Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AF1576 Zaaknr: 01351/02 W
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 21-01-2003
Datum publicatie: 21-01-2003
Soort zaak: straf -
Soort procedure: cassatie
21 januari 2003
Strafkamer
nr. 01351/02 W
IV/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de
Arrondissementsrechtbank te Maastricht van 26 september 2001, nummer
03/98008-01, omtrent een verzoek van de Canadese autoriteiten tot
overname van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing
tegen:
, geboren op Curaçao op 1977, ten tijde
van de bestreden uitspraak gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting
voor vrouwen "Ter Peel" te Evertsoord.
1. De bestreden uitspraak
De Rechtbank heeft ontoelaatbaar verklaard de gevorderde
tenuitvoerlegging van de beslissing van de rechter in Canada van 29
januari 2001. Voorts heeft
de Rechtbank het bevel gevangenhouding van 27 juni 2001 opgeheven.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Officier van Justitie. Deze heeft bij
schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan
dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de
bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank te
Maastricht ten einde de zaak opnieuw in behandeling te nemen en af te
doen.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel komt op tegen het oordeel van de Rechtbank dat de
gevorderde tenuitvoerlegging ontoelaatbaar dient te worden verklaard
omdat de overgelegde stukken niet voldoen aan de door het Verdrag
overbrenging gevonniste personen (VOGP) gestelde eisen.
3.2. De bestreden uitspraak houdt - voorzover voor de beoordeling van
het middel van belang - het volgende in:
"2. De overgelegde stukken.
De officier van justitie heeft bij haar vordering onder meer
overgelegd:
een document, waarin de "agent de la paix" en de "gardien
établissement de la prison commune" wordt bevolen
voornoemd in te sluiten teneinde een gevangenisstraf van 28 maanden te
ondergaan.
(...)
5. Beoordeling van de mogelijkheid van tenuitvoerlegging in Nederland
van de rechterlijke beslissing.
De rechtbank is van oordeel dat het hiervoor onder 2. genoemde
document geen gewaarmerkt afschrift vormt van een vonnis als bedoeld
in artikel 6, tweede lid, aanhef en onder a, van het te dezen
toepasselijke Verdrag overbrenging gevonniste personen.
6. Slotsom.
Nu de rechtbank heeft bevonden dat het voormelde document niet voldoet
aan de in het hiervoor genoemde verdrag gestelde eisen, zal zij de
tenuitvoerlegging ingevolge artikel 30, eerste lid, van de Wet
overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen ontoelaatbaar verklaren."
3.3. Bij de stukken van het geding bevindt zich onder meer een
faxbericht van de Correctional Service Canada te Ottawa, Ontario
gericht aan het Bureau Internationale Rechtshulp van het Ministerie
van Justitie te Den Haag van 18 april 2001 inhoudende - voorzover hier
van belang -:
"As you requested a certified copy of the judgement (Warrant of
Committal on Conviction Form 21, Criminal Code of Canada) will be
provided at the time of transfer. In the interim, I have attached a
copy of the judgement."
3.4. Aan het onder 3.3 bedoelde faxbericht is gehecht een kopie van
het stuk waarvan zich bij de stukken tevens een gewaarmerkt afschrift
bevindt, onder meer inhoudende:
"AUX AGENTS DE LA PAIX ET AU GARDIEN
ÉTABLISSEMENT DE LA PRISON COMMUNE
ATTENDU QUE
NE(E) LE 1977
ADRESSE , HOLLANDE ,
A ETE JUGE(E) ET DECLARE(E) COUPABLE LE 29 JANVIER 2001 ET A REÇU
SENTENCE LE 29 JANVIER 2001
DEVANT LE JUGE GRENIER BERNARD SUR L'INCULPATION
SUIVANTE :
1. (...)
29/01/2001 11:46 PLAIDOYER COUPABLE (...)
29/01/2001 11:46 SENTENCE (...)
EMPRISONNEMENT: 28 MOIS
(...)
EMIS A MONTREAL, LE 31 JANVIER 2001
GREFFIER DE LA COUR/JUGE DE PAIX/JUGE
PENITENCIER/PRISON"
3.5. Het middel neemt het standpunt in dat dit onder 3.4 weergegeven
stuk is te beschouwen als "een gewaarmerkt afschrift van het vonnis"
als bedoeld in art. 6, tweede lid aanhef en onder a, VOPG.
3.6. Voor de beoordeling van het middel zijn de volgende bepalingen
van het VOGP - in Nederlandse vertaling - van belang:
- art. 1:
"Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:
a. "veroordeling": elke straf of maatregel door een rechter opgelegd
en met zich medebrengende vrijheidsbeneming gedurende een beperkte of
onbeperkte periode wegens een strafbaar feit;
b. "vonnis": een rechterlijke beslissing of bevel waarbij een
veroordeling wordt uitgesproken;"
(...)
