Verslag van de openbare vergadering van de raadscommissie Grondgebied,
gehouden op dinsdag 14 januari 2003 in het kantoor van
Woningbouwvereniging Patrimonium te Barendrecht
Aanwezig: mevrouw W.S. Batenburg-van Veen (voorzitter), de heren C. de
Kreek (griffier), M. de Graaf, J.B. de Jager (vanaf ca. 22.10 uur
aanwezig), P.J. Kleinjan, M. van Kruijsbergen, B.J. Nootenboom, K.J.
Orsel, de dames I.C. Monhemius-Van der Veen (leden) en P.V.M.
Utberg-van Klaveren (notuliste).
Tevens aanwezig: de heren C. Silvis (wethouder), P. van Vugt
(wethouder vanaf circa 21.00 uur aanwezig) en A.A. Verhoeven (gemeente
Barendrecht).
Afwezig met kennisgeving: de heren A. Aarssen, S.D. Kelder, Joh. van
Harten, J.T. IJzerman, D. Vermaat en mevrouw C.W. Richholt-Dam
(leden).
---
---
1. Opening en mededelingen
De voorzitter
opent de vergadering en heet iedereen van harte welkom.
a. Inventarisatie van de insprekers
Voor agendapunt 5 hebben mevrouw Otten (mede namens de families
Baan en Hulsker), de heer Kooiman en de heer Harteveld zich als
inspreker gemeld. Voor agendapunt 6 heeft de heer Snijders zich
namens de heer Bestebreurtje als inspreker gemeld.
b. Inventarisatie van de rondvraag
De heer Orsel, de heer Nootenboom, mevrouw Monhemius en de heer
Kleinjan
geven aan gebruik te willen maken van de rondvraag.
c. Vaststelling agenda
In verband met het feit dat de heer Van Vugt in verband met
privé-omstandigheden later aanwezig zal zijn, wordt besloten
agendapunt 3 "Notitie Hondenbeleid" te behandelen na agendapunt 6
"Afwijzen verzoek herziening bestemmingsplan Koedood 2".
d. Actualiteiten
De heer Silvis
deelt mee dat er een nieuwe Europese wetgeving is met betrekking tot
de luchtkwaliteit die in de Nederlandse wetgeving is geïmplementeerd.
Deze nieuwe wetgeving kan consequenties hebben voor duizenden
woningen; in ieder geval voor de duizenden woningen in het plangebied,
zodat men mogelijk tot een nieuwe stedenbouwkundige opzet moet komen.
De reden dat Barendrecht hier nu mee komt, terwijl het niet eerder in
den lande naar voren is gebracht, is dat de achtergrondwaarden van de
luchtkwaliteit in de Rijnmond wat hoger liggen dan elders in het land,
zodat door de toevoeging van bijvoorbeeld een rijksweg men boven de 40
micron per kuub NO2 komt. Spreker deelt mee dat de contouren rondom de
rijkswegen zijn getrokken, zodat onder andere een deel van de
noordkant van de locatie Midden-IJsselmonde erbinnen valt en Bijdorp.
Voor de reeds gerealiseerde woningen zal te zijner tijd (voor het jaar
2010) iets gedaan moeten worden. Op Europees niveau is namelijk
afgesproken dat alle verblijfsgebieden die erbinnen vallen in 2010 aan
de nieuwe norm moeten voldoen en dat, voor zover het niet gedaan
wordt, de gebieden gesaneerd moeten worden. De luchtvervuiling dient
aan de bron, onder andere bij de uitlaatpijp van de auto en de
petrochemische industrie in het Rijnmondgebied, aangepakt te worden.
Er vinden allerlei oriëntaties plaats op stadsregionaal, provinciaal
en rijksniveau om te kijken hoe met deze situatie omgegaan dient te
worden. Spreker merkt op dat er in eerste instantie een positief
advies door de PPC is gegeven op de ingediende structuurschets
Carnisselande; nu wordt de ontwikkeling echter belemmerd door de
contouren zoals deze door de provincie op de kaart zijn gezet. Spreker
merkt op dat er hier en daar, als gevolg van een andere
berekeningswijze, nog wat geschoven kan worden in de contouren, maar
dat het nog maar de vraag is of het RSP gevrijwaard wordt van die
contouren. Men is achter deze nieuwe wet gekomen naar aanleiding van
het feit dat er voor sportpark Smitshoek een gedeeltelijke goedkeuring
dreigt in plaats van volledige goedkeuring vanwege de luchtcontour;
sportgebieden vallen namelijk in dezelfde categorie als
woninggebieden. Spreker hoopt in februari aanstaande meer
duidelijkheid te hebben over een en ander; in ieder geval is er dan
duidelijkheid over sportpark Smitshoek. Spreker merkt op dat als een
aantal van de woningen niet gebouwd kan worden, men bijvoorbeeld kan
vergeten dat aan de noordkant de hoogspanningsleiding onder de grond
gaat, waardoor het bebouwingscontour ten zuiden van de
hoogspanningsleiding moet blijven. Dit zou voor Vrijheidsakker globaal
de helft van de locatie betekenen en voor Vrijenburg een deel van het
carré. Spreker deelt mee dat op dit moment artikel 19-aanvragen worden
vastgehouden. Dit heeft consequenties voor het opleveringsschema tot
31 december 2004 en dus voor de verfijningsuitkering.
De heer Orsel
merkt op dat hij verbaasd is dat het college nog steeds in het grijze
opereert. Het is, ook voor de toekomst, belangrijk te weten om hoeveel
woningen het gaat. Spreker verzoekt de heer Silvis derhalve om zo
spoedig mogelijk met meer en nadere informatie te komen.
De heer Nootenboom
vraagt naar het worst case scenario. Tevens vraagt spreker naar de
mening van de wethouder over uitspraken van bestuurders uit Rotterdam
dat de soep vast niet zo heet gegeten zal worden als hij wordt
opgediend.
De heer De Graaf
merkt op dat hij verbaasd is dat een en ander pas zo laat door de
gemeente wordt geconstateerd; de regeling is namelijk in januari 2002
ingegaan. Spreker vraagt zich af in hoeverre het college nalatig is
geweest om een en ander eerder aan te pakken. Hij stelt voor dat de
raad zich beraadt over deze zaak.
De heer Silvis
antwoordt dat hij wilde dat hij de door de heer Orsel gevraagde
duidelijkheid kon geven. Als in een stedenbouwkundige structuur
ingegrepen wordt, en er wordt een hap uitgehaald, is men gedwongen
voor het totale gebied, namelijk Carnisselande-noord en mogelijk een
deel van Portlandsehoek, integraal te bekijken of er nog een goede
stedenbouwkundige structuur overblijft. Dit gaat om duizenden
woningen. Het is afhankelijk van hoe de berekeningen gemaakt worden en
hoe met het toetsingscriterium omgegaan wordt. Spreker merkt op dat
men door niemand wordt tegengehouden om nu in die gebieden te bouwen,
maar dat er dan in 2010 een groter probleem is. Tevens merkt spreker
op dat de adviseurs van de rijksoverheid geen groter probleem willen
dan men nu signaleert bij de implementatie van die wet.
De heer Orsel
merkt, naar aanleiding van de opmerking dat niemand ons tegenhoudt om
te bouwen, op dat er vanavond (hondenbeleid) en op korte termijn
besluiten genomen dienen te worden die een relatie hebben met het
aantal inwoners. Als er nu reeds over gesproken wordt dat er enige
duizenden woningen niet gebouwd kunnen worden, zijn een aantal zaken
die men straks krijgt op drijfzand gebouwd. Spreker verzoekt derhalve
om meer duidelijkheid, omdat men anders in de grijze massa rond blijft
dwalen.
De heer Silvis
antwoordt dat hij ook graag die duidelijkheid wil hebben, maar dat de
provincie op dit moment niet anders weergeeft dan hoe de
contourenkaart eruit ziet. Als de commissie deze vanavond meteen als
waar aanneemt, kan spreker morgen vertellen dat er misschien 1.000
woningen niet gebouwd kunnen worden en na bestudering van een
stedenbouwkundige structuur kan gezegd worden dat het er misschien
1.200 zijn geworden of dat het verlies misschien op 800 woningen
gecalculeerd kan worden; dit hangt af van hoe ermee omgegaan wordt. De
eerste zet is dat men het structuurplan Carnisselande-noord volledig
wil realiseren. Als dit niet lukt, kan men teruggedrongen worden tot
de RSP-grenzen. Als men nog verder teruggedrongen wordt, dient het
stedenbouwkundig plan onder de loep genomen te worden en dient er
gekeken te worden waar er aanpassingen in de stedenbouwkundige en
wegenstructuur moeten komen om er toch nog een behoorlijke wijk van te
maken. Dan kan ook nagegaan worden wat de consequenties zijn voor
bijvoorbeeld het voorzieningenniveau. Als het bijvoorbeeld gaat over
cluster 5 en de noodschoolvoorziening aan de Voordijk kan misschien
gezegd worden dat men dit zeker wil weten voordat men daar echt
investeringen aan gaat doen, wat de consequenties zijn op het aantal
inwoners en vervolgens het aantal leerlingen. Naar aanleiding van de
vraag of het college nalatig is geweest, antwoordt spreker
bevestigend; men had dit meteen moeten voorzien toen die Europese wet
werd aangenomen. Echter, zelfs Rotterdam en de commissie Verkeer en
Vervoer hebben dit niet voorzien. Spreker antwoordt op de vraag over
een worst case scenario dat het maximaal een herontwikkeling van de
gebieden betekent, waarbij een aantal woningen wel gerealiseerd zal
kunnen worden, zodat er nooit 3.000 woningen van de kaart geschrapt
zullen worden; het zal eerder bij de reeds eerder door spreker
genoemde aantallen liggen. Spreker merkt op dat Vrijheidsakker zo goed
als bouwrijp is, zodat dit een verliespost is waarmee men langs de
overheidsorganen wil gaan die Barendrecht met de locatie hebben
opgezadeld en die een heel eind met Barendrecht zijn meegelopen in de
gezamenlijke ontwikkeling. Spreker concludeert dat er hard aan gewerkt
wordt om zo snel mogelijk de gevraagde, noodzakelijke, helderheid te
krijgen; hij hoopt hierover begin februari aanstaande een briefing te
kunnen geven.
De heer Van Kruijsbergen
merkt op dat bij Overschie redelijke resultaten zijn bereikt met het
invoeren van een maximumsnelheid van 80 km/u als bronmaatregel op de
rijksweg. Spreker vraagt of dit ook iets is wat hier mee kan spelen
bij het onderzoek naar de contouren.
De heer Silvis
antwoordt dat de gemeente Barendrecht hier geen zeggenschap over
heeft, maar dat een dergelijke maatregel wel positieve effecten heeft.
De voorzitter
merkt op dat zij het gevoel heeft dat de raad nog nader over dit
onderwerp wil spreken en dat men zich er heel veel zorgen over maakt.
e. Overige huishoudelijke mededelingen
De voorzitter
deelt mee dat vanaf heden, conform de aangepaste verordening, de
presentielijst getekend dient te worden. Tevens deelt spreker mee dat
de Stadsregio te kennen heeft gegeven dat zij behoefte heeft om in
deze commissie een toelichting te geven op het Regionaal Verkeer- en
Vervoersplan. Besloten wordt dat spreker een en ander in gang zet,
zodat het in één van de commissievergaderingen van februari of maart
aanstaande plaats kan vinden.
1. Vaststelling verslag van de openbare vergadering van 26 november
2002
De heer Kleinjan
vraagt, naar aanleiding van het antwoord van de heer Silvis bij
rondvraag 2 dat hij verwacht dat er nog een juridische procedure
zal volgen omtrent het kinderdagverblijf aan de Voordijk, hoe het
daarmee staat.
