Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
Viss. 2003/294
datum
20-01-2003

onderwerp
Verslag Visserijgedeelte van de Landbouw-Visserijraad van 16 t/m 20 december 2002
TRC 2003/325

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten van het visserijgedeelte van de Landbouw- en Visserijraad die van 16 tot en met 20 december 2002 werd gehouden.

De Raad heeft na een marathonzitting van vijf dagen overeenstemming bereikt over een compromispakket. Dit pakket omvat de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, de TAC/quota voor 2003 en de kabeljauwherstelmaatregelen. Duitsland en Zweden hebben tegen het pakket gestemd. Dit omdat zij de kabeljauwherstelmaatregelen ontoereikend achten. Nederland heeft ingestemd met het compromispakket. Met het compromisvoorstel wordt door de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid een belangrijke stap gezet naar een duurzamer visserijbeleid. Bij de vaststelling van de TAC/Quota voor 2003 zijn de Nederlandse wensen in aanzienlijke mate gehonoreerd. Ten aanzien van het kabeljauwherstelplan heeft Nederland gepleit voor stevige en proportionele maatregelen. Hoewel de maatregelen voor kabeljauwherstel slechts gedeeltelijk tegemoet komen aan het biologisch advies, heb ik in het kader van het compromispakket kunnen instemmen met dit onderdeel. Ik heb ingestemd, omdat enerzijds de vangstmogelijkheden aanzienlijk worden beperkt en dat anderzijds de Raad nu voor het eerst een regime van inspanningsreductie door sturing op zeedagen heeft aanvaard. Het maatregelenpakket voor kabeljauw werkt proportioneel uit voor de Nederlandse vloot. Daarmee is tegemoet gekomen aan de verzoeken van de Tweede Kamer.

In het onderstaande ga ik meer in detail in op de verschillende agendapunten.

datum
20-01-2003

kenmerk
Viss. 2003/294

bijlage

Herziening Gemeenschappelijk Visserijbeleid
Ter voorbereiding van de Nederlandse standpuntbepaling is de afgelopen jaren in verschillende fasen overleg gevoerd met alle relevante maatschappelijke organisaties. Ook met de Tweede Kamer heeft een aantal malen overleg plaatsgevonden. De Nederlandse analyse over het functioneren van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) en de toekomstvisie op dit beleid is in 1999 in de nota 'Gemeenschappelijk Visserijbeleid na 2002' uiteengezet en besproken met de Kamer.

Tevens is in 2001 naar aanleiding van het Groenboek van de Europese Commissie over de toekomst van het visserijbeleid een Memorandum opgesteld met daarin een reactie op het Groenboek en de Nederlandse opvattingen en uitgangspunten over de hervorming van het visserijbeleid. Ook zijn de Europese Commissie en andere lidstaten in een vroegtijdig stadium geïnformeerd over de Nederlandse standpunten. Over de Nederlandse inzet bestond binnen Nederland een brede mate van overeenstemming.

Om te komen tot een duurzame exploitatie van aquatische ecosystemen heeft Nederland bepleit de voorzorgbenadering in het nieuwe Gemeenschappelijk Visserijbeleid een plaats te geven en bij het beheer van de visbestanden meer op het ecosysteem te letten. Dit betekent de introductie van meerjarig visstandbeheer, toepassing van de meersoortenbenadering en - als ondersteuning van het TAC/quotumbeleid - inzet van het instrument van visserij-inspanningsbeperking. Ook was de Nederlandse inzet gericht op een meer op de economische realiteiten afgestemd vlootbeleid en op een reductie van de financiële steunverlening. Tevens is door Nederland in het nieuwe GVB een grotere aandacht gevraagd voor controle, inspectie en handhaving en vooral ook gestreefd naar een gelijkwaardig controleniveau tussen lidstaten. Voor de versterking van het draagvlak voor het visserijbeleid is het vergroten van de betrokkenheid - door middel van Regionale Advies Raden - van alle belanghebbenden bij het visserijbeleid bepleit.

Het geheel overziende kan ik constateren dat de al in 1999 ingezette en breed gedragen Nederlandse strategie ertoe heeft geleid dat in dit eerste en belangrijkste deel van de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid in belangrijke mate rekening gehouden is met de Nederlandse opvattingen.

