Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AF1824 Zaaknr: 00205/02
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 28-01-2003
Datum publicatie: 28-01-2003
Soort zaak: straf -
Soort procedure: cassatie
28 januari 2003
Strafkamer
nr. 00205/02
AG/IK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te
's-Gravenhage van 27 november 2001, nummer 22/000679-01, in de
strafzaak tegen:
, geboren te op 1951,
wonende te .
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger
beroep tegen het bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in
de Rechtbank te 's-Gravenhage van 3 april 2000 waarbij de verdachte in
de ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde zaken met a. het
parketnummer 09/034382-99 alsmede het parketnummer 09/100688-99 ter
zake van "overtreding van artikel 8, tweede lid aanhef en onder a, van
de Wegenverkeerswet 1994" en "overtreding van artikel 9, zesde lid,
van de Wegenverkeerswet 1994" en b. het parketnummer 09/105065-00 ter
zake van "overtreding van artikel 163, tweede lid, van de
Wegenverkeerswet 1994" en "overtreding van artikel 9, zesde lid, van
de Wegenverkeerswet 1994", gepleegd op 25 februari 2000, is
veroordeeld tot zes weken gevangenisstraf, met ontzegging van de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van achttien
maanden.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr.
E.G. Al, advocaat te Nieuw-Vennep, bij schriftuur een middel van
cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt
daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat
de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar
van de raadsvrouwe op de conclusie van de plaatsvervangend
Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof de verdachte ten
onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn hoger beroep.
3.2.1. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt,
voorzover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende
in:
"De voorzitter stelt de vraag aan de orde of de verdachte ontvankelijk
is in zijn hoger beroep.
De raadsvrouw krijgt de gelegenheid het dossier te bekijken. Zij
brengt - zakelijk weergegeven - naar voren dat er geen tenlastelegging
in de ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde zaak met
parketnummer 0910506500 in het dossier aanwezig is. Zij vraagt zich af
of de verdachte wel geweten heeft waarvoor hij terecht moest staan en
wel van de zitting op de hoogte was. Nu deze tenlastelegging niet meer
in het dossier zit, dient hij in deze zaak wel in zijn hoger beroep te
worden ontvangen."
3.2.2. Het Hof heeft omtrent de ontvankelijkheid van de verdachte in
zijn hoger beroep het volgende overwogen en beslist:
"De dagvaarding (met parketnummers 0903438299 en 0910068899) van de
verdachte om op 3 april 2000 ter terechtzitting in eerste aanleg te
verschijnen is aan de verdachte in persoon uitgereikt op 17 maart
2000. Hieruit vloeit voort dat de verdachte tevoren bekend was met de
dag van de terechtzitting in eerste aanleg van 3 april 2000.
De verdachte had derhalve binnen veertien dagen na het op 3 april 2000
gewezen vonnis in hoger beroep moeten komen. De verdachte heeft echter
eerst op 9 januari 2001 hoger beroep ingesteld, zodat hij daarin
niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De dagvaarding met parketnummer 0910506500 is blijkens de akte van
uitreiking aan de verdachte in persoon betekend op 17 maart 2000.
Verdachte was derhalve bekend met de zitting van 3 april 2000.
Bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat
de tenlastelegging met parketnummer 0910506500 zich niet in het
dossier bevindt.
In eerste aanleg is er vonnis gewezen op 3 april 2000 naar aanleiding
van deze tenlastelegging met parketnummer 0910506500, die toen
derhalve wel in het dossier heeft gezeten.
De zaak met parketnummer 0910506500 is gevoegd ter terechtzitting van
3 april 2000 met de zaken onder de parketnummers 0903438299 en
0910068899.
De verdachte had derhalve binnen 14 dagen na het op 3 april 2000
gewezen vonnis in hoger beroep moeten komen. De verdachte heeft echter
eerst op 9 januari 2001 hoger beroep ingesteld tegen het gehele
vonnis. Derhalve dient de verdachte ook niet-ontvankelijk te worden
verklaard in de zaak met parketnummer 0910506500.
Aan het door van de verdachte gevoerde verweer terzake van het
ontbreken van de tenlastelegging met parketnummer 0910506500 in hoger
beroep komt het hof niet toe, daar de verdachte niet-ontvankelijk is
in zijn hoger beroep."
3.3. Deze overwegingen moeten aldus worden verstaan dat het dubbel van
de dagvaarding in de zaak met parketnummer 09/105065-00, met daarin
een juiste vermelding van de dag van de terechtzitting en de rechter
voor wie de verdachte diende te verschijnen, welk dubbel zich ten
tijde van de behandeling van het hoger beroep niet meer bij de stukken
bevond, ten tijde van het wijzen van het vonnis in eerste aanleg zich
wel in het dossier bevond. Deze feitelijke vaststelling is niet
onbegrijpelijk, gelet op de in de hiervoren onder 1 sub b weergegeven
gegevens in de aantekening mondeling vonnis van de Politierechter
inzake het tijdstip en de kwalificatie van de feiten, welke
klaarblijkelijk zijn ontleend aan het zich destijds bij de stukken van
het geding bevindende dubbel van de dagvaarding in de zaak met
voormeld parketnummer.