De heer Silvis
antwoordt dat hij dit niet weet; hij heeft wel een brief binnen
zien komen van betrokkene en verwacht derhalve dat zijn
toentertijd uitgesproken vermoeden bewaarheid wordt.
De heer Van Kruijsbergen
merkt op dat de door hem gestelde vraag bij agendapunt 5
"Presentatie rapport onderzoek vestiging leisurecentrum door HEVO"
en het antwoord van de heer Silvis daarop niet zijn opgenomen in
het verslag. Besloten wordt dat spreker een tekstvoorstel aan de
heer De Kreek toestuurt, zodat dit toegevoegd kan worden aan het
verslag.
Het verslag wordt, met inachtneming van bovenstaande toevoeging,
vastgesteld.
2. Notitie Hondenbeleid
De heer Nootenboom
merkt op dat de CDA-fractie in 1997 reeds een
initiatiefbeleidsstuk heeft ingediend over hoe om te gaan met
hondenbeleid. Spreker is blij dat er nu concrete stappen gezet
worden in het hondenbeleid, omdat hondenpoep nog steeds pijnpunt
nr. 1 is voor de bewoners van Barendrecht; daar moet derhalve iets
aan gedaan worden. Spreker heeft een aantal vragen over de
notitie. Hij vraagt om een toelichting op het feit dat er in de
notitie zelf over een viertal verschillende scenario's gesproken
wordt, terwijl in de bijlage 8 verschillende varianten worden
opgevoerd. Spreker vraagt of een verlaging van de opruimfrequentie
invloed heeft op de volksgezondheid. Tevens verzoekt spreker om
een antwoord op de vraag van mevrouw Van Wilgenburg tijdens de
vorige raadsperiode of de verdwijning van de hondenpoep in de
sloten gevolgen heeft voor de spelende kinderen die daar ook
aanwezig zijn. Spreker constateert dat als akkoord gegaan wordt
met scenario 4 er minder hup's aangelegd worden, waardoor de
loopafstand groter wordt. In hoeverre wordt er dan nog steeds
gebruik gemaakt door het aantal honden dat men nu verwacht dat er
gebruik van zal maken. Wat spreker betreft hangt en wurgt de
notitie. Naar aanleiding van het feit dat in de bijlagen nog
steeds in guldens wordt gesproken, is spreker van mening dat dit
een notitie is die er reeds een paar jaar ligt. De notitie zelf is
wellicht wat bijgeschaafd, maar de bijlage is niet meegegaan in
het bijschaven. Dit maakt het er niet duidelijker op. Met
betrekking tot de financiering wordt voorgesteld om de eerste
aanleg uit de reserves te betalen. Spreker vraagt zich af waarom
het niet geïnvesteerd wordt en dat er vervolgens afgeschreven
wordt ten last van de exploitatie; dan kan wellicht meer gedaan
worden op termijn. Met betrekking tot scenario 4, waarin
aangegeven wordt om ter compensatie van het verminderen van de
oppervlakte van de hup's grote losloopgebieden aan te leggen,
zoals park Nieuweland, Buitenoord en het Riederpark, vraagt
spreker hoe men wil voorkomen dat ieder park een soort poeppark
wordt. Op bladzijde 6 van de notitie wordt voorgesteld om door te
gaan met variant 4, zodat de inspraak van de burgers die zich tot
nu toe bij het beleid betrokken hebben niet voor niks is geweest.
Spreker vindt dit een rare opmerking.
De heer Kleinjan
heeft enige moeite gehad met het op een rijtje krijgen van alle
gegevens. Spreker vraagt zich af of het op deze manier moet. De
commissieleden krijgen heel veel gedetailleerde gegevens; als men
echter kaders wil stellen, zou spreker graag de criteria die in
bijlage 1 staan genoemd als kader zien en een financieel kader dat
het gedekt moet worden uit de opbrengst van de hondenbelasting.
Spreker kan zich voorstellen dat er bijvoorbeeld tweejaarlijks bij
de acceptgiro voor de hondenbelasting een tevredenheidsonderzoekje
gedaan wordt onder de gebruikers; deze zullen voornamelijk
reageren als ze niet tevreden zijn, maar als er een aantal jaren
mee doorgegaan wordt, is er een tendens in te zien en kan er
geëvalueerd worden. Nu moeten de commissieleden zijns inziens een
beetje ambtenarenwerk gaan doen, terwijl de bedoeling van het
dualisme is om alleen de kaders te stellen; er worden heel
gedetailleerde dingen van de commissieleden gevraagd. Spreker
vraagt zich af of dat de bedoeling is. Hij verzoekt de wethouder
in die zin of hij met deze opmerking als uitgangspunt een volgende
keer grote lijnenkaders aan de commissieleden aan wil bieden
waarop afgerekend kan worden als dat nodig zou zijn. Spreker kan
zich best wat voorstellen bij het voorgestelde scenario, omdat hij
er geen voorstander van is om, als het financieel al niet zo best
gaat, heel veel gemeenschapsgeld te steken in hondenuitwerpselen.
Hij vindt het voorzichtig en prijzenswaardig dat het financiële
uitgangspunt voorzichtig is genomen. Er wordt uitgegaan van een
bepaald gemiddelde, terwijl in het lijstje duidelijk te zien is
dat gemeenten met een hondenpenning duidelijk boven dat gemiddelde
zitten waar de gemeente Barendrecht nu vanuit gaat.
De heer Van Kruijsbergen
deelt de mening van zijn voorgangers omtrent de notitie. Spreker
merkt op dat hij het juist prettig vond dat de notitie veel
informatie bevatte, omdat hij zich daardoor een goed beeld kon
vormen. Centraal staat de vraag hoe verder te gaan met het
hondenbeleid in Barendrecht. Aanbevolen wordt scenario 4, dat
uitgaat van 10.000 m2 hondenuitlaatplaats. Spreker is het eens met
het voorstel om de hondenbelasting een doelbelasting te maken,
hoewel dit, gezien de middelen die beschikbaar zijn om de zaak aan
te leggen en te beheren, wel zijn beperkingen heeft. In
Barendrecht is men inmiddels begonnen om, in samenspraak met
bewoners, een aantal vierkante meters aan te wijzen voor
hondenuitlaatplaatsen; inmiddels ca. 21.000 m2. Nu blijkt dat, als
voor scenario 4 gekozen wordt, van dit eerste deel sowieso de
helft al niet meer haalbaar is en dan zou men al niks meer hebben
in de andere wijken. Spreker vraagt zich af hoe dit aan de
burgers, die enthousiast hebben meegewerkt, verkocht wordt. Het is
misschien wat slordig te noemen dat er al zo voortvarend, wat op
zich lovenswaardig is, van start is gegaan. Spreker vraagt waar de
benodigde ruimte van 60.000 m2 voor heel Barendrecht op gebaseerd
is; zijn er bepaalde richtlijnen/kengetallen voor dat er dan een
optimale hoeveelheid hup's ontstaat qua aantal en qua vierkante
meters. Er wordt vervolgens gezegd dat er een beperkt aantal
middelen is en er wordt voorgesteld het aantal hup's in
overeenstemming te brengen met die middelen. Dan komt men uit op
10.000 m2, namelijk 16% van het ideale aantal van 60.000 m2.
Spreker vraagt hoeveel effect die dan nog hebben; heeft het dan
nog enige meerwaarde om die beperkte variant te realiseren. Op
grond daarvan lijkt spreker variant 4 weinig zinvol. Er zou zijns
inziens een keuze gemaakt moeten dat men meer geld beschikbaar
stelt om het goed te doen of dat er voor een ander scenario
gekozen wordt. Het standpunt van spreker is vooralsnog, in
afwachting van de beantwoording door de wethouder, om voor dit
onderwerp geen extra middelen ter beschikking te stellen, omdat
hij uitgaat van het principe van de doelbelasting. Spreker merkt
op dat met de aanleg van de hup's in de huidige vorm, namelijk
10.000 m2, heel veel openbare ruimte gemoeid die hieraan besteed
gaat worden. Het is de vraag of men die kostbare openbare ruimte
voor deze doeleinden zou moeten willen benutten. Het wordt straks
namelijk slechts voor één doel gebruikt, het uitlaten van honden.
Hierdoor kan er niet meer gespeeld, gewandeld, gevoetbald en
dergelijke worden op diezelfde ruimte. Als er heel veel ruimte in
Barendrecht was, had hij daar geen problemen mee, maar dit is
zijns inziens niet het geval. Vooralsnog gaat scenario 4 ten koste
van veel openbare ruimte, terwijl de kwaliteit van de omliggende
openbare ruimte ook afneemt vanwege het feit dat er geen geld is
voor luxe, zodat er waarschijnlijk dwars door een aantal plastic
hekjes heen gekeken kan worden naar de hup's; het is de vraag of
dit een wenselijke situatie oplevert.
Mevrouw Monhemius
merkt op dat haar voorkeur uitgaat naar scenario 4. De aanleg van
meer losloopgebieden spreekt haar aan; zij vraagt zich alleen af
of het aanwijzen van grote delen van parken een goed idee is,
omdat parken er met name zijn voor gezinnen met kleine kinderen.
Hondenpoep en spelende kinderen gaan haars inziens niet zo goed
samen. Het aanleggen van hondenuitlaatplaatsen langs waterkanten
spreekt haar om diezelfde reden niet aan. Het wordt spreker uit de
notitie niet duidelijk welk luxe niveau van de aanleg beoogd
wordt; een paar heggetjes en een pad lijkt spreker helemaal niet
zo luxe. Spreker vraagt zich af of de hondenbelasting niet iets
omhoog moet om bepaalde voorzieningen te kunnen maken dat honden
uitgelaten kunnen worden en dat mensen die met hun gezin naar
buiten willen niet in de hondenpoep trappen. Naar aanleiding van
bijlage 4, Kosten beheer voor heel Barendrecht, merkt spreker op
dat er een overzicht wordt gegeven van werkzaamheden die verricht
moeten worden. Tot haar grote ongenoegen heeft spreker
geconstateerd dat er gesproken wordt over
onkruidbestrijdingsmiddelen, terwijl in het beleidsprogramma is
afgesproken dat nieuwe voorzieningen zodanig worden aangelegd dat
het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen vermeden wordt.
De heer De Graaf
merkt op dat in de vorige raadsperiode reeds diverse keren over
het hondenbeleid gesproken is. Financieel blijkt het niet haalbaar
om de voorgestelde vierkante meters hup's te realiseren. Er wordt
voor circa 2000 honden geen belasting betaald. Hopelijk zal de
invoering van de hondenpenning een bijdrage gaan leveren aan het
feit dat er voor meer honden belasting wordt betaald. Spreker vond
het overzicht ingewikkeld en vraagt zich af of het op deze manier
moet. Hij vraagt naar de minimumoppervlakte van een hup. Spreker
is tegenstander van het los laten lopen van honden in parken,
omdat een park een algemeen gebied is en veel mensen er een hekel
aan hebben als honden tegen hun aan springen en dergelijke Spreker
is voorstander van het feit dat men de log's aan de randen gaat
uitbreiden. Hij vindt de criteria te vaag. Spreker stelt voor het
criterium voor het opruimen van "ten hoogste 2x per week" te
wijzigen in "2x per week", omdat hij uit ervaring weet dat het
anders maar 1x per week gedaan wordt.
De heer Orsel
merkt op dat hij de notitie niet verhelderend vindt en heel
moeilijk leesbaar; hij vraagt derhalve of de wethouder bereid is
hem een wat eenvoudiger notitie toe te zenden. Spreker is van
mening dat de burger aan de lijn gehouden is. Hij vraagt waar het
geld voor de twee andere BOA's vandaan komt. Spreker vraagt zich
af of die drie mensen dit, gelet op de af te leggen afstanden en
het feit dat de honden een aantal malen per dag uitgelaten worden,
aankunnen. Spreker is niet gerust op de kosten. Hij wacht het
antwoord van de wethouder op de reeds gestelde vragen af.
