Ministerie van Buitenlandse Zaken

Toespraak van de Directeur-Generaal Internationale Samenwerking (DGIS) van het Ministerie van Buitenlandse zaken, Ron Keller, op de bijeenkomst 'Honger in Afrika: menu van de Wereldbank?', georganiseerd door Both ENDS in Café Dudok te Den Haag, op woensdag 29 januari. De heer Keller sprak uit naam van staatssecretaris Agnes van Ardenne (Ontwikkelingssamenwerking), die de bijeenkomst niet kon bijwonen wegens andere verplichtingen.

Dames en heren,

Wie de verkiezingscampagne heeft gevolgd, zal met mij eens zijn dat Afrika geen rol speelde. Het ging over de zorg, over veiligheid, over integratie. Soms over de oorlog in Irak. Maar niet over Afrika.

In Afrika worden dit jaar naar schatting veertig miljoen mensen bedreigd door honger. Het lijkt een beetje aan de Nederlanders voorbij te gaan. De overheid heeft vijf miljoen euro toegezegd aan de actie van de gezamenlijke hulporganisaties - en dit komt bovenop de extra steun van 27,5 miljoen euro die we al verleend hebben via het Wereldvoedselprogramma en ander kanalen. Tot dusver is die bijdrage van vijf miljoen euro groter dan alles wat particulier is binnengehaald.

Die lauwe reactie verontrust me, evenals de sceptische toon die de media soms aanslaan. In Trouw bijvoorbeeld verscheen vlak voor kerst een artikel waarin de hulporganisaties onderuit de zak kregen. Ze hebben een hongersnood af en toe nodig om zelf te kunnen overleven, was de impliciete beschuldiging. De rijke landen bakken er weinig van. De Afrikaanse regeringen zijn corrupt en kijken niet naar hun bevolking om. En de bijeenkomst vanavond doet nog een cynische duit erbij in de zak. Wie is verantwoordelijk voor de steeds terugkerende voedselcrises in Afrika? Zijn donoren deel van het probleem of deel van de oplossing? Honger in Afrika, is dat het menu dat de Wereldbank uitserveert? Die vragen verdienen een genuanceerd antwoord.

Afrikaanse verantwoordelijkheid

Om te beginnen: het zit Afrika natuurlijk niet mee. De landen die nu getroffen worden door voedseltekorten, hebben bijna allemaal een slecht regenjaar gehad ­ te veel of te weinig water. En dat vaak al meerdere jaren achtereen. Een tweede oorzaak is aids. De besmettingscijfers in zuidelijk Afrika belopen gemiddeld 24 procent met uitschieters tot boven de veertig procent in Zimbabwe, Botswana en Swaziland. Het gaat vooral om mensen in de productieve leeftijd. De epidemie is funest, ook voor de landbouw. Volwassenen zijn te ziek, kinderen en bejaarden te zwak om op het land te werken.

Droogte en aids werken verlammend. Maar de verlammende werking van die twee rampen zou veel minder groot zijn als het bestuur in Afrikaanse landen beter zou functioneren. Het beeld stemt niet vrolijk. Corruptie, incompetentie, vriendjespolitiek en patronage zijn in veel landen aan de orde van de dag. Zelfs in landen waar een zekere stabiliteit is bereikt, overheerst economische en politieke stagnatie. Landen als Zimbabwe en Ivoorkust glijden af tot het niveau van de zwaksten. Regeringen stellen zich vaak op als conservatief verdediger van deelbelangen. Ze krijgen vaak de vrije hand door gebrek aan tegenspel uit parlement, maatschappelijk middenveld of onafhankelijke pers.

Slecht beleid strekt zich ook uit tot platteland en landbouw. De praktijk in Afrika wijst nog dagelijks uit dat de risico's van het falen van de overheid evident veel groter zijn dan het falen van de markt. In dat falen van de overheid ligt een belangrijke oorzaak van de voedselcrisis. Kijk naar Zimbabwe, naar de Hoorn van Afrika. Kijk naar Zuid-Afrika, waar nu eindelijk een keerpunt is bereikt in de aanpak van aids.

De overheid kan het beste het functioneren van markten bevorderen en daar zelf niet in interveniëren. Ik noem veiligheid, corruptiebestrijding, rechtszekerheid in het handelsverkeer, mededinging, lage inflatie, een kadaster dat rechten vastlegt ­ en ook vrouwen het recht op land toekent. In Ethiopië en andere landen is landhervorming essentieel. Een goed ondernemersklimaat voor boeren en boerinnen ­ en dus een goed klimaat voor voedselproductie - begint met vrede, stabiliteit, goed bestuur en democratie. En met investeringen in duurzaamheid. Want ook dat heeft Afrika schromelijk veronachtzaamd. Hele streken zijn ontbost, bodems geërodeerd en waterbeheer verwaarloosd.

