Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA Den Haag Telefax (070) 333 40 04

Uw brief Ons kenmerk d.d. 24 december 2002 SZW/AV/2002/102134 kenmerk 2020305020
Onderwerp Datum
Kamervragen van het 20 januari 2003 lid Bussemaker (PvdA)
Mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Khee Liang Phoa zend ik u hierbij de antwoorden op de vragen van het lid Bussemaker (PvdA) over rassendiscriminatie op de Europese Arbeidsmarkt naar aanleiding van de publicatie van het jaarverslag 2001 van het Europese Monitoring Centrum inzake Racisme en Xenofobie (EUMC).
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, (mr. A.J. de Geus)



Antwoorden (SZW/AV/2002/102134) op Kamervragen Tweede Kamer 2020305020, d.d. 24 december 2002, lid Bussemaker (PvdA)
Vraag 1
Kent U het rapport van het Europese Monitoring Centrum voor Racisme en Xenofobie (EMRCX), waaruit blijkt dat er sprake is van rassendiscriminatie op de Europese arbeidsmarkt? Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de conclusies dat etnische minderheden en migranten een aanmerkelijk hogere kans hebben op werkloosheid, minder zekerheid op een baan, een laag inkomen en dat zij kampen met slechte arbeidsomstandigheden en een geringere kans op promotie hebben? Antwoord 2
De conclusies van het EUMC (European Monitoring Centre on racism and xenophobia) ten aanzien van de arbeidsmarktpositie van etnische minderheden in de Europese Unie zijn niet nieuw, worden als zodanig erkend en hebben geleid tot verschillende maatregelen op Europees en nationaal niveau. Het Nederlandse beleid wordt in het rapport meerdere malen aangehaald als het gaat om de positie van bepaalde groepen en maatregelen die gericht zijn op een aanpak van de problematiek en het in beeld brengen van discriminatieklachten. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Vraag 3
Welke conclusies trekt EMRCX voor Nederland? Welke conclusies trekt u zelf op basis van dit rapport? Antwoord 3
Conclusies EUMC
Het EUMC stelt vast dat de arbeidsparticipatie van etnische minderheden in de periode 1995 tot en met 2000 sterker is gestegen dan van de autochtone bevolking. Daarbij wordt ook gewezen op de lagere arbeidsparticipatie van vrouwen uit etnische minderheden, met name van Turkse en Marokkaanse vrouwen. Ook wijst het op de uiteenlopende verschillen tussen nadere categorieën zoals allochtone werknemers die op basis van een vast of tijdelijk contract werken, of die behoren tot de eerste of tweede generatie migrantenbevolking, alsmede verschillen op basis van sekse. Als factoren die bijdragen tot de achterstandpositie ziet het EUMC het doorgaans lagere onderwijsniveau, gebrek aan taalvaardigheden, de strategieën die etnische minderheden benutten om een baan te vinden en de zoekkanalen van werkgevers, en ook de vooroordelen die bij werkgevers bestaan over het opleidingskwalificaties en taalvaardigheden van etnische minderheden bij werving en selectie van personeel. Als goede voorbeelden noemt het EUMC de wet SAMEN, de convenanten met de grote ondernemingen en met het midden- en kleinbedrijf, de instelling van het Bureau Ruim Baan voor Minderheden, de projecten "Ondernemers doen meer" en "Krachtig Ondernemen met Minderheden". Op het terrein van discriminatiebestrijding vermeldt het EUMC op grond van de jaarverslagen van de Landelijke Vereniging van Anti-discriminatiebureaus en ­meldpunten een daling van het aantal discriminatieklachten op het terrein van de arbeid van 20% in 2000 naar 16% in 2001. Ook merkt het EUMC op dat er onvoldoende gebruik lijkt te worden gemaakt van de klachtbehandelingsprocedure via de Commissie Gelijke Behandeling.
Kanttekening
Bij de vermelding in het EUMC-verslag over het afgenomen aantal geregistreerde klachten in het jaar 2001 moet erop worden gewezen, dat dit nog geen informatie geeft over de werkelijke omvang van discriminatie op grond van ras of etnische herkomst. Een daling of stijging in het aantal discriminatieklachten kan met verschillende factoren samenhangen. Zo kunnen bijvoorbeeld de bereidheid om een klacht in te dienen en de daarmee samenhangende risico's een rol spelen, of de mate waarin bedrijven zelf voorzieningen hebben getroffen voor een adequate klachtenregeling en -afhandeling. Ook kunnen andere kanalen dan de anti- discriminatie bureaus zijn benut om een klacht in te dienen. Dat neemt niet weg dat op basis van dit soort rapportages inzicht kan worden verkregen op welke terreinen de klachten zich voordoen en als zodanig goede indicaties voor het beleid opleveren.




