Onderwerp: persbericht
Nummer: 3
Datum: 3 februari 2002
Inlichtingen bij Eugene Verkade (tel: 070-3383481), of bij Dick Morks (tel: 070-3383410)
Indirecte welvaartseffecten van infrastructuurprojecten zijn vaak klein en moeilijk te traceren
De indirecte welvaartseffecten van infrastructuurprojecten zijn doorgaans klein in verhouding tot de directe effecten en bovendien vaak moeilijk betrouwbaar vast te stellen. Bij directe effecten valt te denken aan de tijdwinst ten gevolge van snellere verbindingen, of de kwaliteitswinst door hogere frequenties van de verbindingen. De indirecte effecten hebben veelal betrekking op sectoren buiten het vervoer.
Dit is de conclusie uit de vandaag uitgekomen Bijzondere Publicatie 'Twee jaar ervaring met OEEI: De discussie over de indirecte effecten" van het Centraal Planbureau in samenwerking met de ministeries van Verkeer en Waterstaat en Economische Zaken. Dit oordeel werd in ruime kring gedeeld op een afgelopen zomer gehouden internationaal congres over dit onderwerp.
Sinds een aantal jaren worden in Nederland grote infrastructuurprojecten beoordeeld aan de hand van de extra welvaart die zij opleveren voor de Nederlandse samenleving als geheel. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar de financiële effecten, maar ook naar effecten op bijvoorbeeld natuur, milieu en veiligheid. In 2000 hebben de ministers van Verkeer en Waterstaat en Economische Zaken richtlijnen vastgesteld over de manier waarop overzichten van effecten moeten worden opgesteld, de zogenaamde OEEI- leidraad. OEEI staat voor Onderzoek Economische Effecten Infrastructuur. De afgelopen jaren zijn onder andere de effecten van de Hoge Snelheidslijn naar het Oosten, de zweeftrein naar het Noorden, de aanleg van de Tweede Maasvlakte, de vergroting van de zeesluizen bij IJmuiden en de uitbreiding van Schiphol volgens de leidraad in kaart gebracht.
Afgelopen zomer hebben het CPB en de Ministeries van Verkeer
&Waterstaat en Economische Zaken een congres georganiseerd met
internationaal gerenommeerde wetenschappers, zoals Professor Bröcker
van de Universiteit van Kiel, Professor Goodwin van het University
College in Londen en Professor Quinet van de Ecole Nationale des Ponts
et Chaussées in Parijs. Het doel van het congres was tweeledig: (i)
wat zijn nu de ervaringen met de OEEI-leidraad in Nederland?; en (ii)
hoe wordt in het buitenland met de bepaling van indirecte
welvaartseffecten omgegaan?
Begin 2002 zijn de ervaringen met de OEEI-leidraad geëvalueerd. Uit
deze evaluatie blijkt dat het opstellen van overzichten van effecten
op basis van kosten-batenanalyse heeft bijgedragen aan een verdere
transparantie en verzakelijking van de beleidsinformatie over
infrastructuur. In het evaluatierapport wordt echter ook een aantal
aandachtspunten genoemd, zowel procesmatig als inhoudelijk. Bij de
procesmatige aandachtspunten gaat het onder andere om de bij sommigen
bestaande onduidelijkheid over de reikwijdte van OEEI. Een van de
inhoudelijke punten betreft het bepalen van indirecte effecten.
Een eenduidig onderscheid tussen directe en indirecte effecten van
transportverbeteringen blijkt ook in het buitenland moeilijk te maken.
Vaak blijkt het ook daar bij indirecte effecten niet te gaan om
aanvullende welvaartseffecten, maar om overgedragen directe effecten.
Het bekende voorbeeld is de waardestijging van onroerend goed rondom
aantrekkelijker wordende stationlocaties, waarbij de
onroerendgoedsector in feite een deel van het transportvoordeel van de
reizigers incasseert.
Zuivere indirecte welvaarteffecten kunnen optreden indien er
belangrijke marktimperfecties zijn.
Zo kunnen er regionale toetredingsbarrières zijn, die door
infrastructuur worden geslecht. Ook kunnen al bestaande overwinsten
buiten de transportsector verder toenemen als transportkosten dalen
bij uitvoering van het project. Betere transportverbindingen kunnen
ook leiden tot concentratie van productie, waarbij schaalvoordelen
kunnen worden behaald. In al deze gevallen neemt de welvaart extra
toe. Vanzelfsprekend is het optreden van deze effecten volgens de
buitenlandse experts echter niet. Daarnaast kunnen de indirecte
welvaartseffecten van infrastructuur in beginsel zowel positief als
negatief zijn.
De Bijzondere Publicatie 'Twee jaar ervaring met OEEI: De discussie
over indirecte effecten', ISBN 90-5833-114-8, is (gratis) beschikbaar
als PDF-file.