3.4. 's Hofs beslissing is naar de eis der wet met redenen omkleed, in
aanmerking genomen
a. dat zich bij de stukken bevinden:
- een akte van uitreiking, inhoudende dat de gerechtelijke brief met
parketnummer 09/034382-99 op 17 maart 2000 om 9.06 uur door een agent
van politie aan de verdachte in persoon is uitgereikt, aan welke akte
is gehecht het dubbel van de dagvaarding met dat parketnummer alsmede
met parketnummer 09/100688-99;
- een akte van uitreiking, inhoudende dat de gerechtelijke brief met
parketnummer 09/105065-00 op diezelfde 17 maart 2000 om 9.05 uur door
diezelfde agent van politie aan de verdachte in persoon is uitgereikt;
b. dat het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep
slechts inhoudt dat de raadsvrouwe heeft aangevoerd dat "er geen
tenlastelegging in de ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde
zaak met parketnummer 0910506500 in het dossier aanwezig is", doch
niet dat het origineel van die dagvaarding - anders dan in voormelde
akte van uitreiking is vermeld - niet aan de verdachte in persoon is
uitgereikt en evenmin dat in dit origineel de dag van de
terechtzitting en/of de rechter voor wie de verdachte diende te
verschijnen niet met voldoende duidelijkheid waren vermeld.
3.5. Het middel faalt derhalve.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook
geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve
zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als
voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en E.J. Numann, in
bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber, en
uitgesproken op 28 januari 2003.
*** Conclusie ***
Nr. 00205/02
Mr Vellinga
Zitting: 3 december 2002
Conclusie inzake:
1. Verdachte is door het Gerechtshof te 's-Gravenhage
niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen een vonnis van
de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage, waarbij hij is
veroordeeld tot zes weken gevangenisstraf en ontzegging van de
rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden alsmede verbeurdverklaring
van een (personen)auto wegens verkeersmisdrijven.
2. Tegen deze uitspraak heeft verdachte cassatieberoep ingesteld.
3. Namens verdachte heeft mr. E.G. Al, advocaat te Nieuw-Vennep, één
middel van cassatie voorgesteld.
4. Het middel houdt in dat verdachte ten onrechte niet-ontvankelijk is
verklaard in zijn hoger beroep.
5. Volgens de toelichting op het middel staat - anders dan het Hof
heeft geoordeeld - niet vast, dat de inleidende dagvaarding met het
parketnummer 09/105065-00 aan verdachte in persoon is uitgereikt,
Daarom, aldus de steller van het middel, wordt de termijn voor hoger
beroep niet bepaald door art. 408 lid1 Sv, maar door art. 408 lid 2 Sv
en heeft het Hof verdachte dus ten onrechte in zijn hoger beroep in de
zaak met genoemd parketnummer niet-ontvankelijk verklaard.
6. Verdachte is in eerste aanleg veroordeeld voor twee feiten, die
staan op de dagvaarding met het parketnummer 09/034382-99 en voor twee
feiten die niet op die dagvaarding voorkomen, te weten de feiten met
het parketnummer 09/105065-00. Het tweede feit op de dagvaarding met
het parketnummer 09/034382-99 is een feit met het parketnummer
09/100688-99 dat ter berechting is gevoegd bij het feit met het
parketnummer 09/034382-99. Dat laatste is overigens voor de
onderhavige zaak niet van belang.
7. In het dossier bevinden zich twee akten van uitreiking. Eén met het
parketnummer 09/034382-99, voorzien van de bijbehorende dagvaarding en
één met het parketnummer 09/105065-00, maar zonder afschrift van dat
gerechtelijk schrijven.
8. De akten van uitreiking houden in dat het gerechtelijk schrijven
met het parketnummer 09/034382-99 in persoon aan verdachte is
uitgereikt op 17 maart 2000 om 9.06 uur, het gerechtelijk schrijven
met het parketnummer 09/105065-00 op diezelfde dag om 9.05 uur,
telkens door dezelfde agent.
9. In beide zaken, die met het parketnummer 09/034382-99 en die met
parketnummer 09/105065-00, heeft de politierechter verdachte bij
verstek veroordeeld op 3 april 2000 en verdachte op 9 januari 2001
hoger beroep ingesteld. Weliswaar vermeldt de van het instellen van
dit hoger beroep opgemaakte akte alleen het parketnummer 09/034382-99,
maar het Hof heeft aangenomen dat deze akte ook betrekking heeft op
het vonnis in de zaak met het parketnummer 09/105065-00. Die uitleg
van de akte instellen rechtsmiddel is niet onbegrijpelijk en overigens
van feitelijke aard zodat daarvan in cassatie moet worden uitgegaan.