De heer Van Vugt
antwoordt naar aanleiding van de opmerking dat de burger aan de
lijn gehouden is dat deze notitie juist bedoeld is om daarin weer
wat vaart te krijgen. Spreker antwoordt dat de bijlagen, die
inderdaad uit een eerdere notitie van het college afkomstig zijn,
zijn toegevoegd om te laten zien hoe men is gekomen tot een
berekening van de kosten. Het kernstuk is de discussienotitie. Men
is aan de slag gegaan met de door de raad aangegeven kaders. De
criteria die daarbij die daarbij gehanteerd moesten worden, zijn
terug te vinden in bijlage 1. Daarnaast zijn er ook eisen gesteld
ten aanzien van de inrichting van de hup's, zoals hoe de paden
ingericht moeten worden en een afscheiding middels een haag in
plaats van een hek (en daardoor hogere onderhoudskosten).
Onderwijl liep het proces van het aanwijzen van de hondenplaatsen,
namelijk eerst in Waterkant en vervolgens in Meerwede-Zuid,
Smitshoek, Meerwede-Noord, Centrum-Oost, Binnenland en Noord. Dat
is inmiddels ook alweer een aantal jaren terug. Het probleem was
dat het plan niet uitvoerbaar is, omdat de beheerskosten veel te
hoog zijn, namelijk ca. EUR 410.000,00, Er zijn toen diverse
voorstellen geweest van hoe het proces toch op gang gebracht kon
worden, waaronder het voorstel om te beginnen in de wijken waar de
inspraak reeds had plaatsgevonden, zodat later geëvalueerd kon
worden. Van tevoren was echter te voorzien dat men niet uitkwam
met de opbrengsten van de hondenbelasting, namelijk EUR 62.000,00
voor het jaar 2002, ten opzichte van de uitgaven van
EUR 410.000,00. Hieruit blijkt dat het verschil niet opgelost kan
worden door een kleine verhoging van de hondenbelasting. De
eventuele invoering van de hondenpenning zou tot een verhoging van
de inkomsten moeten leiden, maar dit maakt nooit de kloof tussen
de ingeschatte uitgaven en de inkomsten kleiner. Er moest derhalve
iets gebeuren om er meer schot in te krijgen. De burgers vragen
hier ook om. Om dit het beste op te lossen, is het omgedraaid,
namelijk een reële inschatting van de inkomsten maken en kijken
wat te realiseren is voor dat geld. Dan komt men tot het voorstel
dat in scenario 4 is gedaan. Naar aanleiding van de opmerking dat
de commissieleden het werk van een ambtenaar moeten doen,
antwoordt spreker dat hij juist van mening is dat deze notitie
prachtig past in de filosofie van bureau Van Gorp.
De heer Kleinjan
vraagt of er ook een soort nulmeting gedaan wordt, omdat er een
begin- en een eindsituatie dient te zijn.
De heer Van Vugt
antwoordt dat een nulsituatie niet te meten is. Bovendien vindt
spreker dit een vraag die door de raad reeds eerder gesteld had
moeten worden bij het opzetten van het hondenpoepbeleid. Het
beleid dat is ingezet, is niet realiseerbaar. Er wordt nu gezocht
naar een manier om het toch weer op gang te brengen; daar is deze
discussienotitie voor bedoeld. Het is de keus van de raad waar men
naartoe wil; als men het criterium van een hup binnen een straal
van 250 meter vanaf de woning streng wil handhaven, kan dit, maar
dan moet spreker terug komen, omdat de middelen niet voldoende
zijn. Naar aanleiding van hoe het aangepakt dient te worden met de
criteria, de grootte van de hup's en dergelijke merkt spreker op
dat als men artikelen in het VNG, Binnenlands Bestuur en
dergelijke over het hondenpoepbeleid leest, blijkt dat elke
gemeente het op een eigen manier aanpakt. Er kan geen peil op
getrokken worden wat een succesvol beleid is. Als voorbeelden
geeft spreker aan hoe het in Woerden en Ridderkerk gaat. Spreker
is van mening dat het voorgestelde beleid voor Barendrecht
succesvol is doordat de burgers iets geboden wordt en er opgeruimd
wordt, zodat men gebruik wil maken van de uitlaatplaatsen; als de
afstand te groot is, is het te overwegen om die afstand te
overbruggen door iets met een hondenpoepafvalbak te doen. Er dient
een weg in gezocht te worden. Het is vrij ingewikkeld. Spreker
merkt op dat raadsbreed is gezegd dat het beleid valt of staat met
de handhaving. In alle voorstellen die tot nu toe de revue zijn
gepasseerd, zat de handhaving niet in het beleid; er was ook geen
rekening gehouden met een BOA. In alle scenario's die nu geschetst
zijn, afgezien van scenario 1, zit een BOA. Naar aanleiding van
het feit dat een BOA niet alleen op dit probleem ingezet zal
worden, merkt spreker op dat dit zijns inziens een punt voor de
uitvoering is. Hij merkt op dat er is gekozen voor een
realistische inschatting van de inkomsten vanwege het feit dat er
beter soberder beleid gemaakt kan worden, dat nu ook ingezet kan
worden, dan dat men ervoor kiest op het hoogste niveau te gaan
zitten en dat later blijkt dat het niet haalbaar is, zodat men
weer terug moet. Derhalve is het college van mening dat er beter
gekozen kan worden voor een groeimodel met een reëel
inkomstenniveau waar wat mee gedaan kan worden. Als later blijkt
dat er, bijvoorbeeld door invoering van de hondenpenning en de
controle, meer inkomsten zijn, kunnen er meer dingen gedaan
worden. Dit is iets van de evaluatie, die zeker plaats zal vinden.
Spreker verzoekt de commissieleden bijlage 2 voor lief te nemen;
het gaat om de discussienota. Naar aanleiding van de vraag over 8
verschillende varianten en 4 scenario's antwoordt spreker dat men
zich dient te beperken tot de 4 scenario's. De varianten geven aan
hoe men tot de berekeningen gekomen is. Naar aanleiding van de
vraag of een verlaging van de opruimfrequentie gevolgen heeft voor
de volksgezondheid zegt spreker toe dit na te gaan; hij kan zich
echter niet voorstellen dat dit zo is. Dit hoeft de doorgang van
deze notitie echter niet te stuiten. Naar aanleiding van de
opmerking over het aanpassen van de opruimfrequentie naar 2x per
week antwoordt spreker dat dit de criteria zijn die de vorige raad
heeft gesteld. Er is gekeken of er 's winters volstaan kan worden
met 1x per week en 's zomers 2x per week. Hier moet een mix in
gevonden zien te worden; de ervaring zal uitwijzen waar misschien
meer ingegrepen moet worden; misschien wordt de ene hup meer
gebruikt dan de andere. Dit zijn dingen die van tevoren niet
ingeschat kunnen worden; het hangt van het gebruik af. De ervaring
zal ook uit moeten wijzen hoe succesvol het beleid is. Spreker is
van mening dat onze maatschappij nooit verlost wordt van het
probleem van hondenpoep, maar er kan wel geprobeerd worden zoveel
mogelijk te doen om die ergernis te voorkomen. Naar aanleiding van
de opmerking dat het hangt en wurgt neemt spreker aan dat dit
slaat op de guldens en euro's. Spreker heeft dit met bovenstaande
opmerkingen reeds rechtgezet. Naar aanleiding van de opmerkingen
met betrekking tot de parken stelt spreker voor dit nog te
bekijken; in andere gemeenten is gebleken dat waar grotere
gebieden zijn aangewezen dit wel werkt. Naar aanleiding van de
opmerking over de tekst uit de notitie met betrekking tot de
inspraak van de burgers antwoordt spreker dat deze tekst verkeerd
geïnterpreteerd kan worden. Er is mee bedoeld dat de burgers er
heel nauw bij betrokken zijn geweest. Er zijn brieven van oktober
2000, terwijl het nu al 2003 is; er mag niet te lang meer gewacht
worden. Als men dan naar de burgers toe gaat met een verhaal dat
men toch is afgestapt van de hup's en log's en dat men over gat op
twee BOA's die het gaan doen, dient dit verhaal uitgelegd te
worden; communicatie is een belangrijk punt. Spreker denkt dat met
scenario 4 nog enigszins tegemoet gekomen wordt aan de wensen en
het verwachtingspatroon van de burger; zo is de tekst derhalve ook
bedoeld. Spreker merkt op dat de hondenbelasting reeds een
doelbelasting is. Naar aanleiding van de opmerking dat het
besproken is met de bewoners en dat het slordig te noemen is om zo
voortvarend te werk te gaan, antwoordt spreker dat het punt is dat
de financiën aan het begin van de rit reeds duidelijk hadden
moeten zijn, omdat dan waarschijnlijk ook de criteria aangepast
hadden geworden om het beleid in te zetten; er is toen echter
gekozen voor beleid en later is pas het financiële plaatje
gekomen. Daar wordt nu een oplossing voor gezocht. Dit is een
leerproces voor iedereen. Naar aanleiding van de vraag waarop het
aantal van 60.000 m2 is gebaseerd als een soort optimum voor
Barendrecht, antwoordt spreker dat dit is gebaseerd op de criteria
die gesteld zijn door de vorige raad en als gevolg van de inspraak
in de wijken. Dit beeld is geëxtrapoleerd over de hele gemeente en
zo is men aan die 60.000 m2 gekomen. Naar aanleiding van de vraag
wat straks het effect is als van 100% naar 16% gegaan wordt,
antwoordt spreker dat hier van tevoren geen antwoord op te geven
is. In scenario 1 is uitgegaan van de optimale situatie van 250
vrij grote hup's om het gebruiksniveau te verhogen. Ze worden nu
kleiner gemaakt of het aantal wordt gereduceerd; er dient naar een
mix gezocht te worden hoe het voor de burgers zo aantrekkelijk
mogelijk gemaakt kan worden dat ze er gebruik van maken. Dit is
een mix die bij de planvorming gezocht moet worden, bijvoorbeeld
in de Oranjewijk, waar heel weinig openbaar groen is, zal iets
anders gedaan moeten worden dan in een andere wijk.
De heer Verhoeven
antwoordt naar aanleiding van het verzoek om een nulmeting dat er
wellicht gekeken kan worden naar de resultaten van het
Omnibus-onderzoek dat enkele jaren geleden heeft plaatsgehad en
waaruit een bepaalde ontevredenheid bleek. Als doelstelling kan
geformuleerd worden dat men daar bij een volgend onderzoek een
bepaald aantal procenten onder moet komen. Met betrekking tot de
vraag over de investeringen antwoordt spreker dat er in de
voorstellen waar de notitie vanuit gaat er voor de gemeente
nauwelijks investeringen aanwezig zijn. Bij investeringen in
algemene zin kan gedacht worden aan de aanschaf van een
hondenpoepzuiger; dit is in de Barendrechtse situatie echter niet
van toepassing, omdat er voorshands voor gekozen wordt om het
totale beheer uit te besteden. Het zou mogelijk zijn om daar in de
toekomst verder op te studeren. Spreker heeft van de gemeente
Ridderkerk begrepen dat zij het in eigen beheer doet; er kan
derhalve na verloop van tijd gekeken worden of de exploitatie daar
gunstiger is, zodat men er op die manier toe kan komen om het op
een andere manier aan te gaan pakken. Naar aanleiding van de
opmerking over de inzet van de BOA antwoordt spreker dat er nu
twee mensen in dienst zijn die als hoofdtaak controle van het
aanbieden van het huisvuil hebben. Het is de bedoeling dat er één
medewerker bij komt. De taken worden over de drie medewerkers
verdeeld. Er dient een stukje efficiency bewerkstelligd te worden,
zodat de mensen hun taak gecombineerd uit kunnen voeren; terwijl
ze naar het afval kijken, kunnen ze ook andere dingen opmerken.
