Verzoek van de Commissie van Buitenlandse Zaken (2002/74) tot
beantwoording brieven over de mensenrechtensituatie in China en
Hongkong - bijlage I
Stichting Falun Gong Nederland
De heer J. Pruiksma
Van Adrichemstraat 141
2614 BL Delft
Den Haag, januari 2003
Onder verwijzing naar uw brief van 4 december jl., gericht aan de
vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer, inzake de
nieuwe wetgeving op basis van Artikel 23 van de Basic Law van Hongkong
SAR, kan ik u meedelen dat de commissie mij heeft verzocht deze in
behandeling te nemen.
Zoals al eerder vermeld in reactie op een e-mailbericht van de heer J.
Houben van de Falun Gong Stichting te Maastricht, volgt de Nederlandse
regering het consultatieproces over deze nieuwe wetgeving, die moet
bepalen op welke wijze de nationale veiligheid van de Chinese
Volksrepubliek in Hongkong SAR wordt gewaarborgd, met grote
belangstelling.
Mensenrechtenorganisaties in en buiten Hongkong hebben, net als u, hun
zorgen geuit over de mogelijke effecten van deze wetgeving op de
burgerlijke en politieke vrijheden in Hongkong, onder andere van
organisaties zoals de Falun Gong. Inmiddels heeft ook de Europese
Unie, mede op aandringen van Nederland in besprekingen met de
autoriteiten van Hongkong SAR en in een publieke verklaring
aangedrongen op een zorgvuldige waarborging van de burgerlijke en
politieke vrijheden. Een kopie van deze verklaring treft u aan in de
bijlage.
De tijd zal moeten leren of deze zorgen al dan niet gegrond zijn. Het
is in ieder geval bemoedigend dat het consultatieproces in Hongkong
SAR met grote zorgvuldigheid wordt gevoerd. Bovendien is evident dat
de regering van Hongkong SAR grote waarde hecht aan een stabiel
investeringsklimaat, waarvoor het behoud van burger- en politieke
rechten en een transparant rechtsstelsel belangrijke voorwaarden zijn.
Daarbij komt dat de implementatie van de wetgeving grotendeels zal
worden bepaald door jurisprudentie, die is opgebouwd door een
rechterlijke macht die bekend staat om zijn onafhankelijkheid.
Het consultatieproces is op 24 december 2002 geëindigd. Begin 2003 zal de regering van Hongkong SAR het wetsontwerp inzake de implementatie van Artikel 23, dat op basis van de uitkomsten van deze consultatieprocedure zal worden geformuleerd, aan de Legislative Council voorleggen. Met de behandeling ervan zal naar verwachting zeker een half jaar gemoeid zijn. Het spreekt vanzelf dat de Nederlandse regering eventuele zorgen over de effecten van dit nog te formuleren wetsontwerp op de politieke en burgerlijke vrijheden in Hongkong SAR onder de aandacht zal brengen van de Hongkongse autoriteiten, mocht daartoe aanleiding bestaan.
Een afschrift van deze brief stuur ik aan de vaste commissie voor
Buitenlandse Zaken.
Mr. J.G. de Hoop Scheffer