Actueel
Op 14 januari 2003 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in een zaak
over belediging van homoseksuelen
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 14-01-2003
In deze zaak, rolnr. 01977/01, heeft het gerechtshof te Arnhem bij
arrest van 26 juni 2001 de verdachte vrijgesproken van hetgeen hem was
tenlastegelegd, namelijk dat hij zich opzettelijk beledigend heeft
uitgelaten over een groep mensen wegens hun homoseksuele gerichtheid,
door middel van een aan een krant ingezonden brief.
Het Openbaar Ministerie bij het gerechtshof te Arnhem heeft cassatie
tegen deze vrijspraak ingesteld.
Namens de verdachte heeft mr. W.J.E. Hendriks, advocaat te Arnhem, het
beroep in cassatie tegengesproken.
De Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad heeft in zijn conclusie
geadviseerd het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in
zijn cassatieberoep.
Cassatie tegen een vrijspraak is niet toegelaten (art. 430 Wetboek van
Strafvordering; dit is overigens per 1.1.2003 in de wet gewijzigd,
waarmee dit in de toekomst wel mogelijk wordt). Daarom toetst de Hoge
Raad slechts of de door het hof Arnhem uitgesproken vrijspraak berust
op een onjuiste uitleg van de tenlastegelegde term belediging van een
groep mensen wegens hun homoseksuele gerichtheid (art. 137c Wetboek
van Strafrecht).
Op grond van deze toetsing stelt de Hoge Raad dat het hof geen
onjuiste rechtsopvatting heeft gehuldigd. Het hof heeft de
tenlastegelegde uitlatingen, meer in het bijzonder voorzover daarin
homofilie als een vieze en vuile zonde wordt bestempeld, op zich zelf
voor homoseksuelen grievend geacht. Die uitlating stond echter, aldus
het hof, beschouwd in haar context, kenbaar in direct verband met de
geloofsovertuiging van de verdachte en diens bedoeling de mensheid te
waarschuwen was duidelijk. In de laatste vaststelling ligt, aldus de
Hoge Raad, besloten dat de uitlating voor de verdachte van betekenis
is voor een maatschappelijk debat.
Het hof heeft daaruit geconcludeerd dat de tenlastegelegde uitlatingen
dienden ter aanduiding van de in de geloofsopvatting van de verdachte
verankerde opvatting dat homofilie als een zonde moet worden
aangemerkt en dat daarom die uitlatingen, nu de gebezigde terminologie
niet onnodig grievend is, niet als beledigend in de zin van art. 137c
wetboek van strafrecht kunnen worden aangemerkt. Het hof heeft hiermee
niet blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting omtrent de term
"beledigend" in de zin van art. 137c Wetboek van Strafrecht.
Het Openbaar Ministerie is niet-ontvankelijk verklaard in het beroep.
Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AE7632
Zie het origineel
http://www.rechtspraak.nl/act...t_id=10388&i=&ti=
http://www.rechtspraak.nl/act...d=10388&i=43&ti=1
.
Zie het origineel
http://www.rechtspraak.nl/act...t_id=10388&i=&ti=
.