De heer Nootenboom
merkt op dat de opmerking van de wethouder klopt dat er in park
Nieuweland plekken zijn waar honden los mogen rennen. Spreker
vindt het echter geen goede suggestie om alle parken zodanig in te
richten, omdat honden niet kunnen lezen en derhalve niet weten dat
ze aan de ene kant van het pad wel mogen lopen en aan de andere
kant niet, waardoor ze overal lopen. Er dient voorkomen te worden
dat het poepparken worden. Spreker kan instemmen met het voorstel
van de wethouder om een groeimodel toe te passen. Het is zijns
inziens handig om over een jaar reeds te evalueren, omdat het een
onderwerp is dat de burgers van Barendrecht heel erg bezig houdt.
Spreker stelt voor nu te beginnen met dit hondenbeleid. De
wethouder krijgt van hem groen licht om met scenario 4 aan de slag
te gaan.
De heer Kleinjan
is blij met de toelichting van de wethouder. Spreker is van mening
dat het wat betreft de kaderstelling iets anders zou moeten, maar
als er met een scenario begonnen wordt, kan dat als uitgangspunt
genomen worden. Spreker stemt in met scenario 4. Tevens kan hij
zich vinden in het voorstel van de heer Nootenboom om na één jaar
te evalueren.
De heer Van Kruijsbergen
merkt op dat de wethouder hem niet heeft kunnen overtuigen van het
effect dat scenario 4 zou kunnen hebben; er is al twijfel of de
oorspronkelijke opzet effect sorteert, laat staan deze variant,
die 16% van de oorspronkelijke opzet bedraagt. Spreker vraagt zich
af of het zinvol is om nu 10.000 m2 aan te gaan wijzen voor iets
waarvan helemaal niet zeker is of er iets aan zal gebeuren; er kan
na een jaar geëvalueerd worden, maar de vraag is of men dit moet
willen. Men verliest in ieder geval 10.000 m2 kostbare openbare
ruimte. Het standpunt van spreker is dat iemand die een hond heeft
er in principe voor moet zorgen dat overlast door de hond in de
vorm van uitwerpselen en dergelijke wordt voorkomen; de
hondenbezitter dient er zelf voor te zorgen dat het opgeruimd
wordt. De gemeente moet de hondenbezitters faciliteren door het
bieden van infrastructuur, zoals bakken en eventuele plastic
materialen om de verwijdering wat eenvoudiger te laten verlopen.
Daarnaast is er sprake van één extra toezichthouder en komen er,
volgens de laatste begrotingsbehandeling, ook nog twee extra
toezichthouders bij, die ook een belangrijke rol kunnen spelen in
het toezicht of de hondenbezitters de uitwerpselen opruimen.
Spreker is op grond van vorenstaande argumenten van mening dat
scenario 3 meer van toepassing is dan scenario 4; hij gaat
derhalve niet akkoord met het implementeren van scenario 4.
Mevrouw Monhemius
gaat wel akkoord met scenario 4. Spreker stelt echter voor geen
gebieden aan te wijzen in parken. Tevens vraagt zij een reactie
naar aanleiding van haar opmerking over bijlage 4. Als zij ziet
welke werkzaamheden verricht moeten worden, is spreker van mening
dat er veel geld uitgegeven wordt aan dingen die niet nodig zijn;
als men bijvoorbeeld het blad laat liggen, hoeft het onkruid niet
zo effectief bestreden te worden.
De heer Van Vugt
antwoordt naar aanleiding van de laatste suggestie dat dit niet
bij elke hup kan, omdat het de bedoeling is dat deze begaanbaar
blijft. Spreker ziet geen aanleiding om van de algemene
richtlijnen bij het beheer af te wijken.
Mevrouw Monhemius
merkt op dat als men op een natuurlijke wijze groen wil beheren,
waar men haars inziens naartoe wil in verband met het feit dat men
minder onkruidbestrijdingsmiddelen door de hele gemeente wil, de
aanleg op een manier dient te gebeuren dat men ook minder
bestrijdingsmiddelen nodig heeft. Door minder op te gaan ruimen,
zoals blad, en door bodembedekkers aan te planten, hoeft er minder
onkruid bestreden te worden. Er dient dus op een andere manier met
het groenbeheer omgegaan te worden waardoor er minder chemische
bestrijdingsmiddelen nodig zijn. Het is echter niet de bedoeling
dat het er één grote smeerboel wordt.
De heer De Graaf
merkt op dat hij akkoord gaat met scenario 4, omdat dit een
voortzetting is van reeds uitgezet beleid om hup's en log's aan te
leggen. Spreker verzoekt om een evaluatie na één jaar. Ten aanzien
van de opruimfrequentie van in de zomer 2x per week en in de
winter 1x per week merkt spreker op dat bij de evaluatie ook
meegenomen kan worden of een bepaalde uitlaatplaats gebruikt wordt
door grote of door kleine honden, omdat dit gevolgen heeft voor de
mate van vervuiling.
De heer Orsel
complimenteert de wethouder op de manier waarop hij in het begin
duidelijk heeft gemaakt hoe het gelezen moet worden; dit heeft
veel verduidelijkt. Spreker is het eens met de opmerkingen van de
heer Nootenboom. Hij is ook van mening dat voorkomen moet worden
dat er "poepparken" ontstaan. Spreker is het eens met het
groeimodel.
De voorzitter
constateert dat, behoudens GroenLinks, alle partijen akkoord gaan
met scenario 4 en dat men na één jaar een evaluatie wil. Tevens
zijn er duidelijke uitspraken gedaan door de commissie ten aanzien
van de problematiek die zou kunnen ontstaan als parken gebruikt
worden als uitrengebied. GroenLinks heeft een voorkeur voor
scenario 3. Spreker is van mening dat het college met deze zaken
voldoende richting heeft om een en ander in gang te gaan zetten.
De heer Van Vugt
merkt op dat een evaluatie na één jaar zijns inziens te vroeg is.
Er is nu een keuze gemaakt voor een scenario en nu is het zaak om
het uit te gaan zetten en het uit te voeren in verschillende
wijken. Men zal circa twee maanden verder zijn (er zijn nog een
aantal vacatures op de afdeling Milieu) voordat daadwerkelijk met
iets begonnen kan worden, zodat er dan een hele korte
evaluatieperiode is. Het lijkt spreker derhalve beter om de
evaluatie één jaar na aanleg te doen. Met betrekking tot de parken
zegt spreker toe hiernaar te kijken en het terug te laten komen
als deelonderwerp teneinde te kijken hoe hiermee om te gaan.
De heer Nootenboom
merkt op dat er niet geëvalueerd hoeft te worden als alles al
gedaan is, maar dat het juist waardevol is om te evalueren als men
nog in het groeimodel zit. Als voorbeeld noemt spreker park
Nieuweland waar sinds de aanleg al honden los mogen lopen; dit kan
derhalve meegenomen worden in de evaluatie. Spreker kan zich
voorstellen dat de eerste hup op korte termijn aangelegd wordt;
deze kan dan ook meegenomen in de eerste evaluatie. Als gewacht
wordt met de evaluatie totdat alle hup's en log's zijn aangelegd,
is men zes jaar verder; daar zit spreker niet op te wachten.
Spreker stelt voor over een jaar te evalueren wat er in de komende
maanden gerealiseerd kan worden, omdat er dan nog instrumenten
zijn om eventueel bij te sturen.
De voorzitter
merkt op dat dit goed past in de filosofie dat het een groeimodel
is. In die zin denkt spreker dat de wethouder hiermee uit de
voeten moet kunnen.
3. Afwijzen planschadeverzoeken Maasstraat 11 en 22
De commissieleden
gaan akkoord met het voorstel van het college.
4. Bouw- en inrichtingsplan locatie Van Leidenvliet
Mevrouw Otten
spreekt, mede namens de families Baan en Hulsker, in. Allen zijn
woonachtig aan de Van den Boetzelaervliet. Naar aanleiding van de
vorige vergadering zijn er een aantal wijzigingen in het plan
gekomen, maar slechts ten voordele van de bewoners van de Van
Leidenvliet; voor de bewoners van de Van den Boetzelaervliet is er
niks veranderd. Er worden huizen direct grenzend aan de
achtertuinen van de bewoners van de Van den Boetzelaervliet
gebouwd. Men is hier niet blij mee; alleen al vanwege de overlast
die men krijgt als gevolg van het bouwen van de woningen. Als de
huizen er eenmaal staan, hebben de bewoners last van inkijk; de
bewoners van de nieuwe woningen kunnen zo in de badkamers van de
bewoners van de Van den Boetzelaervliet kijken. Dit is voor hun
bijna onaanvaardbaar. Spreker vraagt of er gekeken is of de nieuwe
Europese wet met betrekking tot de luchtkwaliteit gevolgen heeft
voor de bouw; als er namelijk huizen gebouwd worden op een klein
blokje waar al heel veel woningen staan, hoe zit het dan met de
luchtverontreiniging. Spreker vraagt waarom het nodig is om op
zo'n klein stukje grond woningen te bouwen; er kunnen zoveel
andere dingen met dat stuk grond gedaan worden. Spreker kan in het
aangepaste plan niks meer terugvinden van de door de
commissieleden aangegeven mitsen bij de behandeling van dit plan;
zij vindt dit jammer.
De heer Kooiman
, bewoner 2e Barendrechtseweg 380, spreekt in. Achter zijn woning
en ook achter de woningen links en rechts hiervan zijn flinke
volkstuinen van 50 tot 60 meter diep. Ongeveer zeven meter ten
noorden van de tuin van spreker komt de grens te liggen van de
nieuwe wijk. Spreker verzoekt om een goede afzetting op deze
grens. Tevens vraagt spreker wie voor het onderhoud moet zorgen;
ten noorden van de tuin van spreker is namelijk indertijd ook een
hek geplaatst waarvoor de gemeente aanvankelijk voor onderhoud
heeft gezorgd, maar later ging dit, ondanks diverse brieven van de
kant van spreker, de mist in en was spreker er mede zelf voor
verantwoordelijk.
De heer Harteveld
spreekt in. Spreker heeft reeds diverse keren eerder ingesproken
tijdens vergaderingen van deze commissie. Er zijn een aantal
procedures in gang gezet waar spreker bezwaar tegen heeft gemaakt.
