijnen wordt uiteengezet, met eventuele bijbehorende financiële gevolgen, geef ik er de voorkeur aan de toezending van deze brief aan de Tweede Kamer over te laten aan het nieuwe Kabinet.
5 en 6. Ja, ik ken het onderzoek, maar ik ben het oneens met de conclusie. Het huidige systeem van regulering en toezicht heeft tot doel om de betrouwbaarheid van de energievoorziening te waarborgen en de efficiëntie bij de energiebedrijven te bevorderen. In dit systeem houden de tarieven in alle gevallen rekening met de noodzakelijke investeringen en vormen dus geen aanleiding tot het doen van onderinvesteringen. Daarnaast zijn de netbeheerders verplicht tot het opstellen van capaciteitsplannen, die door DTe beoordeeld worden. Op die manier wordt toezicht gehouden op de investeringen. Tevens ben ik het oneens met het adagium hoe minder onderhoud, hoe meer winst. Op de korte termijn kan dit zich wel voordoen, maar ik heb de indruk dat de bedrijven zich voornamelijk laten leiden door de lange termijn, waarin de continuïteit van het bedrijf voorop staat. Uitholling van de infrastructuur brengt die bedrijfsdoelstelling in gevaar. Desalniettemin wordt er, zoals ook vermeld onder 2, een reguleringssysteem ontworpen door DTe en het Ministerie van Economische Zaken waardoor de kwaliteit van de infrastructuur in de tariefregulering wordt betrokken.
Bovendien zullen hoge winstuitkeringen voor de DTe aanleiding zijn om in de eerstvolgende reguleringsperiode een straffere X (doelmatigheidskorting) vast te stellen.
7. Nee. Ik deel de mening niet dat er een groot risico bestaat dat de bedrijven ook het nieuwe tarievensysteem in een procedure onderuit zullen halen. Het CBb heeft in haar uitspraak de onvoldoende wettelijke basis voor het vaststellen van individuele doelmatigheidskortingen zwaar laten wegen. De Overgangswet Elektriciteitsproductiesector (zoals die thans bij de Eerste Kamer ligt) kent bepalingen die het vaststellen van individuele doelmatigheidskortingen wel rechtvaardigen. Daarnaast heb ik, zoals vermeld onder 2, aanvullende wetgeving in voorbereiding die erop is gericht om de kwaliteit van de infrastructuur expliciet in de tariefregulering te betrekken en daarvoor de wettelijke basis te verschaffen.
8. Nee. Ik heb reeds aangegeven onder 4 dat er in het kader van het programma voorzieningszekerheid een aantal onderzoeken worden uitgevoerd op het gebied van storingen. Ik geef er sterk de voorkeur aan om de lopende onderzoeken af te wachten en de resultaten op te nemen in de brief over voorzieningszekerheid omdat dan een volledig beeld kan worden gegeven. Dat zal helaas niet voor 1 maart het geval zijn.
---
1) NRC Handelsblad, Tom-Jan Meeus, 12 januari jl.