Gezondheidsonderzoek
Verlenging instelling Raad voor Gezondheidsonderzoek
De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
DBO-CB-U-2347349
20 januari 2003
U heeft mij verzocht om een uitgebreidere motivering van mijn
voornemen de instelling van de Raad voor Gezondheidsonderzoek (RGO) te
verlengen. Die vindt U hieronder.
De RGO heeft in zijn bestaan tot nu toe een aantal richtinggevende
adviezen op het gebied van gezondheidsonderzoek gegeven. Om enkele
recente adviezen te noemen: onderzoek geestelijke gezondheidszorg en
geestelijke volksgezondheid; nieuwe toepassingen van genetische kennis
in de gezondheidszorg; en onderzoek verpleging & verzorging. Zeer
binnenkort zal de RGO relevante adviezen uitbrengen over de
kennisinfrastructuur public health; arbeid en gezondheid; en onderzoek
infectieziekten.
De taak van de RGO tot nu toe laat zich in hoge mate karakteriseren
door het articuleren van de onderzoeksbehoefte en -mogelijkheden voor
maatschappelijk belangrijke terreinen van gezondheidszorg die geen tot
onvoldoende aandacht krijgen in de bestaande kennisinfrastructuur.
Veel ZON-programmas vinden hun oorsprong in een RGO-advies.
De vraag is uiteraard wel of er op enig moment sprake is van voldoende
onderbelichte onderwerpen van maatschappelijk belang die een
dergelijke adviesfunctie rechtvaardigen. Die vraag heb ik mij ook
gesteld op het moment dat verlenging van de instelling van de RGO aan
de orde was.
Er zijn anno 2003 twee soorten vragen, waarvoor ik een deskundigenraad
zoals de RGO zinvol vind:
a. In deze tijd is sprake van grote informatie-overload en duurt het
gemiddeld nog steeds een kleine 20 jaar voor een ergens op de
wereld ontwikkelde verbetering in de gezondheidszorg gemeengoed is
geworden. Het is daarom zaak op nationaal niveau (en ten dele
Europees niveau) over goede instituties en
kennisoverdrachtsmechnismen te beschikken die er toe bijdragen dat
goede bruikbare kennis zo snel mogelijk op de goede plaatsen
terecht komt. Dat vraagt om een andere ordening en inrichting van
de kennisinfrastructuur. De als paddestoelen uit de grond
schietende kenniscentra illustreren dit. Gezaghebbende advisering
over de gewenste ontwikkeling van de kennisinfrastructuur, en
beoordeling van ontwikkelingen die plaats vinden bijvoorbeeld
binnen de universiteiten en het HBO, acht ik dan ook van groot
belang om mij in staat te stellen mede richting te kunnen geven
aan de gewenste ontwikkeling.
b. Op een aantal fronten binnen het gezondheidsonderzoek en de
gezondheidszorg is er sprake van belangrijke ontwikkelingen. Ik
denk aan de wetenschappelijke revoluties op het gebied van kennis
over het menselijk genoom, maar ook aan het ontwikkelen van kennis
over ziektepreventie en gezondheidsbevordering en de voortdurende
noodzaak naar onderzoek naar de effectiviteit van bestaande en
nieuwe zorg- interventies. De RGO heeft op deze drie gebieden haar
organisatie inmiddels aangepast om slagvaardig te kunnen adviseren
over beleidsrelevante nieuwe ontwikkelingen.
Het is dan ook mijn voornemen het RGO-werkprogramma voor de komende jaren, waarover ik met de RGO in gesprek ben, te doen verschuiven naar vragen van de soort zoals hierboven zijn vermeld.
Kortom, ik heb mij indringend beraden op de wenselijkheid de
instelling van de RGO te continueren. Mijn conclusie is dat VWS
behoefte heeft aan adviezen op het gebied van de kennisinfrastructuur,
die door een raad als de RGO kunnen worden geleverd. De ministers van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, en van Economische Zaken hebben
vergelijkbare conclusies getrokken.
Ik hoop met deze motivering aan uw verzoek te hebben voldaan en te
kunnen overgaan Hare Majesteit het ontwerp van een besluit inzake de
verlenging van de instelling van de RGO met 6 jaar aan te bieden.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp