Verzoek van Commissie van Buitenlandse Zaken tot beantwoording brieven over de mensenrechtensituatie in China en Hongkong
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Afdeling Oost-Azië
Directie Azië en Oceanië
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
28 januari 2003
Behandeld
G.Mulder/S.Pellegrom
Kenmerk
DAO 005-03
Telefoon
070-348 6561
Blad
1/2
Fax
070-348 5323
Bijlage(n)
1
E-Mail
gertie.mulder@minbuza.nl
Betreft
Verzoek van de Commissie van Buitenlandse Zaken tot beantwoording
brieven over de mensenrechtensituatie in China en Hongkong
Graag bied ik u hierbij mijn reactie aan op een verzoek van de
Commissie van Buitenlandse Zaken van 13 december 2002 met kenmerk BUZA
2002/74, om de brieven van resp. Amnesty International en de Stichting
Falun Gong Nederland in behandeling te nemen.
Voor wat betreft de brief van de Stichting Falun Gong Nederland d.d. 4
december 2002, over Artikel 23 van de Basic Law in Hongkong, verwijs
ik u naar bijgevoegde kopie van de antwoordbrief die aan deze
stichting verzonden is. De brief van Amnesty International d.d. 3
december 2002 over de mensenrechtensituatie in China is gericht aan de
minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie en is vooral bedoeld
ter informatie. Een reactie aan Amnesty International is dan ook niet
voorzien. Wel kan ik de Commissie, mede namens de minister voor
Vreemdelingenzaken en Integratie, als volgt informeren.
In de brief van Amnesty International wordt opgemerkt dat bepaalde risicogroepen in het algemene ambtsbericht over China van november 2001 onderbelicht zijn gebleven. Algemene ambtsberichten worden opgesteld door het ministerie van Buitenlandse Zaken op verzoek van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Hierbij wordt mijn ministerie gevraagd in te gaan op een aantal specifieke vragen - ofwel `terms of reference' - die voor het behandelen van asielverzoeken relevant zijn. Het ambtsbericht over China van 28 november 2001 gaat dan ook in op situaties waarover in de `terms of reference' specifieke vragen zijn gesteld. Bovendien staat in het ambtsbericht vermeld dat, indien zich geen wijziging in een situatie heeft voorgedaan, de beschrijving uit het voorafgaande ambtsbericht geldig blijft.
Ik hecht eraan te benadrukken dat het algemeen ambtsbericht geenszins bedoeld is als instrument van mensenrechtenbeleid. Het mensenrechtenbeleid van de regering ten aanzien van China wordt via andere middelen vormgegeven. Ik kan u verzekeren dat de regering, in nauwe samenwerking met EU-partners, haar zorgen over de mensenrechtensituatie regelmatig aankaart bij de Chinese autoriteiten. Meest recent is dat gedaan tijdens de halfjaarlijkse ronde van de EU-China mensenrechtendialoog op 13-14 november 2002. Tijdens deze bijeenkomst werd de vervolging van bepaalde religieuze groeperingen, Falun Gongleden, arbeidsactivisten en minderheden zoals de Tibetanen en Oeigoeren specifiek aan de orde gesteld. Ook staan verschillende politieke gevangenen uit bovengenoemde categorieën op de lijst van bijzondere gevallen waarvoor de EU bij China aandacht vraagt.
Overigens wordt op dit moment gewerkt aan een nieuw regulier
ambtsbericht over China, dat naar verwachting in de eerste helft van
2003 gereed zal zijn. Bij de opstelling van dit ambtsbericht zal de
informatie van Amnesty International, voor zover van belang voor het
behandelen van asielverzoeken, worden meegenomen. Dit laat echter
onverlet dat de behandeling van de asielverzoeken tot de verschijning
van het nieuwe ambtsbericht gebaseerd is en blijft op de thans
beschikbare ambtsberichten.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Mr. J.G. de Hoop Scheffer