Hij heeft een brief van de gemeente ontvangen dat er een
vrijstellingsprocedure volgens artikel 19, de versnelde procedure,
in gang is gezet. Spreker heeft ook een brief ontvangen van de
Provincie Zuid-Holland dat zijn bezwaarschrift aangekomen is en
dat er over circa vier maanden verslag uitgebracht wordt of het
bestemmingsplan al dan niet gewijzigd mag worden. Hij merkt op dat
hij de noodzaak niet inziet van het opstarten van een nieuwe
procedure; hij snapt niet waarom de gemeente niet het geduld heeft
om vier maanden te wachten. Zijns inziens wordt artikel 19 op een
niet-juiste manier gebruikt; deze mag namelijk gebruikt worden als
er woningnood is. Dit is zijns inziens niet het geval, omdat er
veel woningen, ook in deze prijsklasse, te koop staan. Een andere
reden voor artikel 19 kan zijns inziens zijn dat er langs de
rijksweg minder woningen gebouwd mogen worden. Naar aanleiding van
de opmerking in het verslag van de vergadering van zijn vorige
inspraak dat de groenstrook niet meer bebouwd zou worden en dat de
bewoners daar heel blij mee zouden zijn, merkt spreker op dat de
bewoners er vanuit zijn gegaan dat er helemaal niet gebouwd zou
worden, dus ook niet op de groenstrook. De bewoners hebben reeds
jaren geageerd tegen de groenstrook, omdat deze verschrikkelijke
slecht onderhouden wordt. De gemeente had toen bedacht om de
groenstrook te gaan bebouwen. Dit bleek een soort wisselgeld te
zijn voor de gemeente, namelijk de bewoners tevreden stellen en de
groenstrook niet bebouwen, omdat men dacht dat de bewoners hier
wel mee akkoord zouden gaan. Dit is echter niet het geval. Naar
aanleiding van het nieuwe plan van Planoform merkt spreker op dat
de ramen in de zijgevel, waar zowel de bewoners als de commissie
op tegen waren, toch gehandhaafd zijn. Dit is zijns inziens niet
helemaal correct. Op het plattegrondje staat dat het pad, dat nu
niet doorloopt, omdat er twee woningen op het rijtje zijn met een
langere tuin, door gaat lopen, zodat er achter de woningen
doorgelopen kan worden. Dit was niet de bedoeling. Dit is
veranderd. Naar aanleiding van het feit dat het parkeren in het
nieuwe plan wordt doorgetrokken naar achteren, naar het
speelplaatsje, merkt spreker op dat het daar zo smal is dat als
alle 18 parkeerplaatsen vol zijn, men vanaf de speelplaats vandaan
helemaal achteruit de wijk moet verlaten tot aan de doorgaande
weg. Dit is levensgevaarlijk in verband met spelende kinderen.
De voorzitter
stelt voor zich vanavond te beperken tot het inrichtingsplan,
zoals dit nu gepresenteerd is, en niet meer de principediscussie
te voeren of er al dan niet gebouwd mag worden. Het is bekend dat
de meerderheid van de commissie positief staat tegenover
bouwontwikkelingen en dat één fractie tegen is.
De heer De Graaf
is het eens met de opmerking van de heer Harteveld dat destijds is
afgesproken dat er geen ramen in de kopgevels zouden komen.
Spreker vindt het esthetisch ook niet mooi zoals het nu gedaan is,
omdat het raam in een slaapkamer van 2,80 meter breed zit waar het
bed tegen het raam aan staat. Hij verzoekt om een aanpassing van
het plan, zodat de kopgevels gesloten worden. Spreker kan in zijn
algemeenheid instemmen met het plan zoals het nu is aangereikt.
Ten aanzien van de prijsstelling merkt spreker op dat de huizen
f 510.000,00 gaan kosten, terwijl de woonkamer maar 26 m2 groot,
er één slaapkamer van 15 m2 is en twee slaapkamers van 9 m2.
Spreker vindt de prijsstelling derhalve niet in evenwicht met de
kwaliteit. 5 Jaar geleden werden deze woningen verkocht binnen
f 250.000,00. De lonen zijn in die 5 jaar niet met 100% gestegen
en ook de materialen niet, zodat er zijns inziens forse winsten
worden gemaakt. Spreker is van mening dat het een taak van de
wethouder is om die prijsstelling dusdanig naar beneden te krijgen
dat het een aanvaardbare prijs wordt. Dit geldt zowel voor de
hoogte van de prijs als voor de prijs-kwaliteitverhouding.
De heer Orsel
merkt op dat zijn fractie tegen dit plan was en er tegen blijft,
zodat hij het voor kennisgeving aanneemt. Spreker wijst de
wethouder er nogmaals op dat er een zeer gevaarlijke
verkeerssituatie ontstaat bij het uitrijden.
De heer Nootenboom
merkt op dat het hem tot tevredenheid stemt dat de wethouder zich
heeft gehouden aan de toezegging om terug te gaan naar 12 woningen
en de groenstrook in tact te laten. Spreker verzoekt om het
antwoord van de wethouder op de vraag van de heer Kooiman over de
afzetting en het onderhoud. Bij de financiële gevolgen in het
voorstel aan de commissie staat dat de planschade voor rekening
van Planoform komt. Zijns inziens mogen dit soort afspraken niet
meer. Spreker verzoekt om een reactie hierop.
De heer Kleinjan
vindt de opmerking van de heer Harteveld over het achteruit weg
moeten rijden zorgelijk. Als het echt op schaal getekend is, moet
het echter zijns inziens ook vooruit wel lukken. Als blijkt dat
men er inderdaad achteruit uit moet rijden, zal wellicht de strook
langs de Barendrechtseweg iets meer voor parkeren gebruikt moeten
worden. Spreker laat dit aan de uitvoering over. Met betrekking
tot de prijsstelling merkt spreker op dat in het vorige plan nog
werd gesproken over EUR 205.000,00, terwijl nu over gemiddeld
EUR 231.000,00 gesproken wordt. Dit is een verhoging van
EUR 25.000,00 in een half jaar. Spreker is van mening dat de
prijsstelling voor zo'n woning erg hoog is. Hij vraagt wat de
reden hiervan is en of er iets aan te doen is; voor het
kostwinnersprincipe is het namelijk niet haalbaar.
De heer Van Kruijsbergen
merkt op dat er zijns inziens een verbetering is ten opzichte van
het vorige plan. Er zijn nu 12 woningen en er is ruimte voor een
goede groenstrook. In die zin is het plan acceptabel. Spreker
maakt zich echter zorgen over de verkeersveiligheid. Als het
inderdaad zo is dat, zoals inspreker aangaf, er een zeer
verkeersgevaarlijke situatie ontstaat, is het niet wenselijk het
plan op deze manier uit te voeren. Spreker verzoekt om de mening
van de wethouder hieromtrent. Hij voelt iets voor hetgeen de heer
De Graaf zei over de ramen in de kopgevels. Spreker zou graag van
de wethouder horen hoe hij hier tegenover staat en wat de
mogelijkheden zijn om de omwonenden meer privacy te bieden.
Spreker is van mening dat de prijs van de woningen niet overeen
komt met de geboden woningkwaliteit; dit geeft eens temeer aan dat
het zeer onwenselijk is om de ontwikkelaar zoveel macht te geven
op dit stukje grond. Hij roept alle commissieleden op om op korte
termijn een politieke discussie te voeren hoe men in Barendrecht
met deze restlocaties om wil gaan; of men daar woningbouw wil, of
men daar groen wil en dergelijke
De heer Orsel
merkt op dat de heer Van Kruijsbergen daar nu te laat mee is,
omdat dit reeds in het beleidsprogramma staat.
De voorzitter
merkt op dat de suggestie van de heer Van Kruijsbergen wellicht
onderwerp van gesprek kan zijn als, in het kader van de
dualisering, wordt gesproken over concretisering van het
raadsprogramma, waarin onder andere een standpunt over
inbreilocaties staat.
Mevrouw Monhemius
is van mening dat het een goede zaak is om over de inbreilocaties
te gaan praten, maar dat dit station hier reeds gepasseerd is.
Vorige keer is in deze commissie afgesproken dat de wethouder met
een plan zou komen, waarbij is aangegeven dat het maximaal 12
woningen mocht omvatten. Derhalve dient met betrekking tot dit
plan hierover niet meer gepraat te worden. Zij gaat mee met de
opmerking van de heer De Graaf over de ramen in de kopgevels.
Spreker vindt de vraagprijs ontzettend hoog. Voor mensen die nieuw
zijn op de woningmarkt is een prijs van ver over de EUR 200.000,00
niet haalbaar, terwijl men juist voor die groep woningen wilde
hebben. Spreker vindt dit een gemiste kans. Zij gaat verder
akkoord met het bouwplan.
De heer Silvis
antwoordt naar aanleiding van de inspraakreactie van mevrouw Otten
dat met betrekking tot de koppen de volledige benutting van de 2e
verdiepingsvloer niet meer aanwezig is. Tijdens het bouwen
ontstaat er inderdaad altijd enige overlast, maar bij de Gebroken
Meeldijk zijn positieve berichten gekomen over hoe men het heeft
gedaan. Naar aanleiding van de inspraakreactie van de heer Kooiman
antwoordt spreker dat er indertijd inderdaad een hek is neergezet
en dat er nooit duidelijke afspraken zijn gemaakt, waardoor de
heer Kooiman uiteindelijk zelf noodgedwongen het onderhoud op zich
heeft genomen. Er dienen derhalve bij een nieuwe erfafscheiding
duidelijke afspraken te komen voor wie het onderhoud van de
afscherming is. Met de projectontwikkelaar is afgesproken dat hij,
bij een positief signaal van de commissie, een bewonersavond voor
de directomwonenden gaat organiseren. Hierbij zal met name
fijnafstemming van het plan, waaronder de afscherming, schuttingen
en dergelijke met de bewoners doorgenomen worden om onder andere
op dit type vragen een goed antwoord te kunnen geven. Dit geldt
ook voor het achterpad waar de heer Harteveld het over had. Er
moet gesproken worden over hoe men het achterpad aan wil leggen en
of men om de verdiepte schuurtjes heen wil; dit is een
fijnuitwerking die door de projectontwikkelaar, de gemeente en de
omwonenden samen gemaakt kan worden. Het pad zal niet perse op die
manier langs de groenstrook hoeven; er kan ook gezegd worden dat
er gebruik gemaakt dient te worden van andere paden die naar de
achterkant van de woningen leiden. Dit is op zich
bediscussieerbaar. Voordat de woningen in de verkoop gaan, dient
echter heel helder te zijn hoe de benadering van de voor- en
achterkant van de woningen is. Naar aanleiding van de opmerkingen
van de commissieleden over geen raampartijen in de kopgevel neemt
spreker aan dat men hiermee bedoelt op de verdiepingsvloer en niet
op de begane grondvloer. Spreker zegt toe dit mee te nemen naar de
projectontwikkelaar; hij denkt dat dit op zich geen probleem hoeft
te zijn. Met betrekking tot de opmerkingen over de prijsstelling
antwoordt spreker dat er als uitgangspunt bij inbreilocaties
altijd een hogere grondprijs is dan bij grootschaliger
ontwikkelingen. Er zit altijd een restwaarde op de gronden, die
ook hier vrij pittig is. Het college is ervan geschrokken hoe hoog
deze is; dit komt ook omdat het bestemmingsplan de ruimte bood dat
grote delen van het gebied bebouwd mochten worden met schuren en
dergelijke Deze ruimte is weggenomen en daarvoor in de plaats is
woningbouw gerealiseerd. Dit vertegenwoordigt een economische
waarde die afgerekend moet worden met de eigenaar. Men begint
derhalve met zo'n woning altijd al slecht doordat er een hogere
grondprijs is dan wanneer men in veel grotere gebieden, met name
landbouwgronden omzetten in woningbouw, gaat bouwen. Alle kosten
die met dit plan te maken hebben, zijn toegerekend. In de eerste
opzet van 14 woningen werden de kosten door deze 14 woningen
gedragen. Nu moeten dezelfde kosten gedragen worden door 12
woningen. Dit gaat om een speelplaatsje, de parkeerplaatsen, de
bestrating en dergelijke Daarnaast is vastgehouden aan een
behoorlijke afdracht van de woningen. Men komt dan aan een
marktstelling van wat die woning in de markt waard is. Dat risico
ligt bij de projectontwikkelaar; als hij de woningen niet af kan
zetten, zal hij wellicht iets aan de prijs moeten doen. Nu is het
rondgecalculeerd met de bedragen uit de stukken, inclusief een
post voor planschade, danwel op een andere manier compensaties met
de direct aangrenzende bewoners. Naar aanleiding van de vraag of
dit nog mag, antwoordt spreker dat er in vrijheid allerlei
afspraken gemaakt mogen worden, maar dat het voor kan komen dat
een projectontwikkelaar later zegt dat hij die afspraak wel
gemaakt heeft, maar dat dit onder druk was en dat het
onverschuldigde betaling is. De gemeente heeft dit tot nu toe
echter nog niet meegemaakt; op één situatie na hebben de partijen
zich aan de gemaakte afspraken gehouden. Spreker heeft er
vertrouwen in dat het ook goed zal lopen met de
projectontwikkelaar van dit plan. De projectontwikkelaar heeft de
gemeente de keus gelaten om het over te nemen; er zou dan een
bedrag bij komen wat er globaal getaxeerd is. De gemeente heeft
hierop geantwoord dat men van mening is dat de projectontwikkelaar
haars inziens beter in staat is om met de bewoners in onderling
overleg, misschien in natura, een aantal dingen te doen; dit lukt
een gemeente veel slechter, omdat zij er niet zelf bouwt. Derhalve
is ervoor gekozen om het op deze manier te doen. Naar aanleiding
van de opmerking over macht van de ontwikkelaars antwoordt spreker
dat er eerst gekeken wordt wat zo'n woning in de markt waard is en
dat dan wordt teruggerekend of men de woning kan bouwen met de
kosten die gemaakt moeten worden, de afdracht aan de gemeente en
de bijkomende kosten. De markt betaalt dus kennelijk dit soort
prijzen. Er zijn inderdaad projectjes waar men naar een zeer
specifieke doelgroep wil en naar een heel specifiek
toewijzingsbeleid, zoals in Vrijheidsakker waar een heel specifiek
project komt waar men op jongeren wil entameren en op een bepaald
inkomen. Bij het project locatie Van Leidenvliet is er slechts op
gestuurd de woningen in de categorie middelduur te krijgen.
