Nederlands onderzoek naar roken en drinken onder jongeren onder vuur Orthopedagoog Rutger Engels in oratie: "De overheid doet te weinig: een groot deel van de Nederlandse jongeren rookt en drinkt te veel" `Niks is zoas 't lek'. Met deze uitspraak van Daniël Lohues van de Drentse band Skik, opent op vrijdag 7 februari Rutger Engels Big Family, zijn oratie als hoogleraar Orthopedagogiek aan de KU Nijmegen. Als het gaat over opvoeding zijn er veel populaire misverstanden in omloop. Neem Midas Dekkers. Die formuleert het in zijn De larf als volgt: "Menig ouder merkt dat het kind alle opvoeding ten spijt een etter blijft. Je doet je best, je leest erover, je offert je halve leven aan hem op en toch blijft een galbak een galbak." Fantastisch geschreven, vindt Engels. Maar wetenschappelijk een farce. De werkelijkheid is nu eenmaal niet zo simpel en eenduidig als Midas Dekkers en de auteurs van populaire zelfhulpgidsen doen voorkomen.
Maar ook de wetenschap blijft in gebreke. In Nederland is er te weinig
goed onderzoek naar riskant gedrag van jongeren, vindt Engels. Met
name ook in zijn eigen specifieke tak van sport: alcoholgebruik en
rookgedrag onder adolescenten. Om dat te verklaren gaat het niet om óf
ouders, broers en zussen óf verkeerde vrienden, maar om een complexe
mix van socialisatie door ouders, peer group pressure en genetische
factoren. Daarom spreekt Engels in zijn oratie van Big Family.
We lopen in Nederland fors achter, qua onderzoek, en ook qua
preventie. Maar er moet wel iets gebeuren. Want in Nederland zijn bv.
in 1998 alleen al 22.983 mensen gestorven door de directe gevolgen van
roken, en iedereen weet dat alcohol een grote rol speelt bij
verkeersongevallen, agressie en vandalisme onder jongeren. Engels:
"Zolang er financieel en beleids-technisch niet meer vanuit de
overheid wordt geïnitieerd, hoeven we niet te verwachten dat er de
komende jaren substantieel wat zal veranderen aan de prevalentie van
rook- en drinkgedrag van jongeren, en dus ook niet aan de morbiditeit
en mortaliteit door rook- en alcoholver-slaving in de toekomst."
Engels neemt zijn missie hoog op. Is zelfs bereid tot het teruggeven
van zijn leeropdracht als hij faalt: "Ik vind dat in de pedagogiek
onderzoekers kritisch, maar wel met overtuiging naar kinderen en
gezinsprocessen onderzoek moeten doen. Als hoogleraren de houding van
Midas Dekkers hebben, is in dat dodelijk voor het vakgebied en voor
onze studenten. Als blijkt dat Big Family toch eigenlijk meer Very
Small Family is, is het verstandiger dat iemand anders met nieuwe moed
aan de klus begint."
Complex relatienetwerk
Engels (34) is vast van plan het onderzoek naar rook- en drinkgedrag
onder jongeren in Nederland, dat tien jaar achterloopt bij
Angelsaksisch toponderzoek, op peil te brengen. Grofweg zijn er tot
dusver twee simpele schema's in omloop: rook-en drinkgedrag bij
jongeren correleert ófwel sterk met het gedrag van ouders, ófwel met
het gedrag van al dan niet verkeerde vrienden. Dat is een te simpele
voorstelling van zaken. Want iedereen weet dat kinderen uit één gezin
soms sterk verschillen: de ene zoon maakt reclame voor een groot
sigarettenmerk, de ander schopt het tot professor die probeert rook-
en drinkgedrag van opgroeiende galbakken toch nog een beetje op het
juiste spoor te krijgen.
De peer-group pressure-verklaring, de invloed van leeftijdgenoten op
roken en drinken, is in zwang sinds 1995, toen de bestseller The
Nurture Assumption van Judith Rich Harris ver-scheen. Hoewel dat boek
onder wetenschappers nauwelijks serieus wordt genomen, gaat Engels er
in zijn rede op in. Want hij weet dat dit soort theorieën populair is.
Bovendien ligt het ondanks Harris' simplistische voorstelling van
zaken wel erg voor de hand dat vriendjes van invloed zijn op rook- en
drinkgedrag pubers. Maar hoe komen ze aan die verkeerde vrienden? En
wat voor invloed hebben interacties in het gezin op die vriendschappen
die tot riskante gewoontes kunnen leiden? Dit complexe netwerk van
relaties probeert Engels zo in kaart te brengen dat er effectief
ontmoedigingsbeleid ontwikkeld kan worden. Want dat is getuige
re-cente rook- en drinkcijfers hard nodig.