Ik merk nog op dat het geen verbazing hoeft te wekken dat slechts het
parketnummer 09/034382-99 is vermeld, omdat de zaak met het
parketnummer 09/105065-00 blijkens de aanduiding "gev.tzz" bij dat
parketnummer in de aantekening mondeling vonnis, ter terechtzitting is
gevoegd met de zaak met het parketnummer 09/034382-99. Voorts is nog
van belang dat de politierechter - afgezien van de verbeurdverklaring
- steeds in beide zaken gezamenlijke straffen(1) heeft uitgesproken
zodat ook daarom een beperking van het appel tot de zaak met het
parketnummer 09/034382-99 niet voor de hand ligt.
10. In het dossier bevindt zich - zoals het Hof met juistheid heeft
geconstateerd - niet (een afschrift van) de dagvaarding in de zaak met
het parketnummer 09/105065-00. Volgens het Hof neemt dit niet weg dat
er van moet worden uitgegaan dat de dagvaarding in die zaak in persoon
aan verdachte is uitgereikt. Het Hof redeneert als volgt:
"De dagvaarding (met parketnummers 0903438299 en 0910068899) van de
verdachte om op 3 april 2000 ter terechtzitting in eerste aanleg te
verschijnen is aan de verdachte in persoon uitgereikt op 17 maart
2000.
Hieruit vloeit voort dat de verdachte tevoren bekend was met de dag
van de terechtzitting in eerste aanleg van 3 april 2000.
De verdachte had derhalve binnen veertien dagen na het op 3 april 2000
gewezen vonnis in hoger beroep moeten komen. De verdachte heeft echter
eerst op 9 januari 2001 hoger beroep ingesteld, zodat hij daarin
niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De dagvaarding met parketnummer 0910506500 is blijkens de akte van
uitreiking aan de verdachte in persoon betekend op 17 maart 2000.
Verdachte was derhalve bekend met de zitting van 3 april 2000.
Bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat
de tenlastelegging met parketnummer 0910506500 zich niet in het
dossier bevindt.
In eerste aanleg is er vonnis gewezen op 3 april 2000 naar aanleiding
van deze tenlastelegging met parketnummer 0910506500, die toen
derhalve wel in het dossier heeft gezeten.
De zaak met parketnummer 0910506500 is gevoegd ter terechtzitting van
3 april 2000 met de zaken onder de parketnummers 0903438299 en
0910068899.
De verdachte had derhalve binnen 14 dagen na het op 3 april 2000
gewezen vonnis in hoger beroep moeten komen. De verdachte heeft echter
eerst op 9 januari 2001 hoger beroep ingesteld tegen het gehele
vonnis. Derhalve dient de verdachte ook niet-ontvankelijk te worden
verklaard in de zaak met parketnummer 0910506500.
Aan het door (de raadvrouw, WHV) van de verdachte gevoerde verweer
terzake van het ontbreken van de tenlastelegging met parketnummer
0910506500 in hoger beroep komt het hof niet toe, daar de verdachte
niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep."
11. In HR 29 juni 1993, NJ 1994, 68, m.nt.ThWvV werd als volgt
overwogen:
"5.5. Het in art. 408 lid 1 aanhef en onder a Sv, zoals dat luidde
voor de inwerkingtreding op 1 mei 1992 van de wet van 27 nov. 1991,
Stb. 663, vervatte voorschrift dat het hoger beroep van de verdachte
door deze binnen veertien dagen na de einduitspraak moet worden
ingesteld, indien de dagvaarding hem in persoon is betekend, is
ingegeven door de gedachte dat, indien de dagvaarding de verdachte in
persoon is betekend, ervan moet worden uitgegaan dat hij op de hoogte
is van de dag van de terechtzitting en van de rechter voor wie zijn
verschijning wordt verlangd en dat op grond daarvan van hem mag worden
gevergd dat hij zich van het verloop van de zaak vergewist.
5.6. Gelet op het vorenstaande moet bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep de in voormeld artikellid gestelde voorwaarde "indien de dagvaarding om ter terechtzitting te verschijnen de verdachte in persoon is betekend", vervuld worden geacht indien de desbetreffende dagvaarding in persoon is uitgereikt, als bedoeld in art. 588 lid 1 Sv en daarin voorts met voldoende duidelijkheid de dag van de terechtzitting en van de rechter voor wie verschijning wordt verlangd is vermeld. ( ... )"
12. Voor wat betreft de termijn voor hoger beroep in geval van
betekening in persoon verschilt het huidige art. 408 lid 1, aanhef en
onder a, Sv niet van art. 408 Sv zoals deze bepaling luidde vóór 1 mei
1992. Daarom geldt hetgeen in de hiervoor aangehaalde passage werd
overwogen mijns inziens onverkort voor het huidige art. 408 Sv.