- art. 6:
(...)
"2. Indien een overbrenging wordt verzocht, worden door de Staat van
veroordeling de navolgende stukken aan de Staat van tenuitvoerlegging
verstrekt (...):
a. een gewaarmerkt afschrift van het vonnis (...);"
3.7. Het onder 3.4 weergegeven stuk is in het begeleidende, van de
Canadese autoriteiten afkomstige, faxbericht aangeduid als "judgement"
en is klaarblijkelijk opgemaakt in de vorm als is voorzien in de
Criminal Code van Canada. Aangezien bij dat, door de griffier van het
gerecht gewaarmerkte, stuk door een rechter ten laste van de
betrokkene, wier overbrenging als gevonniste persoon is verzocht, een
veroordeling is uitgesproken als bedoeld in art. 1, aanhef en onder a,
VOGP geeft het oordeel van de Rechtbank dat niet is voldaan aan het
voorschrift van art. 6, tweede lid aanhef en onder a, VOGP blijk van
een onjuiste rechtsopvatting.
3.8. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak
niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar de Rechtbank te Maastricht, opdat de zaak op
de bestaande vordering verder wordt behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als
voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en B.C. de Savornin
Lohman, in bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber, en
uitgesproken op 21 januari 2003.
*** Conclusie ***
Nr. 01351/02 W
Mr Jörg
Zitting 26 november 2002
Conclusie inzake:
1. De rechtbank te Maastricht heeft op 26 september 2001 de gevorderde
tenuitvoerlegging van een Canadees 'vonnis' van 29 januari 2001
ontoelaatbaar verklaard.
2. De officier van justitie heeft tijdig beroep in cassatie ingesteld
en bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel richt zich tegen de beslissing van de rechtbank dat de
gevorderde tenuitvoerlegging ontoelaatbaar dient te worden verklaard,
omdat de overgelegde stukken niet voldoen aan de eisen van het Verdrag
overbrenging gevonniste personen (VOGP, 1983).
4. De rechtbank heeft deze beslissing als volgt gemotiveerd:
"De officier van justitie heeft bij haar vordering onder meer
overgelegd:
een document, waarin de "agent de la paix" en de "gardien
établissement de la prison commune" wordt bevolen
voornoemd in te sluiten teneinde een gevangenisstraf van 28 maanden te
ondergaan.
()
De rechtbank is van oordeel dat het hiervoor () genoemde document geen
gewaarmerkt afschrift vormt van een vonnis als bedoeld in artikel 6,
tweede lid, aanhef en onder a, van het te dezen toepasselijke Verdrag
overbrenging gevonniste personen.
()
Nu de rechtbank heeft bevonden dat het voormelde document niet voldoet
aan de in het hiervoor genoemde verdrag gestelde eisen, zal zij de
tenuitvoerlegging ingevolge artikel 30, eerste lid, van de Wet
overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen ontoelaatbaar ()
verklaren."
5. Art. 6, tweede lid, VOGP bepaalt dat een verzoek om overbrenging
van een gevonnist persoon ondersteund dient te worden door bepaalde
stukken, waaronder (a) "een gewaarmerkte afschrift van het vonnis." De
Engelse versie spreekt van "a certified copy of the judgement."
6. De bevoegde Canadese justitiële autoriteiten (International
Transfers, Correctional Service Canada, te Ottowa) hebben op 6 april
2001 een verzoek gedaan aan Nederland om de tenuitvoerlegging van (het
restant) van een in Canada aan verzoekster opgelegde gevangenisstraf
over te nemen. Bij dit verzoek is onder meer gevoegd een (origineel)
formulier, afkomstig van het district Montréal en gedagtekend 31
januari 2001 te Montréal, inhoudende dat verzoekster "a ete juge(e) et
declare(e) coupable le 29 janvier 2001 et a reçu sentence le 29
janvier 2001 devant le juge grenier bernard".(1) Voorts houdt het
formulier in als opgelegde straf "emprisonnement: 28 mois". Het
formulier is gelet op de inhoud daarvan kennelijk gericht aan de
bevoegde penitentiaire autoriteiten ("aux agents de la paix et au
gardien de la prison commune") en - gelet op de handtekening -
ondertekend door de "greffier de la cour."
7. Blijkens onder meer een faxbericht van het hoofd van "International
Transfers, Correctional Service Canada" d.d. 18 april 2001 gaat het
hier om een "Warrant of Committal on Conviction Form 21, Criminal Code
of Canada" en wordt dit formulier beschouwd als "the judgement."
