Taakomschrijving onafhankelijke adviescommissie Vergelijkende toets
De commissie wordt door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de Staatssecretaris van Economische Zaken gevraagd te adviseren inzake de voorgenomen verdeling van frequentieruimte voor commerciële radio.
Besloten is voor de verdeling een vergelijkende toets te hanteren, waarbij het bod een
belangrijke component is. De in de toets te waarborgen belangen zijn geformuleerd in de
toelichting bij de wijziging van het Frequentiebesluit (Stb. 2002, 467).
Voor een beschrijving van de systematiek wordt verwezen naar de brief van 6 december
2002 aan de Tweede Kamer (II, 2002-2003, 24095, nr. 109) en de opmerkingen die daarover
zijn gemaakt in het overleg met de Kamer.
De rol van de commissie bij de voorbereiding en uitvoering van de vergelijkende toets is
op hoofdlijnen beschreven in de brief van 19 december 2002 (II, 2002-2003, 24095, nr.
114). Daaruit blijkt dat de commissie gevraagd zal worden te adviseren over:
a. de uitwerking van de vergelijkende toets;
b. de beoordeling van aanvragen op de criteria van de vergelijkende toets.
Ad. a.
De commissie wordt gevraagd uiterlijk 31 januari 2003 met een toetsplan te komen
waarin rekening gehouden wordt met:
1. voldoende pluriformiteit: dit wordt ingevuld door vijf geclausuleerde en vier
ongeclausuleerde FM-kavels voor landelijke commerciële radio en clausulering van alle
FM-clusters voor niet-landelijke commerciële radio,
2. de belangen van bestaande partijen, en
3. de belangen van nieuwkomers.
De commissie wordt in het bijzonder gevraagd te adviseren over de invulling van het
uitgangspunt inzake de verscheidenheid van het programma-aanbod (pluriformiteit). In de
ontwerp-systematiek is daar invulling aan gegeven door middel van clausulering van 5
landelijke FM-kavels en alle niet-landelijke FM-clusters. Deze clausuleringen gelden als
minimum-eis. Men kan zich op dat onderdeel onderscheiden door een uitgebreidere
invulling te geven aan de verschillende eisen. In het ontwerp is daarvoor een bepaalde
beoordelingssystematiek voorgesteld, waarover mede het advies van de commissie wordt
gevraagd. Tevens wordt de commissie gevraagd de voor- en nadelen van een eenmalig
gesloten bod-systeem in een vergelijkende toets op een rij te zetten.
Het advies van de commissie in de vorm van een toetsplan en de uitwerking daarvan in de ontwerp-regelingen zullen vervolgens desgewenst met de Kamer worden besproken.
Ad. b.
Nadat de regelingen door de staatssecretarissen (voor de toepassing van het financieel
instrument op grond van artikel 3.3a van de Telecommunicatiewet tevens met
instemming van de Minister van Financiën en waar nodig eveneens in overeenstemming
met het gevoelen van de ministerraad) zijn vastgesteld, wordt de commissie gevraagd te
adviseren over de beoordeling van de aanvragen. Het betreft in het bijzonder de advisering
over de waardering, volgens de toetsingscriteria, van het programmatische aanbod en de
bedrijfseconomische onderbouwing daarvan.
In vervolg op het advies van de commissie zal besluitvorming plaats vinden. De
Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen doet daartoe een voordracht
aan de Staatssecretaris van Economische Zaken. Deze verleent of weigert uiteindelijk de
gevraagde vergunningen.
Aanvullende opmerkingen
De commissie kan zich in haar advisering laten bijstaan door een extern secretariaat. Voor
wat betreft de beoordeling van de aanvragen zal een afstemmingsprotocol worden
opgesteld, omdat er tijdens de beoordeling een aantal formele momenten is waarbij
besluitvorming door de Staatssecretarissen noodzakelijk is.
Tijdpad
Ten slotte zij er op gewezen dat de voorzieningenrechter te Rotterdam in zijn uitspraak
van 11 oktober jl. heeft bepaald dat de vereiste bekendmaking op grond van artikel 3,
eerste en derde lid, van het Frequentiebesluit uiterlijk op 1 januari 2003 dient te
geschieden. Deze bekendmaking is geplaatst in de Staatscourant van 24 december 2002
(Stcrt. 2002, nr. 248). Daarin is opgenomen dat de vergelijkende toets uiterlijk op 31 maart
2003 zal starten. De Kamer is daarvan bij brief van 24 december 2002 (II 2002-2003, 24095,
nr. 115) door de staatssecretaris van Economische Zaken op de hoogte gesteld. Om te
bewerkstelligen dat de vergunningen uiterlijk op 1 juni 2003 kunnen ingaan, zoals door
de rechter bepaald, wordt de commissie gevraagd uiterlijk 31 januari 2003 haar advies
voor wat betreft de uitwerking van de vergelijkende toets uit te brengen. Met betrekking
tot de advisering over de te selecteren aanvragers wordt de commissie gevraagd uiterlijk
op 23 mei 2003 haar advies uit te brengen.