Bereikbaarheid huisartsenzorg

De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

DBO-K-U-2347344

3 februari 2003

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Arib (PvdA) over de bereikbaarheid van huisartsenzorg (2020305000).

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

mr. A.J. de Geus

Bereikbaarheid huisartsenzorg 1.
Bereikbaarheid huisartsenzorg

Antwoorden op kamervragen van het kamerlid Arib (PvdA) over de bereikbaarheid van huis- artsenzorg (2020305000).

---

Vraag 1.

Heeft u kennis genomen van het onderzoek dat in opdracht van het VARA-programma Kassa is verricht naar de bereikbaarheid van de huisartsenzorg?

Antwoord

Ja.

Vraag 2.

Wat vindt u van de uitkomst van dit onderzoek waarin wordt gesteld dat in spoedgevallen 's-avonds tussen 17.00 en 19.00 uur direct contact leggen met de praktijk vrijwel onmogelijk is, en slechts 1% van de praktijken opneemt?

Antwoord

Voor het antwoord hierop verwijs ik naar het antwoord op vraag 3.

Vraag 3.

Wat vindt u van andere conclusies uit het onderzoek over de slechte bereikbaarheid van de huisartsenzorg? Wilt u per conclusie aangeven wat u hieraan gaat doen?

Antwoord

De conclusies van het rapport vind ik vrij verontrustend. Ik heb het onderzoeksrapport dan ook ter kennis gebracht van partijen (Zorgverzekeraars Nederland en de Landelijke Huisartsen- vereniging) als ook van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) met het dringende ver- zoek hun verantwoordelijkheid daarin te willen nemen.

Vraag 4.

Klopt het dat doktersassistenten degenen zijn die telefonisch bepalen aan de telefoon wie wel en niet naar een huisarts mag worden doorverwezen? Zo ja, op grond van welke criteria wordt bepaald wie wel en wie niet een huisarts mag spreken of zien? Vindt u dit wel verant- woord?

Antwoord

Ja, de doktersassistenten worden daarvoor ook specifiek opgeleid. Bovendien werken ze aan de hand van gestandaardiseerde (NHG)-protocollen onder eindverantwoordelijkheid van de huisarts. Op iedere huisartsenpost is er ook een huisarts beschikbaar waar de dokters-assi- stente op kan terugvallen voor een second check of andersoortige vragen. De criteria aan de hand waarvan wordt bepaald wie wel en niet een huisarts mag spreken zijn vastgelegd in protocollen, bij de totstandkoming waarvan de beroepsbeoefenaren (huisartsen) zelf zijn betrokken. Op dit moment wordt door de beroepsvereniging van huisartsen, de Lan-

2

delijke Huisartsen Vereniging (LHV) gewerkt aan een kwaliteitssysteem voor huisartsen in dienstenstructuren. Hierin worden richtlijnen opgenomen voor zowel de huisartsen als de an- dere beroepsbeoefenaren die werkzaam zijn in een dienstenstructuur. In dit verband wordt aandacht geschonken aan kwesties als protocollering, supervisie door de huisarts, borging in het kwaliteitssysteem van de centrale huisartsenposten, etc., etc.

Vraag 5.

Bent u met het met de stelling eens dat de huisartsenzorg toegankelijk en bereikbaar dient te zijn? Bent u het met de stelling eens dat de toegankelijkheid en bereikbaarheid van de huis- artsen op dit moment niet zijn gegarandeerd. Zo ja, wat gaat u doen om de toegankelijkheid en bereikbaarheid van huisartsen te garanderen?

Antwoord

De huisartsenzorg dient toegankelijk en bereikbaar te zijn. De taak van de overheid daarbij is het scheppen van voorwaarden die mogelijk moeten maken dat een goede toegankelijkheid en bereikbaarheid van de huisartsenzorg door het veld kan worden uitgevoerd. De uitvoering ligt dus bij partijen die het betreffen. In dit geval zorgaanbieders (huisartsen) en zorgverzekeraars als eerstverantwoordelijken. Eventueel in samenwerking met gemeenten/provincie en/of bur- gers in de betreffende regio.