Onze rol

Bevordering van stabiliteit en goed bestuur zijn de kern van het huidige ontwikkelingsbeleid. Dat is een goede zaak. Ik zie onze bemoeienis met Afrika als deel van de oplossing. We dragen fors bij aan aidsbestrijding, we geven royaal voedselhulp, we helpen met investeringen in onderwijs, in gezondheidszorg, in versterking van instellingen als parlementen, rekenkamers, kadasters. Maar ook in een sterker maatschappelijk middenveld, in boerenorganisaties, in een vrije pers.

Lukt dat altijd? Nee, want eenvoudig is het niet, hoe goed je bedoelingen en hoe deugdelijk je analyses ook zijn. Al zijn regeringen zwak, we kunnen en willen niet om ze heen - hoe belangrijk participatie van maatschappelijke organisaties en de private sector ook is. Verbetering van beleid lukt niet als je de overheid omzeilt - en er zijn gelukkig ook overheden die het heel behoorlijk doen en juist die landen steunen we het meest. Een tweede complicatie is dat je geen wijsheden van buiten kunt opleggen. Voorop moet blijven staan dat de Afrikaanse landen zelf de regie in handen nemen.

Gelukkig zijn er in dit opzicht lichtpunten. Ik wijs op initiatieven en organisaties die de eigen Afrikaanse verantwoordelijkheid onderstrepen. NEPAD is daarvan natuurlijk het bekendste voorbeeld. Maar de VN Economische Commissie voor Afrika is er ook zo een. Het weekend voor de verkiezingen was staatssecretaris Van Ardenne in Addis Abeba. Daar is hard gewerkt aan invulling van het Peer Review Mechanism, een systeem waarbij Afrikaanse landen zelf elkaars beleid - op politiek, sociaal en economisch vlak - van commentaar gaan voorzien.

In het mailtje dat u mij zond las ik de vraag: 'Hoe voorkomen wij crises in de Afrikaanse landbouw, zoals die zich steeds lijken te herhalen' Ik denk dat wij slechts een helpende hand kunnen bieden, het voorkomen van crises zal in de eerste plaats van de Afrikanen zelf moeten komen ­ daarbij gesteund door effectief en coherent beleid van de rijke landen.

Dus meer harmonisatie en coördinatie, minder missies en evaluaties.

Dus geen handelsbeleid of landbouwbeleid dat kansen van Afrikanen frustreert. En dus ook geen verbod op handel in voedsel, zolang er honger is, zoals Fair Food bepleit - en naar ik begijp heeft Wouter Bos dat standpunt overgenomen. Dat is het paard achter de wagen spannen. Het is ten eerste een illusie dat zo'n maatregel in een globaliserende wereld een schijn van kans maakt. Zo ver reikt de maakbaarheid niet. Ten tweede: boeren, burgers en ondernemers uit ontwikkelingslanden vragen niet om nieuwe handelsbelemmeringen. Ze willen juist handel kunnen drijven, toegang krijgen tot hun eigen en onze markten. Honger komt niet door tekort aan voedsel, maar vooral door tekort aan koopkracht en een zwakke positie in de besluitvorming. Er is geen verschil tussen het recept tegen armoede en het recept tegen honger en ondervoeding. Wil je voedselcrises voorkomen, dan moet je armoede effectief bestrijden. Dat houdt ook in: Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.

Ik doe een tegenvoorstel aan Fair Food: roep multinationale ondernemingen, supermarkten en ieder die handel drijft met Afrika, liever op zich in te spannen om juist producten van kleine boeren af te nemen. En roep de consumenten op om alleen maar eerlijke producten te kopen.

De rol van WB/IMF

Al deze inzichten zijn ook meer en meer gemeengoed geworden bij de Wereldbank en het IMF. Daar wil ik het laatste deel van mijn inleiding aan wijden. De tijden van strikte structurele aanpassing zijn voorbij. Afrika zit niet meer in de bankschroef.

Het IMF heeft de laatste jaren serieus gewerkt aan versterking van de armoedefocus in zijn programma's. Geen blauwdrukken uit Washington, minder condities en benchmarks. Meer besef dat elk land en elke tijd anders is. Meer aansluiting bij de omstandigheden die van land tot land verschillen. Meer samenwerking.

Maar, voeg ik daar onmiddellijk aan toe. Er gaapt een kloof tussen intenties en prestaties. In het veld zien we hier onvoldoende van terug. De uitvoering van het beleid van Wereldbank en IMF kan en moet veel beter. Ze zijn vaak nog doof en blind voor de noodzaak van samenwerking en harmonisatie, vaak opereren ze nog over de hoofden van de bevolking heen. En met slechts zeven procent van de zachte leningen aan Afrika in landbouw, visserij en bosbouw is die sector onderbedeeld. Onze bewindvoerders leggen voortdurend de vinger op die zere plekken.