---

Standpunt
De conclusies van het EUMC worden met bovenstaande kanttekening door mij onderschreven en geven vooralsnog geen aanleiding tot een koerswijziging van het huidige Nederlandse arbeidsmarktbeleid voor etnische minderheden. De meerwaarde van de EUMC-rapportage moet dan ook eerder worden gezocht in de informatieve sfeer, namelijk als informatie voor het beleid op Europees niveau en voor het beleid op nationaal niveau als een overzicht van het beleid en maatregelen in de verschillende lidstaten, dat mogelijke aanknopingspunten kan bieden voor het nationale beleid ten behoeve van etnische minderheden. In dat verband lopen momenteel nog de activiteiten, die worden uitgevoerd in het kader van het Arbeidsmarktbeleid voor etnische minderheden, plan van aanpak 2000-2003. Voor wat betreft de Wet SAMEN wordt het evaluatieonderzoek voorbereid.
Specifiek op het terrein van gelijke behandeling bij de arbeid zijn nieuwe activiteiten gestart die tot doel hebben een grotere bekendheid te geven aan en het bevorderen van het toepassen van gelijkebehandelingswetgeving. Daarbij wordt ook aandacht geschonken aan de rol van de Commissie Gelijke Behandeling en andere instellingen die op het terrein van gelijke behandeling actief zijn. In dit verband kan worden genoemd een project dat gericht is op ondernemingsraden en het midden- en kleinbedrijf en dat tot doel heeft de bekendheid met gelijkebehandelingswetgeving, mede op grond van artikel 13 van het EU - verdrag onder werkgevers en werknemers te vergroten. Ook is er een kleinschalig project gestart waarbij zelforganisaties van etnische minderheden maatregelen en activiteiten ontplooien gericht op het vergroten van de kennis van hun achterban over gelijkebehandelingswetgeving en de werking daarvan in de praktijk van de arbeid.
Voorts is een Nationaal Actieprogramma tegen Racisme (NAP-NL) aangekondigd naar aanleiding van de afspraken die zijn gemaakt tijdens de VN-rassenconferentie te Durban in 2001. Het Ministerie van Justitie (Directie Coördinatie Integratie Minderheden) heeft hiervan de coördinatie. De bedoeling is dat het actieprogramma tegen de zomer van dit jaar naar uw kamer zal worden gezonden. Mijn departement zal hieraan ook een bijdrage leveren. Hierbij zullen eveneens de conclusies die zijn getrokken door het EUMC worden meegenomen.
Vraag 4
Hoe verhouden de conclusies van dit rapport zich tot eerdere conclusies dat de situatie van allochtonen op de Nederlandse arbeidsmarkt niet florissant is, zoals blijkt uit OESO-onderzoek en onderzoek van de Bertelmannstichting?
Antwoord 4
Dit rapport geeft in het algemeen aan dat de werkloosheidscijfers voor migranten en minderheden in de EU- landen veel hoger zijn dan voor de gemiddelde bevolking. De situatie op de Nederlandse arbeidsmarkt wordt beschrijvend weergegeven zonder daaraan specifiek (op Nederland gericht) conclusies te trekken. In het onderzoek van de Duitse Bertelmann-stichting wordt de conclusie getrokken dat Nederland slecht scoort op arbeidsparticipatie van etnische minderheden in vergelijking met autochtonen. Zowel uit het OESO-rapport als ook uit het Duitse onderzoek blijkt echter dat de werkgelegenheidssituatie in Nederland vergeleken met andere landen niet alleen voor autochtonen maar ook voor etnische minderheden gunstig is. Uit het Duitse onderzoek blijkt dat het werkloosheidspercentage onder de niet-EU-burgers in de EU-landen gemiddeld 19,4% is en in Nederland 18,5% (Eurostat, 1999). De arbeidsmarktpositie van leden van etnische minderheden is in de afgelopen jaren aanmerkelijk vooruitgegaan. Ook door het EUMC-rapport wordt dit bevestigd. Het verschil in werkloosheid tussen autochtone Nederlanders en etnische minderheden is in vier jaar tijd gehalveerd. In de afgelopen jaren is er specifiek beleid geformuleerd om de werkloosheid onder etnische minderheden omlaag te brengen. Mede door dit beleid is de arbeidsmarktpositie van etnische minderheden de laatste jaren sterk verbeterd: in 1994 bedroeg de werkloosheid 26%, in 2000 10% en in 2001 9% (CBS, Enquête Beroepsbevolking).
Vraag 5
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de implementatie van de in 2000 aangenomen Europese richtlijn om discriminatie op basis van ras te voorkomen en te bestrijden? Antwoord 5




---

Het wetsvoorstel houdende een wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling en enkele andere wetten ter uitvoering van richtlijn nr. 2000/43/EG en richtlijn nr. 2000/78/EG (EG-implementatiewet Awgb), zal naar verwachting eind januari/begin februari 2003 bij uw kamer worden ingediend.