De nu vastgestelde basisverordening heeft in haar doelstellingen de voorzorgaanpak en de ecosysteembenadering expliciet opgenomen. De herstelplannen voor bestanden, die zich buiten veilige biologische grenzen bevinden, en de beheersplannen voor bestanden, die zich binnen biologische grenzen bevinden, omspannen meerdere jaren. Ook houden deze plannen rekening met het meersoortenkarakter van de visserij en kunnen zij leiden tot beperking van de visserij-inspanning. Voor de vlootcapaciteit worden referentiewaarden per lidstaat vastgelegd op het niveau van de toegestane vlootcapaciteit eind 2002. Onttrekking van capaciteit met publieke steun zal leiden tot verlaging van de referentieniveaus. Er is geen sprake meer van jaarlijks verplichte reductiepercentages voor de vloot. De bestandsituatie en de daaruit voortvloeiende beperkende maatregelen zullen bepalen of er voor de visser economisch perspectief is om zijn beroepsactiviteit uit te blijven oefenen, dan wel een beroep te doen op de voorhanden zijnde saneringsmogelijkheden. Het onderdeel controle en handhaving heeft een prominente plaats gekregen in de nieuwe basisverordening. De Europese Commissie heeft meer mogelijkheden gekregen om door middel van inspecties toe te zien op de controlesystemen in de lidstaten. De inspectie- en handhavingsinspanningen van de lidstaten zullen gelijkwaardiger worden. De samenwerking tussen de inspectiediensten van de lidstaten wordt versterkt en de mogelijkheden om elkaars wateren te inspecteren vergroot. Tevens is de basis gelegd voor verdere harmonisatie van sancties bij overtredingen.

Tenslotte is afgesproken dat er Regionale Advies Raden worden opgericht. Deze Raden zullen worden samengesteld uit visserijorganisaties en andere vertegenwoordigers van belanghebbenden, zoals milieu- en consumentenorganisaties en wetenschappelijke deskundigen.
Deze Raden zullen de Europese Commissie adviseren over het visserijbeheer. Ik plaats bij dit onderdeel van de hervorming de kanttekening dat de uitwerking van de noodzakelijke grotere betrokkenheid op regionale basis, mager is. Ondanks mijn pleidooi aan deze Regionale Raden een minder vrijblijvend karakter te geven, was de adviserende rol voor deze Raden het maximaal haalbare.

De uiteindelijke overeenstemming over het hervormingspakket was pas mogelijk toen een compromis over het toestaan van nieuwbouwsteun werd bereikt. In tegenstelling tot het oorspronkelijk Commissievoorstel deze steun direct af te schaffen, is een afbouw over een periode van twee jaar tijd overeengekomen. Tot en met 31 december 2004 mag steun worden gegeven voor nieuwbouw van vaartuigen tot 100 GT op voorwaarde dat tegelijkertijd evenveel capaciteit aan de vloot wordt onttrokken als er nieuw wordt gebouwd. Eveneens is nieuwbouwsteun mogelijk voor vaartuigen tussen 100 GT en 400 GT op voorwaarde dat tegelijkertijd een onttrekking aan de vlootcapaciteit plaatsvindt van 1,35 maal de omvang van de nieuwe capaciteit. Tevens zullen lidstaten die tussen 1 januari 2002 en 31 december 2004 overheidssteunverplichtingen voor vlootvernieuwing aangaan, de totale capaciteit van hun vloot over deze periode met 3 procent moeten verminderen.

In het uiteindelijke compromis is rekening gehouden met de nog resterende Nederlandse wensen, zoals verwoord in mijn brief aan de Kamer van 29 november jl. (brief viss02/7171). In de voorstellen is een tweetal belemmeringen, die een effectieve sanering in de weg zouden staan, op Nederlands verzoek weggenomen. Zo kunnen nu alle vaartuigen gebruik maken van de saneringsnoodmaatregel; dit ongeacht de vraag of aan het niveau van toegestane vlootcapaciteit, zoals vastgelegd in het Meerjarig Oriëntatie Programma, is voldaan. Eveneens blijft het - in tegenstelling tot het voorgestelde verbod - nog gedurende twee jaar mogelijk dat vissers hun gesaneerde vaartuigen mogen verkopen aan derde landen. Wel zijn er een aantal voorwaarden verbonden aan deze verkoop; zo komen alleen derde landen in aanmerking die een visserijovereenkomst met de Gemeenschap hebben en waar er passende garanties bestaan met betrekking tot instandhouding en beheer van visbestanden.
Geheel in lijn met de Nederlandse opvattingen wordt het systeem van relatieve stabiliteit (de vaste verdeelsleutel van toegestane vangstmogelijkheden over de lidstaten) op basis van de bestaande intergouvernementele afspraken ongewijzigd voortgezet. Het twaalfmijlszoneregime wordt niet, zoals werd voorgesteld, automatisch beëindigd met ingang van 31 december 2012, maar zal conform het Nederlands verzoek vóór 2012 worden geëvalueerd. Binnen de twaalfmijlszone is er sprake van beperkte toegang en hebben de lidstaten verdergaande bevoegdheden tot het nemen van instandhoudingmaatregelen.
Een meerderheid van de lidstaten, waaronder Nederland, was tegen het verlenen van meer bevoegdheden aan de Europese Commissie onder meer bij het vaststellen van toegestane vangsthoeveelheden. De bestaande besluitvormingsprocedures in Raadskader worden ongewijzigd voortgezet. Ten aanzien van het onderdeel controle en handhaving is op Nederlands verzoek de mogelijkheid gecreëerd om communautaire referentiewaarden voor controle en handhaving te ontwikkelen. Deze benchmarks zullen tot een meer gelijkwaardig controleniveau tussen de lidstaten moeten leiden.
Het non-discriminatiebeginsel en het principe van gelijke toegang tot de communautaire wateren, zoals neergelegd in het Europees Verdrag, maakten het niet mogelijk speciale voorwaarden te verbinden aan de Spaans/Portugese toegang met ingang van 1 januari 2003 tot de Noordzee. Wel is overeengekomen dat, indien de visserij op niet-gereguleerde soorten resulteert in een verhoogde visserij-inspanning op de aan TACs en quota onderworpen soorten, de Europese Commissie zal voorzien in passende maatregelen.

