Openbaar Ministerie

Soesterberg, 10 januari 2003

Videoauto's voor regionale verkeershandhavingsteams

Alle 25 regionale verkeershandhavingsteams van de politie krijgen dit jaar een onopvallende videoauto voor de opsporing van grove overtredingen en verkeersmisdrijven. De auto's worden ter beschikking gesteld door het Bureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie. Onopvallende videosurveillance is vooral bedoeld om bestuurders aan te pakken die grove overtredingen begaan, zoals bumperkleven, gevaarlijk rijden, agressief weggedrag, gevaarlijk inhalen, etcetera. De eerste auto's zijn geleverd aan de verkeershandhavingsteams van de politieregio's Friesland en Twente.

De videoauto wordt vooral ingezet op geselecteerde wegvakken (=veel ongevallen), met name buiten de bebouwde kom. Ook wordt de auto gebruikt voor een dadergerichte aanpak. De verkeershandhavingsteams weten meestal wel wie de echte 'verkeerscriminelen' in hun regio zijn. Komen ze zo'n bestuurder tegen, dan kan de onopvallende surveillance voldoende materiaal opleveren om deze bestuurder te beboeten danwel het rijbewijs in te vorderen. Om herkenning van de videovoertuigen te voorkomen, zullen de verkeershandhavingsteams regelmatig van auto wisselen. De eerste auto's worden in januari operationeel; in de loop van 2003 worden de volgende exemplaren geleverd. De agenten krijgen een speciale opleiding om verkeerscriminelen te volgen zonder zichzelf of medeweggebruikers in gevaar te brengen.

Sancties
In de videoauto kunnen agenten de betreffende weggebruiker onopvallend volgen, terwijl geavanceerde videoapparatuur de gedragingen en de gemiddeld gereden snelheid over langere afstand registreert. Wie dertig kilometer per uur (of meer) te hard heeft gereden, wordt staande gehouden. Afhankelijk van de geregistreerde snelheid krijgt de bestuurder een forse geldboete of een dagvaarding; bij overschrijding van de maximumsnelheid van 50 kilometer of meer wordt direct het rijbewijs ingevorderd. Bij zeer grove overtredingen kan de zogenaamde artikel 130-procedure gestart worden, waarbij de bestuurder een onderzoek moet ondergaan naar de lichamelijke of geestelijke geschiktheid om een motorrijtuig te besturen. Afhankelijk van de uitkomst kan het CBR het rijbewijs permanent ongeldig verklaren.

Goede ervaringen
Onopvallende surveillance met videoauto's lijkt in de regio een probaat middel om bekende weggebruikers aan te pakken die structureel véél te hard rijden. Deze verkeersdeelnemers maken zich vaak ook schuldig aan bumperkleven, agressief rijden, halen in over een doorgetrokken streep en begaan andere grove verkeersovertredingen. Dit gedrag brengt uiteraard enorme risico's met zich mee voor de verkeersveiligheid.
Videosurveillance is bedoeld als aanvulling op bestaande handhavingsinstrumenten (mobiele controle, alcoholcontrole, roodlicht-camera, flitspaal, lasergun, e.d.). Een experiment met de dadergerichte aanpak heeft in politieregio IJsselland vorig jaar zo'n 200 ingevorderde rijbewijzen van 'verkeerscriminelen' opgeleverd. De algemene videosurveillances op het hoofdwegennet van het KLPD - dat voor een groot deel rijdt in videoauto's die ook door het Bureau Verkeershandhaving ter beschikking zijn gesteld - hebben in 2002 geresulteerd in ongeveer 250 ingevorderde rijbewijzen en 14 art. 130-procedures.

Regionale verkeershandhavingsteams
Regionale verkeershandhavingsteams zijn teams van 28 mensen die zich binnen de politieregio's, als aanvulling op de normale sterkte, uitsluitend met verkeershandhaving bezighouden. Ze worden gefinancierd en gefaciliteerd door het Bureau Verkeershandhaving OM. Kenmerkend voor deze projecten is de planmatige aanpak: op basis van ongevalanalyses wordt bepaald waar en op welke manier gecontroleerd gaat worden. De controles van de regioteams concentreren zich op vijf speerpunten, die volgens de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek verkeersveiligheid (SWOV) de belangrijkste ongevaloorzaken zijn: alcohol, rood licht, gordel, helm en snelheid. Een ander kenmerk van een regioplan is dat het niet alleen een zaak van justitie en politie is. Ook de andere verkeersveiligheidspartners worden erbij betrokken, zoals wegbeheerders voor aanpassingen aan de infrastructuur (weginrichting).