13. De vraag is dus of het Hof heeft onderzocht of de dagvaarding in
eerste aanleg in persoon betekend is en of daarop de dag van
verschijnen en van de rechter voor wie verschijning wordt verlangd is
vermeld.
14. Het Hof heeft als volgt geredeneerd.
a. blijkens de akte van uitreiking is de dagvaarding met parketnummer
09/105065-00 aan de verdachte in persoon betekend op 17 maart 2000;
b. verdachte was derhalve bekend met de zitting van 3 april 2000.
Vervolgens leidt het Hof uit het feit dat het vonnis in eerste aanleg
mede betrekking heeft op de zaak met het parketnummer 09/105065-00 af,
dat de dagvaarding in eerste aanleg ten tijde van het wijzen van het
vonnis wel in het dossier moet hebben gezeten. Daaraan verbindt het
Hof verder geen gevolgtrekking. Dat geldt ook voor de constatering van
het Hof dat de zaak met het parketnummer 09/105065-00 gevoegd is
behandeld met de zaak met het parketnummer 09/034382-99.
15. Onderdeel a van de redenering van het Hof betreft een oordeel van
feitelijke aard. Dit oordeel is gelet op de inhoud van de akte van
uitreiking en het daarop vermelde parketnummer 09/105065-00 niet
onbegrijpelijk. Met onderdeel b van de redenering van het Hof ligt dat
anders. Bij gebreke van de tekst van de inleidende dagvaarding valt
niet zonder meer in te zien hoe het Hof tot het oordeel heeft kunnen
komen, dat verdachte ervan op de hoogte was dat de zaak met het
parketnummer 09/105065-00 op de zitting van 3 april 2000 zou worden
behandeld. Voorts blijkt ook niet dat het Hof heeft onderzocht of de
rechter voor wie verschijning wordt verlangd op de dagvaarding was
vermeld.
16. Toch meen ik dat de gebreken in de motivering van het Hof niet tot
het slagen van het middel kunnen leiden. Volgens het proces-verbaal
van de terechtzitting, waar verdachte en zijn raadsvrouw beiden
aanwezig waren, is haar, toen de voorzitter de vraag naar de
ontvankelijkheid van het hoger beroep aan de orde stelde, de
gelegenheid geboden het dossier te bekijken. Over het vervolg meldt
het proces-verbaal:
"Zij brengt - zakelijk weergegeven - naar voren dat er geen
tenlastelegging in de ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde
zaak met parketnummer 0910506500 in het dossier aanwezig is. Zij
vraagt zich af of de verdachte wel geweten heeft waarvoor hij terecht
moest staan en wel van de zitting op de hoogte was. Nu deze
tenlastelegging niet meer in het dossier zit, dient hij in deze zaak
wel in zijn hoger beroep te worden ontvangen."
17. Het opvallende in het betoog van de raadsvrouw is dat zij niet
aanvoert dat haar cliënt de inleidende dagvaarding niet heeft
ontvangen. Zij stelt ook niet dat haar cliënt niet wist waarvoor hij
in eerste aanleg terecht heeft moeten staan, wanneer en voor welke
rechter; zij roert deze punten slechts vragenderwijs aan. Terwijl die
punten, als daarmee inderdaad iets aan de hand was, toch bijna de
eerste zouden moeten zijn die bij de voorbereiding van de verdediging
van verdachte aan het licht zouden moeten zijn gekomen.
18. Het Hof heeft daarom - zoals het kennelijk heeft gedaan -
stilzwijgend mogen aannemen dat de inleidende dagvaarding een juiste
vermelding bevatte van de datum van de terechtzitting in eerste aanleg
en van de rechter waarvoor de verdachte terecht moest staan. Of deze
dagvaarding een toereikende beschrijving van het telastegelegde feit
bevatte, is voor de vraag of aan de termijn van art. 432 lid1, aanhef
en sub a, Sv kan worden vastgehouden, niet van belang en kan dus
buiten beschouwing blijven.
19. Hoewel de motivering van het Hof op zichzelf onbegrijpelijk dan
wel onvolledig is, hoeft dit in het licht van het gevoerde verweer dus
geen consequenties te hebben.
20. Het middel faalt.
21. Ik heb ook overigens geen gronden voor cassatie aangetroffen.
Daarom concludeer ik dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
plv. AG
1 Hetgeen voor de ontzegging van de rijbevoegdheid niet juist is: vgl.
HR 9 mei 1989, NJ 1989, 88 m.nt. ThWvV.