Ook voor het IMF is de door landen zelf opgestelde armoedestrategie nu het basisdocument. Nederland juicht die ontwikkeling toe. Zijn daarmee de adviezen om binnenlandse markten te liberaliseren en de overheidsfinanciën te saneren bijvoorbeeld van de baan? Nee, want een armoedestrategie is geen vrijblijvende dagdromerij over een betere wereld. Het is een politiek document dat soms pijnlijke keuzes niet uit de weg kan gaan. Marketing boards, vaste prijzen en subsidies zijn hinderpalen. Ze kosten handenvol geld en gaan gepaard met een diepe kloof tussen prijzen op zwarte en officiële markten, onbetrouwbare dienstverlening en corruptie. Dat alles frustreert duurzame ontwikkeling.

Critici komen vaak aan met het voorbeeld Malawi. Net voor de huidige crisis heeft de overheid alle reservevoorraden verkocht. Daartoe zou zij gedwongen zijn door het IMF en de Wereldbank. Die zouden afbetaling van schulden belangrijker vinden dan eten voor de bevolking. Zo zwart-wit ligt het niet. Tussen 1987 en 1999 kwam de strategische voedselreserve in Malawi nooit boven een jaarlijkse piek van 80.000 ton. In 1999 verdubbelde Malawi de strategische reserve tot 167.000 ton. Niet omdat dat nodig was met het oog op noodvoorraden, maar om de prijzen te beinvloeden.

Voedselbanken kunnen nuttig en nodig zijn. Maar aanhouden van te grote nationale reserves kost veel geld. Malawi financierde de aankopen met commerciële bankleningen. Dat geld kan beter gebruikt worden voor bijvoorbeeld onderwijs en gezondheidszorg. Het IMF heeft Malawi daarom inderdaad geadviseerd om een fors deel van de voorraden te verkopen. Niet om alles weg te doen. Daar heeft de regering van het land zelf voor gekozen. Hooguit kun je zeggen dat achteraf de timing van het IMF-advies niet heel verstandig was, maar op dat moment was nog geen voedselcrisis voorzien.

Eigen plannen van Afrikaanse landen serieus nemen, betekent dus niet dat je overal mee instemt. Een ander, recent voorbeeld: de koning van Swaziland wil een vliegtuig kopen van 42 miljoen euro, ruim het dubbele van de begroting voor volksgezondheid in zijn land. Ik vind het heel goed dat het IMF nu zegt dat Koning Mswati III in dat geval niet meer op IMF-steun hoeft te rekenen.

Het is belangrijk dat de Afrikaanse landen zelf kunnen meepraten over het beleid van de Wereldbank en het IMF. Niet alleen als het over hun land gaat, maar over de algehele aanpak. Nu is het vaak over hen, maar nauwelijks met hen. Dit is een belangrijk onderwerp tijdens de eerstvolgende Development Committee waar de Wereldbank en het IMF een paper zullen presenteren over het verbeteren van de participatie van ontwikkelingslanden in de besluitvorming. Op de Big Table in Addis Abeba is vorige week besloten te bezien hoe de Afrikaanse landen meer betrokken kunnen worden in de ontwikkeling van het nieuwe IMF-beleid.

Nederland is een groot voorstander van beide initiatieven. Wij willen het Afrikaanse geluid helpen versterken. Maar tegelijk vinden we dat de Afrikaanse landen hun invloed beter moeten gebruiken. Want ook daar schort het aan. Vriendjespolitiek leidt niet altijd tot competente afgevaardigden.

Slotopmerking

Het zal nog veel bloed, zweet en tranen kosten voor Afrika uit het dal is. Daar maak ik me geen illusies over. We staan nu eerst voor de humanitaire plicht de hongerende bevolking te helpen. En dat op zo'n manier dat we structurele oplossingen niet in de wielen rijden. Dus respecteren we de uitdrukkelijke wens van Afrikaanse regeringen om voedselhulp GMO-vrij te houden. Dus kiezen we waar mogelijk voor aankoop in de regio. Het noorden van Mozambique heeft een goede oogst gehad. Maar het is goedkoper om graan over de Grote Oceaan van Ottawa naar Maputo te slepen dan om het uit de provincie Nampula te halen. Toch kiezen we liever voor Nampula. We hebben daar met succes op aangedrongen bij het WFP. Aankoop uit Nampula mag vijftien procent meer kosten dan aankoop uit Ottawa.

Kortom, Afrika staat bovenaan onze agenda en dat geldt ook voor de multilaterale organisaties - hoeveel fouten wij en zij ook gemaakt hebben en nog zullen maken. In de jaren negentig heeft de Wereldbank 38 miljard dollar in Afrika gestoken, waarvan ruim negentig procent in zachte leningen. Dat geld heeft Afrika broodnodig. We blijven betrokken - politiek, moreel, economisch en met hulp. Afrika laat ons niet los. Wij laten Afrika ook niet los.

===