PPS in veiligheidszorg. Studie Politie en wetenschap
Voorbij de dogmatiek. Publiek-private samenwerking in de
veiligheidszorg. Nieuwe uitgave in de reeks Politiewetenschap van het
Programma Politie en Wetenschap.
Ondanks vele initiatieven, ambitieuze plannen en goede
(beleids)voornemens, komt Publiek-private Samenwerking (PPS) in de
veiligheidszorg in de praktijk niet goed van de grond.
De Wet politieregisters en de Wet justitiële documentatie dienen te
worden gewijzigd om een verruiming van informatieverstrekking aan het
bedrijfsleven mogelijk te maken. Vrijere informatieverstrekking zal de
publiek-private samenwerking (PPS) in de veiligheidszorg een grote
impuls geven. De controle op de particuliere veiligheidsindustrie zou
moeten worden opgedragen aan een onafhankelijk Instituut: de
Particuliere Veiligheidsautoriteit.
Dit zijn enkele van de belangrijkste conclusies en aanbevelingen uit
een onderzoek van het Programma Politie en Wetenschap naar de theorie
en praktijk van Publiek-Private Samenwerking, met name op het gebied
van de opsporing, dat is uitgevoerd door prof. Bob Hoogenboom en
prof. Erwin Muller, van het COT. Instituut voor Veiligheids- en
Crisismanagement, te Den Haag.
De discussie over PPS, zo stellen de auteurs, kenmerkt zich door
vastgeroeste denkbeelden (dogma's). In het rapport wordt een
twintigtal dogma's benoemd enter discussie gesteld, mede met als doel
een doorstart van PPS te stimuleren. De auteurs achten een doorstart
gewenst omdat betere PPS belangrijk bij kan dragen aan een
effectievere opsporing. PPS is nodig omdat de politie het niet alleen
aankan en private instanties soms over meer gerichte expertise
beschikken of beter in staat zijn flexibel in te spelen op specifieke
wensen van klanten. Daar staat tegenover dat voor effectieve PPS een
betere balans vereist is tussen privaat en publieke belang. Als alleen
commerciële belangen in het geding zijn, dient te worden afgezien van
PPS.
Eén van de dogma's die worden beschreven is het krampachtig blijven
vasthouden aan het onderscheid tussen het publieke en private domein.
In de praktijk is dit onderscheid al lang niet meer te maken. Private
bewakers vervullen een nuttige functie in politie en justitiegebouwen,
verzorgen de arrestantenbewaking, rijden 's nachts door het publieke
domein, waken in grootschalige privé-domeinen waar grote groepen
mensen een bezoek brengen (winkel-, recreatie- en wooncomplexen) en
doen veel fraude-onderzoeken (recherchebureaus en forensische
accountancy).
Dat alles neemt niet weg, aldus Hoogenboom en Muller, dat sprake is
van fundamentele belangentegenstellingen tussen de publieke en de
private sector. Strafrechtelijke belangen kunnen botsen met
commerciële belangen; er is sprake van een dalende aangiftebereidheid
waardoor geen totaal zicht meer bestaat op criminaliteit in onze
samenleving en de private opsporing maakt soms gebruik van illegale
opsporingstechnieken. Daarnaast wijze zij op het gevaar van vergaande
publiek-private samenwerking, wat kan leiden tot oneigenlijke
beïnvloeding en zelfs corruptie
De auteurs doen een aantal suggesties in de vorm van 'spelregels' om
in de toekomst effectieve(re) PPS mogelijk te maken en introduceren
in dat verband twee modellen van informatieverstrekking. De spelregels
hebben met name betrekking op de - betere - borging van enerzijds het
publieke belang en anderzijds rechten van individuen die onderwerp
zijn van privaat opsporingsonderzoek. In dat kader wordt dan ook
gepleit voor nadere regulering, met inbegrip van wettelijke normering
van private opsporingsmethoden. In deze zin sluit het goed aan bij het
onlangs ge publiceerde rapport van Politie en Wetenschap 'Op
deugdelijke grondslag' over werkwijzen van forensische accountants .
Een onderscheid wordt gemaakt tussen een 'ruim' en een 'ingetogen'
model. Het eerste model voorziet in een sterke verruiming van de
mogelijkheden voor informatieverstrekking. In het 'ingetogen' model is
geen ruimte voor vergaande informatieverstrekking, maar eerder
behoefte aan normering van de samenwerking en ook een betere borging
van de democratische controle daarop. De auteurs bepleiten daartoe het
uit handen nemen van de controle op de veiligheidsindustrie door
politie en justitie (die in de praktijk toch niets voorstelt) en
daarvoor in de plaats de oprichting van een onafhankelijke
toezichthouder: de Particuliere Veiligheidsautoriteit.
Het onderzoeksrapport is uitgegeven in de reeks Politiewetenschap van
het Programma Politie en Wetenschap. Dit programma is in mei 1999
ingesteld door de minister van BZK om het wetenschappelijk onderzoek
op het gebied van politie en veiligheid te stimuleren en tevens een
impuls te geven
Aan een betere benutting van onderzoeksresultaten in politiepraktijk
en opleiding. Daartoe is een meerjarig onderzoeksprogramma ontwikkeld.
De uitvoering van dit programma geschiedt onder leiding van de
directeur van het programmabureau, G.C.K. Vlek.
Nadere informatie kan worden verkregen:
van de zijde van de onderzoekers:
Prof. A.B. Hoogenboom 06-512621
Prof. E.R. Muller 06- 53576697
van de zijde van Politie en Wetenschap:
G.C.K. Vlek, 055 - 5397915 of 06-22778644
07 feb 03 12:01