Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
24 december 2002 SV/F&W/2002/102138
nr. 2020305030
Onderwerp Datum
Kamervragen van het lid Jorritsma-Lebbink 15 januari 2003
./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Jorritsma-Lebbink
(VVD) over cyclische werkloosheid.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Vraag 1
Herinnert u zich uw antwoorden op de vragen van het lid Verburg?
Antwoord op vraag 1
Ja.
Vraag 2
Is op grond van het antwoord op vraag 4, een bedrijf dat metaalconservering doet, die alleen in de
buitenlucht plaats kan vinden en waarvoor het werken in de wintermaanden dus onmogelijk is, aan
te merken als een seizoenbedrijf? Hoe definieert u "bepaalde onderdelen of units"? Betekent dat
dan ook dat het kantoorpersoneel niet mag doorwerken? Of betekent dit dat een bedrijf dat
meerdere segmenten kent er niet onder valt?
Vraag 3
Op welke wijze moet zo'n bedrijf haar werkzaamheden inrichten, om wel te kunnen worden
aangemerkt als een bedrijf waar seizoenmatige arbeid wordt verricht?
Antwoord op vraag 2 en vraag 3
Een bedrijf dat metaalconservering doet, is niet aan te merken als een seizoenbedrijf. Niet alleen is
de aard van het werk niet uitsluitend op klimatologische gronden seizoensgebonden, ook is er geen
rechtstreeks verband tussen de volledige sluiting of afbraak van het bedrijf en de klimatologische
omstandigheden.
Metaalconserveerders (constructieschilders en scheepsschilders) schilderen metalen objecten.
Constructies kunnen in de winter ingepakt en verwarmd worden, zodat de invloed van het klimaat
teniet wordt gedaan of in ieder geval geminimaliseerd. Alleen het inpakken en verwarmen van
grote, niet-demontabele metalen constructies (zoals bijvoorbeeld bruggen en hoog-
spanningsmasten) is niet mogelijk. Scheepsschilderen gebeurt over het algemeen in overdekte
loodsen en kan het hele jaar doorgaan. Het zijn bedrijfseconomische motieven (minder opdrachten,
de afweging wel/niet onder beschermende omstandigheden doorwerken, spreiding en verdeling van
werkzaamheden over het jaar, etc.) die de doorslag geven om in de winter niet door te werken.
Daarnaast zijn luchtvochtigheid en temperatuur, waarmee rekening gehouden moet worden bij
metaalconservering niet specifiek seizoensgebonden aan de winterperiode. Het anders inrichten van
de werkzaamheden in een bedrijf dat metaalconservering doet, zal er niet toe leiden dat zo'n
bedrijf wordt aangemerkt als een bedrijf waar seizoenmatige arbeid wordt verricht.
Vraag 4
Kan een flexibilisering van de Arbeidstijdenwet, waardoor gedurende negen maanden zoveel
langer kan worden gewerkt dat er toch een volledig jaarsalaris kan worden verdiend in dit verband
soelaas bieden? Welke rol spelen in dit kader sociale partners?
Antwoord op vraag 4
Bij collectief overleg kunnen sociale partners afspreken dat de arbeidstijd ten hoogste gemiddeld
45 uur per week kan bedragen. De van toepassingzijnde CAO in deze sector kent een wekelijkse
arbeidsduur van 38 uur. De Arbeidstijdenwet geeft sociale partners ruimte om in een CAO de
wekelijkse arbeidsduur gedurende de seizoenen te variëren. Hierdoor kan rekening worden
gehouden met de in deze sector geldende seizoenspatronen.
SV/F&W/2002/102138
Vraag 5
Bent u bekend met het feit dat voor dit type werk uitzendbureaus zijn opgericht om personeel uit
het buitenland te werven, dat in het buitenland een WW-achtige voorziening heeft? Wat betekent
dit voor de concurrentieverhoudingen van Nederlandse bedrijven en hun werknemers?
Vraag 6
En wat betekent de nieuwe systematiek überhaupt voor de verhouding tussen Nederlandse
bedrijven en hun buitenlandse concurrenten?
Antwoord op vraag 5 en vraag 6
Ik ben niet bekend met het feit dat specifiek voor dit doel uitzendbureaus zijn opgericht.
Op grond van de huidige Europese regelgeving inzake coördinatie van de sociale zekerheidsstelsels
geldt voor werknemers die wonen buiten Nederland en werken in Nederland in een cyclisch ar-
beidspatroon, dat beoordeling van het eventuele recht op een werkloosheidsuitkering plaats vindt
op grond van Nederlandse werkloosheidsregelingen.1 Het maakt daarbij niet uit of een werknemer
werkt bij een Nederlands of bij een niet-Nederlands bedrijf. Dit betekent dat een betrokkene
uitsluitend aanspraak kan maken op een Nederlandse werkloosheidsuitkering, mits aan alle
voorwaarden hiervoor wordt voldaan. De aangescherpte regeling voor cyclische arbeidspatronen
is in deze zin niet van invloed op de concurrentieverhoudingen tussen Nederlandse en niet-
Nederlandse bedrijven en werknemers.
1 In artikel 71 Verordening (EG) nr. 1408/71 is neergelegd dat de grensarbeider die gedeeltelijk werkloos is,
recht heeft op uitkering volgens de wettelijke regeling van de bevoegde lidstaat (dit is de lidstaat waarvan de
sociale verzekeringswetgeving van toepassing is; in het algemeen is dit het land waar de werkzaamheden
worden verricht). Bij cyclische werkloosheid, waarbij sprake is van een tijdelijk volledig verlies van arbeids-
uren, met een concreet uitzicht op werkhervatting bij dezelfde werkgever, blijft een duidelijke band aanwezig
met het werkland. In een dergelijke situatie is sprake van gedeeltelijke werkloosheid