Invloed oogsttijdstip, stikstofbemesting en ras op kwaliteit Quinoa-GPS
PraktijkRapport 20
Auteurs: H.A. van Schooten, R.L.G. Zom
Veehouderij bedrijven hebben steeds meer interesse voor gewassen die
de input van met name kunstmeststikstof beperken. In de gangbare
veehouderij wordt dit veroorzaakt door diverse milieumaatregelen. In
de biologische veehouderij is het gebruik van kunstmeststikstof niet
toegestaan. Er is dus behoefte aan gewassen die zelf stikstof
vastleggen of zeer efficiënt met stikstof omgaan. Uit Deens onderzoek
bleek het gewas quinoa een kansrijk gewas te zijn. In dit onderzoek
werd het gewas voor de zaadvorming geoogst omdat de zaden
bitterstoffen bevatten. Plant Research International (PRI) slaagde er
in om door veredeling het gehalte tot vrijwel nul te reduceren. Deze
zoete quinoa rassen kunnen in een later stadium worden geoogst
waardoor ook de zaden kunnen bijdragen aan de voederwaarde en de
droge-stofopbrengst. In 2000 is op praktijkcentrum Aver Heino quinoa
geteeld en als gehele planten silage (GPS) geoogst. Vervolgens is het
gevoerd in een voederproef met melkkoeien. De eenvoudige teelt,
groeisnelheid, conservering en opname werden als positief ervaren. De
voederwaarde viel echter tegen. Om te onderzoeken in hoeverre de
kwaliteit kan worden beïnvloed door managementfactoren als
oogsttijdstip, bemesting en rassenkeuze is in 2001 het onderzoek met
quinoa voortgezet. In het onderzoek werden twee rassen (Ras1 en Atlas)
vergeleken bij drie stikstof (N) bemestingsniveaus (40 m³
runderdrijfmest (RDM) per ha, 40 m³ RDM + 50 kg N per ha en 40 m³ RDM
+ 100 kg N per ha). De behandelingen werden op vier oogsttijdstippen
geoogst (na 70, 84, 98 en 112 groeidagen).
Het oogsttijdstip was van invloed op de opbrengst, het gehalte aan
droge stof (ds) en ruw eiwit (re) en de voederwaarde. De maximale
opbrengst werd gehaald tussen de 98 en 112 groeidagen. Het minimaal
gewenste ds-gehalte van 26 % werd behaald tussen 105 en 112
groeidagen. Het gemiddelde re-gehalte daalde van 70 tot 98 groeidagen
van 190 tot circa 155 g/kg ds. Het stikstof bemestingsniveau had
alleen effect op ds- gehalte, re-gehalte en N-opbrengst. Het
ds-gehalte van de behandeling zonder aanvullende kunstmest- N was
significant hoger (0,8 %) dan van de beide behandelingen met
aanvullend 50 en 100 kg/ha kunstmest-N. Praktisch gezien is dit echter
een klein verschil. Het re-gehalte was tot 98 groeidagen hoger
naarmate er meer kunstmest-N was gegeven. Daarna was er nauwelijks
verschil in het regehalte tussen de bemestingsniveaus. Het effect van
het bemestingsniveau op de N-opbrengst was vergelijkbaar met het
re-gehalte. Dit had tot gevolg dat de recovery van de extra gegeven
kunstmest-N na 112 groeidagen nagenoeg nihil was.
Het ras was van invloed op ds-opbrengst, ds-gehalte, re-gehalte,
N-opbrengst, voederwaarde en legering. Gemiddeld was de opbrengst van
het ras Atlas circa 1500 kg ds/ha hoger dan van Ras1. Het ds-gehalte
van het ras Atlas was vanaf 84 groeidagen circa 1,5 % hoger dan van
Ras1. Het re-gehalte van het ras Ras1 was gemiddeld 18 gr/kg ds hoger
dan van het ras Atlas. Het verschil in N-opbrengst tussen de beide
rassen varieerde per oogstijdstip, maar was gemiddeld 22 kg/ha in het
voordeel van het ras Atlas. De in vitro verteringscoëfficiënt van de
organische stof (vc-os) van Ras1 was gemiddeld 3 % hoger dan van het
ras Atlas. Het ras Atlas had vanaf 98 groeidagen duidelijk last van
legering. Na 112 groeidagen was zelfs bijna 60 % van de planten
gelegerd.
De gemiddelde vc-os en re-gehalten van de quinoa in dit onderzoek
waren duidelijk hoger dan het gemiddelde van het onderzoek in 2000. De
vc-os was bij de eindoogst gemiddeld 67 %. Dit is nog steeds lager dan
van gras en maïs. Het re-gehalte lag met 155 g/kg ds tussen die van
gras en maïs in. De hoge re-gehaltes die in Denemarken zijn gehaald,
zijn ook in Nederland te halen. Echter het oogstijdstip moet dan
duidelijk vervroegd worden. Dit heeft weer nadelige gevolgen voor het
ds-gehalte, de opbrengst en de verteerbaarheid van de organische stof.
Op basis van het ds-gehalte was het beste oogsttijdstip na 105
groeidagen. Het optimale oogsttijdstip inclusief opbrengst en
voederwaarde was van beide rassen, gezien het verloop tussen de
oogstijdstippen, niet goed vast te stellen. Meerjarig onderzoek is
daarvoor nodig. Daarbij dient ook het aspect legering aandacht te
krijgen.
Wilt u het hele praktijkrapport lezen? Dat kan. Bestel
praktijkrapport 20 hier voor de prijs van 17.50 of lees
het praktijkrapport in PraktijkNet.
Rundvee praktijkrapport 20: Invloed oogsttijdstip, stikstofbemesting
en ras op kwaliteit Quinoa-GPS - 2002 - 16 pagina's
Oudste praktijkrapport Vorige praktijkrapport Overzicht alle
praktijkrapporten
Zie ook:
Alternatieve voedergewassen: perspectief in specifieke situaties
Quinoa-geheleplantensilage in het rantsoen van melkkoeien
Quinoa-GPS in het rantsoen voor melkkoeien
Lagekostenbedrijf: bijsturen aan het voerhek
Vervanging krachtvoer door grasbrok of voederbieten
---
© Praktijkonderzoek Veehouderij - Wageningen UR. Laatst bijgewerkt:
20-01-2003 16:31.