Voorstel inzake vaststelling toegestane vangsthoeveelheden (TACs) en quota voor het jaar 2003.
De toegestane vangsthoeveelheden voor het jaar 2003 zijn voor nagenoeg alle visbestanden verlaagd. Dit met uitzondering van de TAC voor Noordzeeharing die verhoogd is van 265.000 ton tot 400.000 ton. Voor kabeljauw in de Noordzee is in plaats van een moratorium besloten de TAC te verlagen van 49.300 ton tot 27.300 ton gecombineerd met inspanningsbeperkende maatregelen (zie ook onder het volgende agendapunt). Bij de discussie over de vaststelling van de kabeljauw TAC heb ik, evenals de Europese Commissie, een moratorium voor kabeljauw niet uitgesloten. Onder druk van het Verenigd Koninkrijk en Denemarken heeft de Commissie een halvering van de kabeljauw TAC met een tijdelijk herstelplan voorgesteld. Voor Noordzeetong en schol zijn de TACs enigszins verlaagd van 16.000 ton tot 15.850 ton voor tong en van 77.000 ton naar 73.250 ton voor schol. Met name de schol TAC is aanmerkelijk hoger dan het oorspronkelijke Commissievoorstel van 60.000 ton. In de onderhandelingen is het Nederlands standpunt dat een stabiele TAC voor het betrokken schol- en tongbestand biologisch verantwoord is, grotendeels overgenomen. Het vastgestelde TAC-niveau voor schol ligt weliswaar wat lager dan in 2002, maar is vanwege het effect op het kabeljauwbestand en het internationale perspectief een maximaal resultaat.

Voorstel met betrekking tot herstel van kabeljauw- en heekbestanden De Raad heeft in afwachting van definitieve herstelmaatregelen besloten om de kabeljauw-TAC te combineren met een tijdelijke herstelmaatregel gericht op het beperken van de visserij-inspanning in het Skagerrak, de Noordzee en de wateren ten westen van Schotland. Deze maatregelen concentreren zich op een beperking van het aantal zeedagen in genoemde gebieden voor verschillende soorten visserijen. De maximaal te benutten hoeveelheid zeedagen is afhankelijk van het soort tuigage dat voor de visserij in die gebieden wordt gebruikt. De rondvisvisserij wordt daarbij het meest beperkt, de platvisvisserij wordt beperkt tot gemiddeld 15 dagen per maand in die gebieden. De tijdelijke maatregelen zullen tussen 1 februari en 31 december 2003 van toepassing zijn.
De Raad en Commissie hebben voorts in een verklaring aangegeven snel tot een definitief herstelplan te besluiten, dat met ingang van 2004 van kracht moet zijn. Voor de discussie over dit definitieve herstelplan zullen de eerdere Commissievoorstellen als uitgangspunt dienen. In overleg met het bedrijfsleven wordt thans vorm gegeven aan de implementatie van het tijdelijke herstelplan per 1 februari 2003.

Bij de discussie over de herstelmaatregelen voor het kabeljauwbestand was mijn inzet gericht op een proportionele aanpak. De oorspronkelijke Commissievoorstellen hadden op de Nederlandse vloot een disproportionele uitwerking. Het tijdelijk herstelplan was naar mijn oordeel acceptabel en bij deze besluitvorming het best haalbare resultaat. Toch is dit tijdelijke plan onvoldoende om te komen tot herstel van het kabeljauwbestand. Het is nu van belang met voortvarendheid te werken aan een definitief herstelplan.

Mededeling van Commissie aan Raad en Europees Parlement inzake het visserijbeleid voor de Middellandse Zee.
De Raad heeft over de betrokken Mededeling een aantal conclusies getrokken. Daarin wordt steun gegeven aan de inhoud van de Mededeling. De Raad acht vooral een nauwe samenwerking met de andere Middellandse Zee landen van belang en steunt het initiatief om in december dit jaar met betrokken landen een Internationale Conferentie te beleggen over het visserijbeleid in de Middellandse Zee.

Voorstel voor een verordening inzake het beheer van de visserij-inspanning in bepaalde vangstgebieden en visbestanden van de gemeenschap en tot wijziging van Verordening 2847/93. Commissaris Fischler heeft het voorstel gepresenteerd. Het voorstel strekt tot wijziging van de visserij-inspanningsregeling voor de westelijke wateren in verband met het aflopen van een aantal toegangsbepalingen van de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal. De Raad heeft kennisgenomen van de presentatie.

De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

ir. B.J. Odink


---