Blijkens een faxbericht van dezelfde instantie d.d. 26 juni 2001 is de
Warrant of Committal afkomstig van "the sentencing court in Montreal."
8. Ter terechtzitting van 27 juni 2001 zijn bij de rechtbank vragen
gerezen omtrent de status van dit formulier. De rechtbank heeft het
onderzoek derhalve voor onbepaalde tijd geschorst teneinde de officier
van justitie in de gelegenheid te stellen een gewaarmerkt afschrift
van het (gehele) vonnis van de Canadese rechter van 29 januari 2001,
als bedoeld in artikel 30 van de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging
Strafvonnissen, te overleggen.
9. Op de nadere terechtzitting van 12 september 2001 deelt de officier
van justitie in dit verband het volgende mede:
"In Canada wordt, anders dan in Nederland, geen vonnis opgemaakt. Er
wordt alleen een formulier, als door de Canadese autoriteiten is
overgelegd, opgemaakt."
10. Kennelijk wordt in Canada in het geval dat een zogenaamde "Warrant
of Committal" is opgemaakt, niet ook nog een vonnis opgemaakt en heeft
de "Warrant of Committal" te gelden als het definitieve vonnis. Het
formulier is in zoverre wellicht te vergelijken met ons extractvonnis
of een 'stempelvonnis' ex art. 378a Sv, waarop ook slechts summier
staat vermeld dat de verdachte is veroordeeld, terzake waarvan en
welke straf is opgelegd. De omstandigheid dat blijkens datzelfde
formulier verzoekster een 'guilty plea' heeft afgegeven, zodat de
rechter zich kon beperken tot de straftoemeting, zal wel debet zijn
aan deze wijze van documenteren.
11. Dat de warrant of committal als definitief vonnis kan gelden vindt
naar mijn smaak ook bevestiging in het na het VOPG gesloten Verdrag
tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Canada inzake uitlevering
(Trb. 1989, 169), in art. 7. Op grond van dit artikel dient een
verzoek om executie-uitlevering te worden ondersteund door "het
origineel of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het vonnis
of een ander stuk waaruit de veroordeling en de opgelegde straf
blijken". In dit bilaterale verdrag is klaarblijkelijk rekening
gehouden met de omstandigheid dat strafrechtelijke veroordelingen niet
slechts door vonnissen kunnen worden bewezen. Dat een dergelijke
toevoeging in het VOGP ontbreekt, is verklaarbaar uit het
multilaterale karakter van dit verdrag; er kan niet met de voor iedere
verdragsstaat specifieke vormen van schriftelijke uitwerking van
veroordelingen rekening worden gehouden.
12. Het vorenoverwogene in aanmerking genomen, zie ik niet in waarom
een kennelijk in Canada als "judgement" beschouwd formulier door de
Nederlandse rechter niet als zodanig zou dienen te worden opgevat. Uit
de "Warrant of Committal on Conviction" d.d. 31 januari 2001 volgt dat
verzoekster schuldig is verklaard, dat zij is veroordeeld door een
rechter en dat haar een gevangenisstraf van 28 maanden is opgelegd.
Hoewel uit het formulier niet volgt terzake van welke feiten
verzoekster is veroordeeld, kan dit uit de bijgevoegde omschrijving
van de feiten worden afgeleid: invoer van xtc op 5 januari 2001. Aldus
- en ook overigens - voldoen de door de Canadese overgelegde stukken
aan de eisen zoals gesteld in art. 6 VOGP.
13. Het oordeel van de rechtbank dat het overgelegde document geen
vonnis is als bedoeld in de zin van art. 6, tweede lid, aanhef en
onder a VOGP getuigt derhalve van een onjuiste rechtsopvatting.
Daarbij merk ik nog op dat verzoekster zelf om overdracht van de
strafvervolging naar Nederland heeft verzocht. Enige aanwijzing dat
verzoekster door een onbevoegd tribaal tribunaal is berecht heb ik
niet kunnen vinden.
14. Het middel is dus gegrond.
15. Het komt mij voor dat de Hoge Raad bezwaarlijk de zaak zelf kan
afdoen. Ik stel voor de zaak voor een nieuwe behandeling terug te
wijzen naar de rechtbank Maastricht (art. 32, achtste lid, WOTS). Deze
heeft zich immers nog niet uitgesproken over de hoogte van de op te
leggen straf.
16. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de uitspraak van de
rechtbank te Maastricht en terugwijzing van de zaak naar deze
rechtbank ten einde de zaak opnieuw in behandeling te nemen en af te
doen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 Ook in het Franstalige Canada wordt kennelijk gebruik gemaakt van
een computerprogramma dat geen accenten kan combineren met letters,
hoewel ook voor kapitalen met accenten internationale ASCII-codes
bestaan.