De IGZ ziet toe op de uitvoeringspraktijken van de bereikbaarheid van de huisartsenzorg en ziet er op toe of er daadwerkelijk sprake is van verantwoorde zorg. Het proces van de oprichting naar een landelijk dekkend netwerk van huisartsenposten wordt door de IGZ dan ook nauwlettend gevolgd. Conform de bedoeling van de wetgever laat de IGZ de verantwoordelijkheid voor het ontwikkelen van kwaliteitsnormen voor de centrale huis- artsenposten primair daar waar zij hoort, namelijk bij de beroepsgroep zelf. De LHV ­ die met de Nederlandse Huisartsengenootschap (NHG) daarmee aan de slag is - streeft ernaar de kwaliteitsnormen nog dit jaar geïmplementeerd te hebben. Waar nodig, geeft de IGZ prikkels aan de beroepsgroep om een aantal van bovengenoemde normen versneld te ontwikkelen. Dit betreft vooral veiligheidsaspecten voor de patiënt. Daartoe is correspondentie en overleg met het bestuur van de LHV opgestart. Alle centrale huisartsenposten zijn aangeschreven om een centrale registratie bij de inspectie te realiseren zodat in de toekomst gericht contact en eventueel onderzoek mogelijk is. Overigens zal de IGZ in de loop van 2003 een thematisch onderzoek uitvoeren naar de kwaliteit, toeganke- lijkheid en continuïteit van de huisartsenzorg bij de centrale huisartsenposten.

Vraag 6.

Klopt het dat 65% van de huisartsen inmiddels is aangesloten bij een huisartsenpost? Zijn er kwaliteitscriteria opgesteld waaraan huisartsenposten dienen te voldoen. Zo ja, welke?

Antwoord

Het aantal huisartsen dat is aangesloten bij een huisartsenpost is ongeveer 90%. Door de LHV is voor deze posten een model voor een kwaliteitssysteem opgesteld. Daarin zijn alle kwaliteitskenmerken benoemd waarmee rekening moet worden gehouden. Een aantal is als "kritisch" (kritische kwaliteits kenmerken oftewel de "KKK's") aangemerkt. Voor deze KKK's worden toetsbare normen ontwikkeld en de belangrijkste zijn:

3


- verantwoordelijkheid voor triage
- spoedmeldingen

- aanrijtijden

- telefonische bereikbaarheid

- interne meldingen

- afstand tot de post.
Zoals eerder aangegeven is het streven van de LHV erop gericht de kwaliteitsnormen nog dit jaar geïmplementeerd te hebben.

Vraag 7.

Erkent u dat ­ gelet op de bereikbaarheid van huisartsenposten in plattelandsgebieden ­ pa- tiënten, vooral ouderen, vaak lange afstanden moeten afleggen, er vaak ook geen openbaar vervoer 's-avonds of 's-nachts aanwezig en patiënten geen eigen vervoer hebben om naar huisartsenposten te reizen? Vindt u dit aanvaardbaar? Zo nee, welke alternatieven zijn er om dit op te lossen? Kunt u aangeven wat de voor- en nadelen van deze alternatieven zijn?

Antwoord

Het tot stand brengen van huisartsenposten is sinds 2001 voor het gehele land mogelijk ge- maakt. In korte tijd zijn er veel huisartsenposten, over het gehele land verspreid, ontwikkeld. Het is een proces dat nog volop in beweging is en dat ook nog niet is afgerond. Dit betekent dat in sommige gebieden de bereikbaarheid van de post nog niet goed is afgestemd op het werkgebied. Huisartsen en zorgverzekeraars zijn nog bezig dit op een goede manier vorm te geven. Daar waar de bereikbaarheid van huisartsenposten bijvoorbeeld in plattelandsgebieden, nog niet optimaal is, is men bezig tussenoplossingen te zoeken, bijvoorbeeld door het oprich- ten van tussenposten of het houden van spreekuren op een locatie die gemakkelijk bereikbaar is voor bepaalde patiëntengroepen.