Rook- en drinkpatronen
In 1992 bedroeg het percentage jongeren tussen de 12 en 18 jaar dat
bij de laatste gelegen-heid meer dan 4 glazen dronk 35%, in 1996 was
dat 38% en in 1999 39%. Onderzoek onder diezelfde leeftijdsgroep toont
dat in 1992 69% aangeeft ooit alcohol te hebben gedronken, in 1996 79%
en in 1999 74%. Ook rookgedrag is vrij stabiel. In 1992 geeft 20% van
de 12-14-jarigen regelmatig te roken, in 2000 is dat 21% bij deze
groep. Bij de 15-16-jarigen zijn de cijfers in 1992 zowel als 2000
43%.
De trendstudies geven dus een verontrustend beeld: een groot deel van
de jongeren rookt regelmatig en drinkt te vaak en te veel. De huidige
massamediale voorlichtingscampagnes en preventie op middelbare scholen
sorteren nauwelijks een effect, zo blijkt. Volgens Engels komt dit
omdat er enerzijds veel te weinig geld is voor preventie en anderzijds
omdat preventie momenteel niet gericht is op de verantwoordelijkheid
van ouders.
Dus moet het roer om, vindt Engels. Tot dusver is in onderzoek vooral
gekeken naar verschillen tussen kinderen uit verschillende gezinnen.
Uit buitenlands onderzoek blijkt dat de corres-pondentie in
probleemgedrag bij kinderen die in hetzelfde gezin opgroeien niet
extreem groot is (tweelingen daargelaten, want dat is een aparte
groep). Ook blijkt dat broers en zussen partners in crime kunnen zijn,
maar ook juist sterk gericht zijn op het creëren van verschillen via
unieke eigen identiteiten en verschillende sociale netwerken. We
moeten meer kennis krijgen over de oorzaak van verschillen van riskant
gedrag binnen gezinnen, aldus de onderzoeker. Engels en de zijnen
spitten dit verder uit voor de Nederlandse situatie in een dit jaar
gestart longitudinaal onderzoek onder 425 gezinnen.
Verder wijst Engels erop dat het gevaarlijk is om de rol van voor
kinderen gedeelde en unieke gezinsinvloeden los te zien van de rol van
leeftijdsgenoten. Vandaar de titel Big Family. Want niet alles is
zoals het lijkt. "Zoals ook niet alle jongeren gaan roken die
opgroeien in een huis waar ouders de ene sigaret met de andere
aansteken, zullen ook niet alle jongeren die om-gaan met galbakken
zelf galbakken worden." Ook dit gaat Engels verder uitzoeken. Met name
via veel "fundamenteel veldonderzoek" in periodes waarin jongeren veel
transities in sociale relaties doormaken: van lagere naar middelbare
school: van middelbaar onderwijs naar hoger onderwijs of werk.
Misvattingen
Vaak wordt genoemd dat niet ouders, maar vrienden van invloed zijn op
alcoholgebruik van jongeren. Engels: "Dat is een naïef idee. We gaan
er vaak impliciet van uit dat het functioneren van jongeren in de
relaties met hun ouders en leeftijdgenoten onafhankelijk is. Dat is
onjuist. Het misverstand, dat met name in de jaren zeventig van de
vorig eeuw erg pregnant aanwezig was, dat adolescenten in twee
verschillende sociale werelden leven, die van het ouderlijk huis en
die van hun vrienden, is al zeker tien jaar volledig verlaten in de
ontwikkelings-psychologie."
Ook hekelt Engels zijn eigen vakgebied: "Het is gemakkelijk een
compleet overzicht te geven van de studies die verricht zijn naar de
complexe rol van de sociale omgeving bij de ontwikke-ling van riskante
gewoontes vanuit de pedagogiek en ontwikkelingspsychologie in
Nederland. Namelijk geen! De pedagogiek en de ontwikkelingspsychologie
hebben zich tot nu toe met name gericht op internaliserende en
externaliserende gedragsproblemen, zoals angsten, depressie, agressie
en delinquentie in zowel populatiestudies als in onderzoek bij
klinische groepen. De ontwikkeling van rook- en drinkgedrag is echt
genegeerd. Er is dus amper aandacht voor de problematiek die bij een
groot deel van de bevolking voorkomt. Het probleem is dat deze lacune
in de pedagogiek en ontwikkelingspsychologie niet is ingevuld door
onderzoek vanuit de verslavingszorg. Dit heeft er voor gezorgd dat we
nu in een situatie zijn beland waar-in we naar schatting zo'n 10 jaar
achterlopen op het grotendeels Amerikaans, Engels en Australisch
toponderzoek."
Big Brother
Engels betwijfelt of toekomstig rook- en drinkgedrag voorspeld kan
worden met de huidige methodieken. "Dit doet me denken aan Minority
Reports, een recente film van Steven Spielberg, waarin Tom Cruise als
agent bij een organisatie werkt die personen voordat ze een ern-stige
misdaad begaan opsluit omdat de organisatie kan voorspellen wie in de
toekomst een moord begaat of niet. Het toppunt van preventie. Dit zou
voor sommigen een prettig vooruitzicht zijn, maar in feite is dat een
illusie."