Spreker merkt naar aanleiding van de opmerking over inbreilocaties
op dat hij een 2e inbreilocatie aan de Barendrechtseweg stil heeft
gelegd. Er zijn binnen het college op dit moment geen activiteiten
rond inbreilocaties; de enige die nog ingevuld moet worden is een
verplichting rond locatie De Boom; dit zit binnen de
centrumstudie, zodat er een hele andere discussie zal volgen. Hier
dient binnen drie jaar iets gedaan te worden. Naar aanleiding van
de vragen over de verkeersveiligheid antwoordt spreker dat de
maten die in het plan zijn aangegeven herhaaldelijk in discussie
geweest zijn. Uiteindelijk is er een maatvoering neergelegd die
het mogelijk maakt dat er voldoende manoeuvreerruimte is. Anders
zouden er draaikommen gemaakt moeten worden; dit gaat echter ten
koste van de groenstrook of ten koste van een parkeerplaats.
Tevens is het zo dat als er een draaikom gemaakt wordt dit niet
betekent dat er niemand zijn auto parkeert.
De voorzitter
vraagt met betrekking tot de parkeerplaatsen of er een advies van
de verkeerscommissie is. Zij heeft dit namelijk niet gezien.
De heer Silvis
antwoordt dat dit bij de eerste aanvang gedaan is. Er is indertijd
besloten dat de uitgang niet op de Barendrechtseweg moest komen,
maar dat het op de Van Leidenvliet kon. Dit is in de allereerste
fase van het bestemmingsplan al in de ontwikkeling gebeurd en daar
is naderhand niet meer op teruggekomen.
Mevrouw Otten
merkt op dat zij in het verhaal de inkijk aan de zijde van de Van
den Boetzelaervliet mist. Tevens mist spreker dat er tijdens de
vorige vergadering gesproken is over het aantal woningen dat er
gebouwd zou worden; het plan dat er toen lag werd door de meeste
commissieleden afgekeurd. Spreker merkt op dat er voor de bewoners
van de Van den Boetzelaervliet niks veranderd is tussen het plan
van toen en het plan van nu. Tijdens de vorige vergadering is
onder andere gesproken over bejaardenwoningen. Spreker hoort daar
nu niks meer over. Met betrekking tot de parkeerplaatsen merkt
spreker op dat er op dit moment op de Van den Boetzelaervliet al
geparkeerd wordt door bewoners van de Van Leidenvliet. Dit
probleem wordt door de nieuwbouw alleen maar groter, zodat er dan
in de Van den Boetzelaervliet ook geen parkeerplaatsen meer zijn.
Spreker vraagt zich af hoe de commissieleden het zelf zouden
vinden als er in hun achtertuin woningen gebouwd zouden worden,
zoals op dit moment bij de bewoners van de Van den Boetzelaervliet
gaat gebeuren. Zij vraagt zich af waarom het aantal niet beperkt
kan worden tot enkele woningen, zoals wat luxere bungalows;
spreker begrijpt niet waarom alles zo opeen gepakt moet worden.
Spreker is tegen het plan voor deze huizen.
De heer Harteveld
merkt op dat het bestemmingsplan nog goedgekeurd moet worden door
Provinciale Staten, zodat het zijns inziens nog niet zeker is of
er inderdaad gebouwd mag gaan worden. Met betrekking tot de
verkeersveiligheid merkt spreker op dat er zijns inziens nog nooit
iemand met de auto in is gereden; op het plan staat een bepaalde
maat die is doorgetrokken naar achteren toe. Spreker is van mening
dat het, ondanks goede stuurmanskunst, niet lukt om er zonder
deuken uit te komen. Er kan absoluut niet gekeerd worden, zodat
men er achteruit uit moet. Spreker snapt wel waarom ontsluiting
via de Barendrechtseweg toentertijd niet is doorgezet; de
verkopende partij woont er namelijk zelf en de enige ontsluiting
is via hem. Spreker verzoekt de verkeersveiligheid nogmaals te
bekijken. Tevens vraagt hij uitleg op zijn, in eerste termijn
gestelde, vraag waarom artikel 19 wordt aangevraagd.
De heer De Graaf
antwoordt, naar aanleiding van de vraag van mevrouw Otten over hoe
de commissieleden het zelf zouden vinden als er woningen in hun
achtertuin gebouwd zouden worden, dat de afstand tussen de
woningen waar de inkijk plaats zou hebben en de woningen die
gecreëerd worden aanvaardbaar is, namelijk ca. 21 strekkende
meter. Bij spreker worden er op 6,80 meter vanaf de erfscheiding
woningen gebouwd. Spreker is blij met de toezegging dat
waarschijnlijk in ieder geval de kopgevelramen aan de bovenkant
komen te vervallen. Spreker is, ondanks het antwoord van de heer
Silvis over de hoge grondprijzen op een inbreilocatie, nog steeds
van mening dat de prijs-kwaliteitverhouding helemaal scheef is.
Hij vindt het jammer dat er vanuit de gemeente geen grip is om
tegen te gaan dat er flinke winsten gemaakt worden, zodat juist
die woningen waarvan de raad wil dat die ter beschikking komen
voor een aanvaardbare prijs niet kunnen worden gerealiseerd. Naar
aanleiding van het antwoord van de heer Silvis over dat Planoform
heeft toegezegd de planschades voor haar rekening te nemen, merkt
spreker op dat het zijns inziens beter is dat de gemeente alvast
de gelden neemt die men denkt dat ter beschikking gesteld moeten
worden, omdat het uiteindelijk zo is dat degenen die planschade
gaan eisen dit doen bij de gemeente. De gemeente moet dat dan weer
van de betrokkene zien terug te krijgen. Als deze zich bedenkt,
kan de gemeente naar het geld fluiten. Er is namelijk een
uitspraak van de Raad van State dat de gemeente dat niet mag doen.
De heer Orsel
is verbaasd dat de heer De Graaf, en andere commissieleden, nu
opeens de discussie aangaan over de prijzen van de woningen; bij
andere plannen kan er waarschijnlijk wel overal gevraagd worden
wat men wil. Met betrekking tot de verkeersveiligheid merkt
spreker op dat het daar onveilig is en dat er niet gekeerd kan
worden. Spreker denkt dat men straks de parkeerplaatsen die bij de
ingang van het plan staan weg moet halen, omdat het
levensgevaarlijk is. Spreker blijft tegen dit inrichtingsplan.
De heer Nootenboom
merkt op dat hij akkoord gaat met het voorliggende plan. Spreker
maakt zich zorgen over het feit of de bewoners helemaal aan de
projectontwikkelaar zijn overgelaten op de bewonersavond die door
de projectontwikkelaar georganiseerd worden. Hij verzoekt de heer
Silvis derhalve een oogje te houden op het feit dat de bewoners
daar niet ondergesneeuwd raken door de projectontwikkelaar.
De heer Kleinjan
is het eens met de opmerking van vorige spreker; het hek en het
achterpad dienen niet aan de projectontwikkelaar overgelaten te
worden, omdat deze kan zeggen dat hij er geen zin in heeft,
waardoor de bewoners in hun hemd staan. Spreker verzoekt om een
toezegging van de heer Silvis dat de gemeente afspraken maakt met
de projectontwikkelaar over de afscheiding en de ontsluiting van
de tuinen.
De heer Van Kruijsbergen
merkt op dat hij, ondanks de antwoorden van de heer Silvis, niet
gerust is over de verkeersveiligheid. Het advies dat in het
verleden is uitgebracht door de verkeerscommissie was niet
toegespitst op de situatie zoals die er nu ligt. Om die reden
hecht spreker er sterk aan om alsnog een dergelijk advies te
kunnen inzien; hij vraag of dat nog mogelijk is op deze termijn.
Anders kan spreker niet met dit plan instemmen.
Mevrouw Monhemius
stelt voor naar de verkeerssituatie te kijken; of het niet veel te
krap is. Spreker is verbaasd over de opmerking van de heer Orsel
dat er in deze commissie nooit eerder over de prijzen van woningen
gesproken is; er wordt regelmatig gepraat over het feit dat men
wil dat er voor mensen met een smallere beurs woningen beschikbaar
zijn binnen Barendrecht. Spreker stelt voor om als de grond te
duur is te beslissen deze niet aan te kopen; als een woning zo
vreselijk duur is, omdat de grond veel te duur is, is spreker van
mening het niet te doen.
De heer Silvis
antwoordt dat de gemeente geen grond inkoopt, maar door een
bestemmingsplanwijziging de mogelijkheid geeft om op deze grond,
die in private handen blijft, dit woningbouwproject te realiseren.