Vraag 8.

Bent u op de hoogte van de toezegging van uw ambtsvoorganger en de wens van de Kamer om de premielasten van verzekeringen tegen arbeidsongeschiktheid in de tarieven van huis- artsen door te rekenen? Kent u de toezegging van uw ambtsvoorganger en de wens van de Kamer het norminkomen van de huisartsen te herijken; ook voor de praktijkkostenvergoeding? Zo ja, zijn deze toezeggingen nagekomen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Het inkomensbestanddeel van het huisartsentarief is aangepast met daarin verwerkt een com- pensatie voor de gestegen arbeidsongeschiktheids- en ziektekostenverzekeringen. De bedra- gen die vanaf 2001 (als voorschot op de algehele inkomensherijking) beschikbaar zijn gesteld (f 15,2 miljoen in 2001 en f 32 miljoen, is Euro 14,5 miljoen) dienden om de kostenstijgingen over 1999 in 2000 te dekken. Voor de algemene herijking van het norminkomen zijn thans geen financiële middelen voorhanden.
Vraag 9.

Bent u het met de stelling eens dat een structurele oplossing voor dit probleem is dat er vol- doende huisartsen zijn? Zo ja, wat is de stand van zaken met betrekking tot uitbreiding van

4

opleidingsplaatsen voor huisartsen. Klopt het dat per week ongeveer 5 huisartsen met hun praktijk stoppen en dat per week 10.000 patiënten geen huisarts hebben? Vindt u dit acceptabel?

Antwoord

"Opleiden wat er mogelijk is" is het motto voor overheid en partijen uit het veld. Maar alleen opleiden zal de nood op korte termijn niet verlichten. Een beroepenstructuur die meer aansluit op de huidige vragen en nieuwe vormen van zorg heeft daarom ook mijn serieuze aandacht. In dit verband moet men denken aan taakherschikking en de inzet van nieuwe beroepen zoals bijvoorbeeld de "nurse practisioners" en de "pysician assistants", ook wel genoemd "HBO- dokter". Onlangs is over de taakherschikking in de gezondheidszorg een advies uitgebracht door de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ), waar ik naar verwijs. Mijn reactie daar- op is momenteel in voorbereiding.
Mij is niet bekend dat per week ongeveer 5 huisartsen met hun praktijk stoppen en dat per week 10.000 patiënten geen huisarts hebben.

Vraag 10.

Klopt het dat het College Tarieven Gezondheidszorg (CTG) het rapport Hay, dat in opdracht van de Landelijke Huisartsen Vereniging is verricht, heeft overgenomen met uitzondering van de vergoeding van de avond-, nacht- en weekenddiensten en de duur van het pensioen? Wat is uw reactie hierop?

Antwoord

Nee, het CTG heeft onderzoek laten uitvoeren, op basis waarvan zij zelfstandig met voorstel- len is gekomen.

Vraag 11.

Bent u bereid naar aanleiding van de klachten over de bereikbaarheid van huisartsenposten de Inspectie voor de Gezondheidszorg een onderzoek te laten doen naar de huidige stand van za- ken met betrekking tot toegankelijkheid, bereikbaarheid en de kwaliteit van de huisartsenzorg? Zo ja, op welke termijn wordt de Kamer hierover geïnformeerd? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Het lag al in het voornemen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) om in de loop van 2003 een thematisch onderzoek uit te voeren naar de kwaliteit, toegankelijkheid en conti- nuïteit van de huisartsenzorg bij de centrale huisartsenposten. De voorbereidingen voor de start van dit onderzoek bevinden zich een afrondende fase. Begin april zal met het daadwerke- lijk onderzoek worden begonnen. Zodra het eindrapport van de IGZ gereed is - naar verwach- ting begin 2004 - zal ik de Kamer informeren over de resultaten van dit onderzoek.