Engels wil niet moraliseren, maar vindt wel dat er snel iets moet
gebeuren. Want in Nederland zijn bv. in 1998 alleen al 22.983 mensen
gestorven door de directe gevolgen van roken en ie-dereen weet dat
alcohol een grote rol speelt bij verkeersongevallen onder jongeren.
"De ervaring leert dat we maar een beperkt deel van het menselijk
gedrag kunnen voorspellen. Desalniettemin is het belangrijk op te
merken dat zelfs als met een theoretisch model maar 5% van een
specifiek gedrag zoals roken juist kan worden voorspeld, een
interventie middels zo'n model behoorlijk effectief kan zijn. Als zo
slechts 5% van de jongeren van het roken kan worden weerhouden, is dit
toch een enorm succes in Nederland, dat op termijn tot een
significante daling in mortaliteit leidt."
Engels pleit voor onderzoek in natuurlijke settings. "Denk aan Big
Brother of aan de recente MTV-hit The Osbornes, waarbij groepen en
gezinnen nauwlettend worden gevolgd. Doordat we minutieuze informatie
krijgen over sociale interacties, kunnen we gedegener uitspraken doen
over psychologische fenomenen zoals sociale voorkeuren, attributies,
sociale beïnvloeding, verbale en non-verbale communicatie en emoties.
Ik wil de komende jaren onze theorieen toetsen via designs waarbij we
een groep jongeren volgen in belangrijke sociale contexten, namelijk
thuis, op school en in hun vrije tijd. Dit betekent dat in een groot
aantal gezinnen ca-mera's in huis moeten worden geplaatst, waarbij
gedurende een paar maanden per jaar dagelijks interacties opgenomen en
gecodeerd worden. Daarnaast moet computersoftware ontwikkeld worden om
de uren beeld- en geluidsmateriaal te kunnen coderen. En er moet
statistische software worden ontwikkeld om de complexe afhankelijke
data te kunnen analyseren, en te relateren aan oordelen van jongeren
en hun ouders zelf. Jongeren moeten dan ook gevolgd worden in hun
interacties met leeftijdgenoten in een context waarin ze veel tijd
doorbrengen: op school. Ook hier kunnen camera's en geluidsopname
apparatuur worden geïnstalleerd om individueel gedrag en sociale
interacties te traceren. Bij buitenschoolse activiteiten is het zeer
moeilijk gedrag te observeren. In dat verband is het een idee om
zogeheten `beepers' te gebruiken, waarbij we respondenten vragen om op
vaste tijdstippen een aantal vragen over hun emoties, activiteiten en
reacties te beantwoorden. Hiermee kunnen meer betrouwbare gegevens
over bijvoorbeeld emoties maar ook interacties en dagelijks
alcoholgebruik en rookgedrag worden verkregen."
Leeropdracht terug
De overheid investeert te weinig en de industrie teveel. Engels:
"Nederland loopt absoluut niet voorop als het gaat om terugdringen van
tabaksreclame en beleid dat gericht is op het voor-komen dat jongeren
makkelijk rookwaar kunnen aanschaffen. Een ander voorbeeld: In
Nederland mogen licht alcoholische dranken niet verkocht worden aan
personen jonger dan 16 jaar. Verschillende incidenten, denk even aan
de zeer jonge leeftijd van de Volendamse jongeren die op
nieuwjaarsnacht 2000/2001 slachtoffer werden van een brand in café Het
Hemeltje, geven duidelijk aan dat hier enerzijds absoluut de hand mee
wordt gelicht en laten anderzijds zien dat de wetgeving niet op
naleving ervan wordt gecontroleerd. Zolang er financieel en
be-leidstechnisch niet méér vanuit de overheid wordt geïnitieerd,
hoeven we niet te verwachten dat er de komende jaren substantieel wat
zal veranderen aan de prevalentie van rook- en drinkgedrag van
jongeren, en dus ook niet aan de morbiditeit en mortaliteit door rook-
en alcoholverslaving in de toekomst."
Engels is bereid tot consequenties: "Als blijkt dat we weinig tot geen
empirische ondersteuning vinden voor de basale veronderstelling, geef
ik de leeropdracht terug. Ik vind dat in de pedagogiek onderzoekers
kritisch, maar wel met overtuiging naar kinderen en gezinsprocessen
onderzoek moeten doen. Als hoogleraren de houding van Midas Dekkers
hebben, is in dat dodelijk voor het vakgebied en voor onze studenten.
Als blijkt dat Big Family toch eigenlijk meer Very Small Family is, is
het verstandiger dat iemand anders met nieuwe moed aan de klus
begint."
5-2-2003