De gemeente krijgt straks om niet het openbaar gebied terug in
beheer; er zijn derhalve geen aankopen van de gemeente in het
geding. Met betrekking tot de verkeersveiligheid zegt spreker toe
dat er met de verkeersdeskundige van de gemeente naar deze
situatie gekeken wordt. Mocht men tot de conclusie komen dat een
draaikom moet worden vrijgehouden, dan zou dit een oplossing
kunnen zijn om achteruitrijden te voorkomen. Met betrekking tot de
opmerkingen over planschade antwoordt spreker dat het Gerechtshof
hier een uitspraak over gedaan heeft, maar dat de Hoge Raad er nog
geen antwoord op heeft gegeven. Het maakt in dit geval niet zoveel
uit, omdat men bij deze afspraak precies weet over welke bedragen
het gaat. Als de projectontwikkelaar kwaad zou willen, zou hij
onverschuldigde betaling kunnen zeggen; zelfs als is de betaling
gedaan. Spreker stelt derhalve voor vast te houden aan het
oorspronkelijke uitgangspunt. Spreker is het met de heer De Graaf
eens dat de gehanteerde afstanden op zich gebruikelijk zijn bij
woningen; men vindt deze meer in Molenvliet. Het probleem dat de
betrokkenen hebben, is dat zij dat op dit moment niet hebben en
straks wel. Naar aanleiding van de opmerking van de heer Harteveld
over de procedures antwoordt spreker dat het juist is dat er eerst
een goedkeuring van de Provincie moet komen; hij verwacht hier
echter geen problemen, omdat het niet ligt in gevoelige gebieden
en het op zich een functieveranderingslocatie is. Jaren geleden is
het bestemmingsplan Molenvliet-Nieuweland in procedure genomen. In
dit bestemmingsplan zijn bepaalde mogelijkheden aangegeven. Met
deze locatie is toen begonnen, terwijl het bestemmingsplan nog
niet was goedgekeurd, maar er kon geanticipeerd worden op dat
bestemmingsplan middels een artikel 19-procedure. Dat is in gang
gezet. Ondertussen is ook het proces doorgegaan van
Molenvliet-Nieuweland, want daarin zou, als dit onherroepelijke
zou zijn geworden, met een artikel 11, zoals ook het andere gebied
in de locatie, in ontwikkeling genomen kunnen worden. Omdat het
toen nog niet zo ver was, is met een artikel 19-procedure gestart;
deze ligt nog ter goedkeuring voor een verklaring van geen bezwaar
bij de Provincie. Aangezien de Provincie eerder in de PPC positief
heeft geadviseerd over de bestemmingsplanwijziging, neemt spreker
aan dat het nauwelijks een discussiepunt bij de Provincie zal
zijn. Ten aanzien van de discussies die tussen
projectontwikkelaars en de omwonenden gaan, zegt spreker toe zich
niet helemaal afzijdig te houden. Er is een bepaald beeld dat dit
constructief overleg zou kunnen worden. Spreker laat zich op de
hoogte stellen van de resultaten en zegt toe dat de gemeente zich
in de discussie zal mengen als blijkt dat de resultaten dusdanig
vervelend zijn. Op verzoek van de voorzitter zegt spreker toe een
memo aan de commissie te sturen over de verkeerskundige aspecten.
5. Afwijzen verzoek herziening bestemmingsplan Koedood 2
De heer Snijder
spreekt in namens de heer Bestebreurtje. Spreker wil een
toelichting geven naar aanleiding van de tekst in de toelichting
"Betrokkene maakt onvoldoende duidelijk waarom de bedrijfsvoering,
op grond waarvan indertijd op zijn voorstel 2.500 m2
bedrijfsterrein is overeengekomen, nu niet meer kan" en de tekst
in de notitie "Uit het verzoek wordt niet duidelijk welke visie
Bestebreurtje destijds had op de beoogde bedrijfsvoering en welke
nieuwe gezichtspunten daar recent zijn bijgekomen". Tevens heeft
spreker een aantal vragen rond het overleg dat ambtelijk en
bestuurlijk gevoerd is. Spreker merkt op dat het contract en het
bestemmingsplan met elkaar in overeenstemming zijn. Destijds, toen
het contract is opgesteld, was er een adviseur, de heer Overwater,
bij betrokken, die een programmaatje van eisen heeft aangegeven.
Op grond daarvan zijn de zaken toen vastgesteld. Er is inderdaad
toentertijd een keer een misverstand geweest, dat later weer
rechtgetrokken is van de zijde van de gemeente. Het programma van
eisen is tot stand gekomen als gevolg van een grondruiling. Nadat
het contract gesloten is, zijn er vervelende ontwikkelingen
ontstaan die op dit moment nog niet volledig uitgewerkt zijn; hier
is ook de rechtbank bij betrokken. Lopende dit proces is spreker
erbij betrokken door de advocaat van de heer Bestebreurtje,
namelijk om te onderzoeken of hetgeen voorlag op die manier
verwezenlijkt kon worden. Spreker merkt op dat het oorspronkelijk
opgestelde programma van eisen is opgesteld door het terrein te
bekijken en een opzet van uitgangspunten van schattingen en
ideeën; er is op dat moment geen bedrijfseconomisch onderzoek naar
gedaan. Er is toen onderhandeld met de gemeente en de oppervlaktes
zijn bepaald. De heer Bestebreurtje heeft echter geen rekening
gehouden met de infrastructuur, zodat de infrastructuur op dat
moment tussen de wal en het schip geraakt is. Uiteindelijk ligt er
nu een herziening van een bestemmingsplan, keurig met een contour
eromheen, dat een bebouwingsmogelijkheid van het uiterste maximum
van 2.250 m2 geeft, maar waarbij geen rekening is gehouden met de
ontsluiting en de infrastructuur, terwijl dit normaal gesproken
wel gebeurt. Spreker is toen benaderd om te kijken of de heer
Bestebreurtje zijn zaak binnen die 2.500 m2 kon verwezenlijken en
of de problemen daarmee uit de weg geruimd konden worden. Spreker
heeft toen onmiddellijk naar die infrastructuur gevraagd. De visie
van de heer Bestebreurtje was dat hij er twee toegangspaden
naartoe had waar parkeren langs gemaakt kon worden. Vanuit de
rechtszaak was gevraagd of de gemeente en de heer Bestebreurtje
bereid waren om onderling te onderhandelen. Zodoende kwam men aan
de onderhandelingstafel. Toen bleek dat er uiteindelijk alleen
maar een weg getrokken mocht worden naar het perceel en dat de
complete infrastructuur binnen het hele gebied gebracht moest
worden. Er is toen door spreker toegezegd om te kijken of men
eruit kon komen; men is hiermee in goed overleg, en met wat
voorstellen over en weer, aan begonnen. Ondertussen ging er echter
een tweede zaak spelen met betrekking tot de aanpassing van het
programma van eisen; de eerste loods was in aanbouw en er moesten
andere loodsen gebouwd gaan worden. Toen kwam de bank ertussen
voor de financiering. De bank vroeg naar een onderbouwing van wat
daar geïnvesteerd zou worden. Spreker is toen naar de WLTO gegaan
met het verzoek of zij hem en de heer Bestebreurtje konden helpen
bij wat een levensvatbare manege is. Zo kwam daar het programma
van eisen uit dat daarna op tafel kwam en wat een ieder bekend is.
Met betrekking tot de motivering van zijn verzoek merkt spreker op
dat er een verlengplan ligt vanuit 1998. Er zijn gemeentelijke
onderhandelingen geweest die gingen over een herziening van het
bestemmingsplan. Uiteindelijk gaat het om een zaak artikel 19, lid
1, waar de raad uitspraak over moet doen. In het ambtelijk en
bestuurlijk overleg is spreker naar zijn gevoelen in december
afgekapt en is de rechtszaak doorgezet, zodat hij niet verder kon
met het voorstel dat er lag, waardoor het verzoek niet bij de
commissie terecht kwam. Men heeft er, ondanks dat de zaak
doorgezet is, toch voor gekozen naar de commissie te komen met het
verzoek om op grond van artikel 19, lid 1, medewerking te
verlenen. Spreker vindt het erg jammer dat hij in het advies niets
terugleest over een zaak waar redelijke consensus over was, en
waarvan de wethouder steeds gezegd heeft "onder voorbehoud van
goedkeuring van de raad" tot 3.900 m2. In eerste instantie heeft
men samen gezegd dat er iets mis zit en dat men in het midden zou
laten hoe dat kwam; er was een bepaalde medewerking tot 3.800 m2.
Op dit moment komt men daarop terug; men laat de zaak zoals die
is. Dit is de hoofdzaak waarom spreker een en ander toe wilde
lichten.
Mevrouw Monhemius
vraagt of er door de wethouder een toezegging is gedaan die niet
is waargemaakt.
De heer Snijder
antwoordt dat men in een open onderhandeling is gegaan waarbij er
ambtelijk en bestuurlijk bereidheid was om met spreker en de heer
Bestebreurtje te praten. Men is daar gekomen tot een maat van ca.
3.900 m2. De wethouder heeft echter steeds gezegd dat het een
ambtelijk en bestuurlijk overleg was onder voorbehoud van
goedkeuring door de gemeenteraad. Spreker komt dit echter nu niet
meer tegen; hij ziet een complete afwijzing.
De heer Nootenboom
merkt op dat hij de heer Snijders begrijpt en dat hij ook begrijpt
waarom hij hier komt, maar de notitie lezende kan spreker niks
anders doen dan instemmen met het voorstel van het college.
De heer Kleinjan
herinnert zich nog de discussie in de vorige raadsperiode dat in
principe alles weggehaald moest worden en dat er op een gegeven
moment toch overeenstemming gekomen is om wat loodsen te bouwen,
zodat het terrein niet meer zo rommelig zou overkomen. Het was
indertijd echter niet de bedoeling van spreker om er een
commerciële manege te gaan exploiteren op een zo grote basis als
in het voorstel van de heer Bestebreurtje naar voren komt. In die
zin gaat spreker akkoord met het voorstel van het college.
De heer Van Kruijsbergen
merkt op dat hij conform het voorliggende voorstel alleen kan
concluderen om ermee in te stemmen. Spreker onthoudt zich echter
van stemming, omdat hij geen volledige afweging kan maken vanwege
het feit dat hij geen volledige kennis van het dossier heeft en de
zaak pas sinds zeer korte tijd kent.
Mevrouw Monhemius
heeft wel volledige kennis van het dossier en heeft een bezoek
gebracht aan de heer Bestebreurtje. Spreker constateert dat
hetgeen de heer Bestebreurtje wil in strijd is met wat spreker
wil; zij wil namelijk geen uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten
in de Zuidpolder. Spreker gaat akkoord met het voorstel van het
college.
De heer Orsel
vraagt, naar aanleiding van de laatste opmerking van de inspreker,
om een nadere uiteenzetting over die 3.800 m2. Spreker kent het
bedrijf; het ziet er niet bijzonder fraai uit. Hij kan zich
voorstellen dat een bedrijf rommel met zich meebrengt, maar is van
mening dat het dan ook opgeruimd moet worden. Het hele gebeuren
heeft een lange geschiedenis en alles is zijns inziens heel goed
door iedereen behandeld; hij gaat er naar aanleiding van de
notitie vanuit dat het door de gemeente goed is afgehandeld.
De heer De Graaf
gaat akkoord met het voorstel van het college. Spreker heeft
echter dezelfde vraag als de heer Orsel over het eindbod van de
gemeente en wat dit inhoudt.
De heer Silvis
antwoordt dat de inzet van de gemeente was om te kijken of men nog
wat voor elkaar kon betekenen. Het primaire doel waarop de hele
transactie was gebaseerd was het terugbrengen van de wat rommelige
aanblik en een zeer beperkte bedrijfsmatige bestemming. Het liefst
had men die helemaal gesaneerd toen men in discussie was rond
verwerving van gronden in Carnisselande, omdat daar één van de
mogelijkheden was opgepakt om tot deze transactie te komen.
Vervolgens zijn de ambities van de gemeente duidelijk gemaakt,
namelijk in een beperkt deel van het gebied de bandenhandel en het
andere deel een meer in het gebied passende activiteit, namelijk
de manege. In de discussies bleek dat men de infrastructuur er
niet goed in kreeg; er hoeft echter niet persé maximaal bebouwd te
worden. Om toch te kijken hoe men elkaar kon vinden, zijn er
vanuit de gemeente een aantal voorstellen gedaan die ertoe leidden
dat men iets boven die 2.500 m2 uitgaat. Spreker heeft zich
gerealiseerd dat dit al snel op gespannen voet zou kunnen staan
met de opvattingen die in de raad aanwezig zijn, maar ter wille
van een overeenkomst heeft het college zijn nek uitgestoken om te
kijken of men wat kon. Gaandeweg bleek echter steeds dat de vraag
veel groter was dan het college haalbaar achtte binnen de raad en
ook binnen het ambitieniveau dat er voor de zuidkant van
Carnisselande is. Op een gegeven moment moet dan gezegd worden dat
men uitgepraat is en dat het antwoord aan de rechter wordt
gelaten. De rechter heeft een uitspraak gedaan. De enige
mogelijkheid om in dit forum een antwoord te krijgen op de vraag
of het college goed gehandeld heeft, is wat betrokkene nu heeft
gedaan, namelijk om formeel een bestemmingsplanwijziging te
vragen. De commissieleden hebben dan inzicht. Wat spreker betreft
kan het dossier gesloten worden. De eerste stap is gedaan door de
totaalactiviteiten binnen de 2.500 m2 te brengen. De tweede stap
is de scheiding tussen het bedrijfsmatige deel binnen de vierkante
meters die daarvoor in de overeenkomst zijn aangegeven. De
uitvoering van het tweede deel is nu in gang gezet. De heer
Bestebreurtje dient zich te realiseren dat het wel een tijdje
gerekt kan worden in de discussies en onderhandelingen, maar dat
het eindbod van de gemeente op een gegeven moment van tafel
gehaald is, omdat dit niet leidde tot het beoogde doel. Derhalve
is besloten het op een andere weg te doen, waarbij men zich strikt
houdt aan de contouren zoals die in het bestemmingsplan zijn
aangegeven.
