Persbericht
PERS-2003-09
Den Haag, 13-01-2003
Antwoord op kamervragen over de Belgische RVA-verstrekking
VRAGEN
1.
Wordt een Belgische RVA(1)-verstrekking door verdragspartners van het nieuwe belastingverdrag met België gezien als loon? Zo nee, komt de heffingsbevoegdheid dan aan Nederland toe?
2.
Leidt bij onvrijwillig ontslag van grensarbeiders in België en acceptatie binnen zes maanden van een baan in Nederland tot duurzaam verlies van de compensatieregeling in de zin van artikel 27, paragraaf 2?
3.
Vindt u dit redelijk? Deelt u onze vrees dat mensen in een dergelijke situatie geen baan in Nederland zullen accepteren?
ANTWOORDEN
1.
Naar ik aanneem wordt gedoeld op de door de RVA in het kader van het "tijdskrediet" (in de privé-sector voorheen "loopbaanonderbreking") toegekende vergoedingen. Deze vergoedingen kwalificeren in Nederland en België als inkomsten uit niet-zelfstandige arbeid als bedoeld in artikel 15 van het
belastingverdrag tussen Nederland en België. Op grond van artikel 15, paragraaf 1, van het verdrag is België dus heffingsbevoegd met betrekking tot een dergelijke RVA-vergoeding die door een inwoner van Nederland wordt ontvangen. Dit betekent dat sprake is van beloningen waarop artikel 27,
paragraaf 1 en 2 (de compensatieregelingen voor grensarbeiders) van toepassing is.
2. en 3.
Zoals in de memorie van toelichting van de goedkeuringswet bij het belastingverdrag met België is toegelicht(2), geeft de compensatieregeling van artikel 27, paragraaf 2, een tegemoetkoming voor het inkomensverlies voor grensarbeiders door de overgang van de woonstaatheffing naar een
werkstaatheffing. Vanwege het gelijkheidsbeginsel is deze compensatieregeling niet van onbeperkte duur. De regeling geldt totdat er geen sprake meer is van een inkomensverlies of een nieuwe dienstbetrekking wordt aanvaard. De overgangsregeling blijft echter van toepassing indien de
arbeidsovereenkomst van de grensarbeider wijzigt door een bedrijfsovername, fusie of soortgelijke situatie, indien de grensarbeider in België zijn dienstbetrekking hervat na voor een termijn van ten hoogste twaalf maanden vanwege zijn werkgever in een ander land gedetacheerd te zijn geweest en
indien de grensarbeider binnen zes maanden een nieuwe dienstbetrekking in de Belgische grensstreek aanvaardt aansluitend op onvrijwillig en volledig ontslag. Dit vloeit voort uit het kabinetstandpunt bij het rapport van de Commissie grensarbeiders. Naar mijn mening leidt de tijdelijke
compensatieregeling tot een redelijke uitkomst die in ruime mate recht doet aan de belangen van grensarbeiders.
Gezien het voorgaande heeft een Nederlandse grensarbeider die na onvrijwillig ontslag in België een baan in Nederland accepteert, geen recht meer op de compensatieregeling van artikel 27, paragraaf 2, van het belastingverdrag met België. Hij verkeert dan in een vergelijkbare positie als een inwoner van Nederland die altijd een Nederlandse dienstbetrekking heeft gehad. Indien de ex-grensarbeider later opnieuw in België gaat werken, is zijn positie niet wezenlijk anders dan die van een inwoner van Nederland die na 1 januari 2003 een dienstbetrekking in België aanvaardt. Er is dus geen tegemoetkoming mogelijk gelet op het gelijkheidsbeginsel.
Het recht op de tijdelijke compensatieregeling kan een rol spelen bij de keuze voor een dienstbetrekking in Nederland of in België na het onvrijwillige ontslag, zoals dat ook het geval is bij andere Nederlandse grensarbeiders die overwegen om van dienstbetrekking te veranderen en zoals de vroegere woonstaatheffing in het verleden ook een rol kan hebben gespeeld. Naast het recht op de tijdelijke compensatieregeling zullen echter ook vele andere aspecten van belang zijn bij het aanvaarden van een nieuwe dienstbetrekking.
De brief aan de Tweede Kamer is te vinden op http://www.minfin.nl/IFZ03-21.doc.
(1) Rijksdienst voor arbeidsvoorziening.
(2) Kamerstukken II, 2001-2002, 28259, nr. 3, pagina 8.