De heer Snijder
merkt op dat men niet uit is op maximale bebouwing, maar op een
mogelijkheid om een bedrijfsvoering te hebben waarmee de heer
Bestebreurtje in zijn onderhoud kan voorzien. Als er geen
buitenbak bij kan komen, ontstaat er een onvolwaardige manege waar
een groot verloop ontstaat met alle problemen vandien.
De heer Orsel
dankt de heer Silvis voor het feit dat hij uitvoerig is ingegaan
op het stuk. Spreker gaat akkoord met het voorstel van het
college.
De voorzitter
concludeert dat alle commissieleden, met uitzondering van de heer
Van Kruijsbergen, die de gelegenheid krijgt om voor de
raadsbehandeling het dossier tot zich te nemen, akkoord gaan met
het voorstel van het college.
6. Rondvraag
1. De heer Orsel merkt op dat het een ergernis voor de mensen in de
wijken is dat er grote pakken papier naast de onlangs geplaatste
ondergrondse papierbakken neergezet worden. Deze pakken moeten
dagelijks weggehaald worden. Spreker vraagt of het mogelijk is de
papierbakken weer weg te halen, omdat 1x in de maand de
papierwagen langs komt. Tevens vraagt hij of de betrokken
wethouder op de wijkavond nog eens aandacht wil schenken aan het
feit dat het papier in de bak moet en dat het er niet naast gezet
dient te worden, omdat dit erg rommelig staat.
De heer Van Vugt
zegt toe dit punt mee te nemen en er middels een korte notitie op
terug te komen.
2. De heer Nootenboom heeft in de B&W-notulen gelezen dat het college
besloten heeft in de toekomst terug te komen op het plaatsen van
ahobs aan de Voordijk in het kader van de TramPlus. Er zijn
ervaringen in Alexanderpolder met betrekking tot gelijkvloerse
kruisingen. Spreker vraagt zich af welke overwegingen het college
daarover heeft en waarom men niet gewoon voor ahobs kiest in het
kader van de verkeersveiligheid.
De heer Van Vugt
antwoordt dat op 12 november 2002 de notitie is aangehouden, omdat
spreker zelf, hoewel de keuze voor de tramwaarschuwingslichten al
gemaakt was, een vergelijk wilde zien tussen de ahobs en de
tramwaarschuwingslichten. Als gevolg van deze vergelijking is toch
de voorkeur uitgegaan naar tramwaarschuwingslichten, omdat in
Rotterdam is gebleken dat men om de halve boompjes van de ahobs
heen probeert te glippen, wat zeer verkeersveilig is. Tevens gaat
een trambestuurder er bij het naderen van een ahob vanuit dat de
bomen naar beneden gaan, zodat hij gewoon door kan rijden, terwijl
de bestuurder er bij tramwaarschuwingslichten vanuit gaat dat
verkeersdeelnemers over kunnen steken, zodat hij het kruispunt
voorzichtig benadert.
3. De heer Kleinjan merkt op dat hij door een burger benaderd is over
parkeerproblemen in de Koperslagerij. In de wijk is een onderzoek
gedaan of men parkeerplaatsen of openbaar groen wilde. Naar
aanleiding hiervan is gekozen voor het handhaven van de
parkeerplaatsen die er waren en dus ook het handhaven van het
openbaar groen. Er wordt nu echter overal geparkeerd, zodat auto's
klem komen te staan. Spreker vraagt of de wethouder hiermee bekend
is en wat er eventueel aan te doen is.
De heer Van Vugt
antwoordt dat er, als gevolg van een verzoek om uitbreiding van
het aantal parkeerplaatsen, in de omgeving een onderzoek is
uitgezet naar de mening van de overige bewoners. Een grote
meerderheid heeft aangegeven geen opoffering te willen van het
openbaar groen. De consequentie hiervan is dat men verder weg moet
gaan parkeren.
De heer Kleinjan
vraagt of de gemeente iets kan doen richting handhaving, zodat de
mensen de consequenties voor hun zelfgekozen standpunt leren
dragen.
De heer Van Vugt
antwoordt dat deze situatie bekend is bij de politie en dat er in
Carnisselande behoorlijk wordt gehandhaafd.
4. Mevrouw Monhemius vraagt naar de stand van zaken met betrekking
tot de verkeerssituatie op de Middeldijk; is er al een besluit
genomen waar deze afgesloten wordt? Tevens vraagt spreker of de
commissie inzicht kan krijgen in de verkeersmetingen die er de
afgelopen tijd verricht zijn.
De heer Van Vugt
antwoordt dat dit onderwerp inmiddels in het college is geweest.
Hoewel het, gezien het dualisme, een bevoegdheid is van het
college en niet van de raadscommissie, heeft spreker, gezien de
importantie en de politieke gevoeligheid van dit onderwerp, toch
besloten het in de commissie te behandelen onder het mom van
"overleg met de commissie". In de notitie, die spreker reeds
gezien heeft, zijn percentages van snelheden aangegeven. Spreker
zegt toe dat, als de commissievoorzitter ermee instemt, de notitie
te zijner tijd in deze commissie behandeld wordt. Het college
heeft besloten pas een besluit over dit onderwerp `te nemen als de
commissie haar mening heeft gegeven.
5. De heer De Jager merkt op dat er in februari 2002 vragen zijn
gesteld rondom de bereikbaarheid van het NS-station voor
mindervalide mensen. B&W heeft een paar maanden later middels een
schrijven toegezegd dat met name aan de Dierensteinzijde
parkeerplaatsen zouden komen voor mindervaliden, dat de lift zou
gaan werken en dergelijke Spreker heeft een schrijven ontvangen
van Railinfrastructuur waarin gemeld wordt dat pas wanneer het
volledige station gerealiseerd is de invalidenplaatsen gebruikt
kunnen worden. Spreker heeft echter ter plaatse geconstateerd dat
de invalidenplaatsen door de gemeente volgens afspraak zijn
aangelegd, maar dat de NS niet toestaat dat ze gebruikt worden.
Spreker verzoekt om een toelichting hierop.
De heer Van Vugt
antwoordt dat de lift werkt, de invalidenplaatsen zijn aangelegd en de
oostelijke toegang gereed is voor gebruik, maar dat het probleem is
dat de parkeerplaatsen zijn aangelegd op een werkterrein en dat de
aannemer niet toestaat dat er over zijn terrein gereden wordt.
Hierover wordt binnenkort gesproken met de NS. Spreker zegt toe hier
te zijner tijd op terug te komen als het probleem blijft voortduren.
1. Eventuele agendapunten volgende vergadering
De voorzitter
deelt mee dat er op 4 februari aanstaande een gezamenlijke besloten
commissievergadering met de commissie Samenlevingszaken gepland staat
waarin de eventuele ontwikkeling van Barendrecht zuidzijde aan de orde
zal komen. De commissieleden ontvangen hierover zo spoedig mogelijk
bericht.
Naar aanleiding van een vraag van de heer Orsel waarom het een
besloten commissievergadering is, antwoordt de voorzitter dat dit haar
en de voorzitter van de commissie Samenlevingszaken verstandig leek,
omdat hierdoor de commissieleden de vrijheid hebben om er wat
brainstormend over te filosoferen, zodat er geen enkele belemmering
hoeft te zijn ten aanzien van hetgeen aan de orde komt. Tijdens de
vergadering wordt niks besloten.
De heer Van Kruijsbergen
merkt op dat hij het voor een dergelijke relevant belangrijk vindt dat
geïnteresseerde burgers erbij aanwezig kunnen zijn, zodat zij inzicht
krijgen in het politieke proces.
De voorzitter
antwoordt dat men zich moet realiseren dat dit het begin is van
wellicht een proces, maar dat het proces zelf pas in gang gezet wordt
nadat men met elkaar een bepaald standpunt heeft ingenomen hoe dit aan
te pakken. Onderdeel van de bespreking zal uitmaken of men dit
onderwerp als raad vorm wil geven, op welke manier, welke voorwaarden
eraan verbonden worden en dergelijke Er komen nog momenten genoeg, als
een en ander in gang gezet zou gaan worden, om volop ruimte te bieden
aan de burgerij.
De heer Van Kruijsbergen
antwoordt dat hij deze argumentatie niet overtuigend vindt. Spreker is
van mening dat men ook op lokaal niveau streeft naar transparantie;
zijns inziens moeten burgers, als zij daar behoefte aan hebben,
deelgenoot kunnen zijn van deze voorfase om te kijken hoe het
aangepakt wordt.
De voorzitter
antwoordt dat de commissievoorzitter Samenlevingszaken de mening van
spreker deelt. Als men het anders wil, mag men dit zeggen. Burgers
moeten inspraak krijgen op het moment dat duidelijk is waarom zij
inspraak moeten krijgen en waarover zij hun gedachten moeten laten
gaan. Zo ver is men nog niet.
De heer Van Kruijsbergen
merkt op dat hij het ziet als een typisch ivoren toren verhaal waar
men juist vanaf wil. Spreker verzoekt de andere commissieleden aan te
geven of men het met hem eens is.
De voorzitter
is van mening dat voor een proces in gang gezet wordt men het eerst
eens moet zijn over de procedure hoe men denkt het te gaan doen.
Spreker stelt voor dat de commissieleden eerst de stukken afwachten en
dat zij daarna aan haar doorgeven of dit de goede weg is. Zij stelt
voor er verder op dit moment niet over te spreken.
De heer Nootenboom
vraagt of er dan, in verband met publicatietermijn en dergelijke, nog
genoeg tijd is om de vergadering openbaar te laten zijn.
De voorzitter
antwoordt dat de notitie, die de commissieleden vlak na het weekeinde
zullen ontvangen, absoluut niet is toegespitst op behandeling in een
openbare vergadering; er zal dan een andere notitie moeten komen.
Spreker stelt voor eerst te wachten wat men voorgeschoteld krijgt en
daarna te beoordelen of men het in een besloten vergadering wil
behandelen. Als de commissieleden het niet op de voorgestelde manier
willen, kan de vergadering worden geannuleerd en in een andere vorm
worden gegoten.
De heer De Graaf
merkt op dat hij het vreemd vindt dat het in beslotenheid moet
gebeuren. Spreker vraagt wat de discussie voor zin heeft als er geen
meerderheid is om zoiets te realiseren. Hij stelt voor dat er eerst
een principe-uitspraak over gedaan wordt.
De voorzitter
stelt voor eerst af te wachten wat in het procedurevoorstel staat en
pas daarna eventuele kritiek te spuien.
De voorzitter
sluit de vergadering.
Vastgesteld door de raadscommissie
Grondgebied op 11 februari 2003,
de griffier, de voorzitter,
C. de Kreek. W.S. Batenburg-van Veen.
Gemeente Barendrecht