De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
VVA. 2003/6
datum
07-01-2003
onderwerp
Partieel ruimen bij BSE
TRC 2003/77
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Reeds langere tijd bestaan er bedenkingen ten aanzien van het ruimen van gehele rundveestapels indien daarin een geval van BSE is vastgesteld. Nog zeer recent aanvaardde uw Kamer een motie van de heer Atsma c.s. van 10 december 2002 (Kamerstukken II, 2002-2003, 28600 XIV, nr. 45) waarin zij de regering opriep 'met de grootst mogelijke spoed met het bedrijfsleven afspraken te maken over het verwerken en vermarkten van producten en dieren, afkomstig van een bedrijf waar BSE is geconstateerd'.
datum
07-01-2003
kenmerk
VVA. 2003/6
bijlage
Thans kan ik u laten weten dat zowel in het overleg met exportlanden
als met het bedrijfsleven zodanige vooruitgang is geboekt dat het
overnemen en vernietigen van de dieren waaraan geen verhoogd
BSE-risico is verbonden - de zogenaamde niet-risicodieren - kan worden
beëindigd. In verband hiermee heb ik besloten de nu aan veehouders
geboden mogelijkheid om niet-risicodieren door de overheid te laten
overnemen uiterlijk met ingang van 1 maart 2003 te beëindigen. Vanaf
dat moment zal de overheid, bij constatering van een BSE-geval,
uitsluitend nog dieren ruimen waaraan, conform de Europese TSE
Verordening, een verhoogd BSE-risico is verbonden.
Mogelijke belemmeringen in de afzet van runderen en runderproducten
hebben ertoe geleid dat bij het vaststellen van een geval van BSE
steeds de gehele rundveestapel - inclusief de op dat moment op het
bedrijf aanwezige niet-risicodieren worden afgevoerd en vernietigd.
Immers, het aanhouden van deze dieren, zonder een strikte kanalisatie
van de van deze dieren afkomstige producten, zou leiden tot een
verstoring van de export naar derde landen. Deze exportproblemen zijn
inmiddels in belangrijke mate weggenomen. In het met
vertegenwoordigers van betrokken landen gevoerde overleg heb ik hen
kunnen overtuigen van de, ook bij het in leven laten van de
niet-risicodieren, onverminderd hoge kwaliteit en de veiligheid van de
producten van de Nederlandse rundveehouderij.
Belemmeringen in de export naar verschillende landen, waaronder
Argentinië, Uruguay, Jordanië en Algerije konden worden weggenomen.
Ook het voor de export van rundvlees belangrijke Rusland heeft onlangs
laten weten in te stemmen met de import van producten van de
niet-risicodieren. De administratieve afhandeling vindt op dit moment
plaats. Aan het voor de export van zuivelproducten belangrijke land
Oman is een voorstel tot aanpassing van de tekst van het
exportcertificaat voorgesteld. Ik zet mij ervoor in op korte termijn
een positief antwoord te verkrijgen. Voor de export van levend vee kan
aan de wensen van landen die bezwaar maken tegen de invoer van
niet-risicodieren tegemoet worden gekomen door deze dieren buiten de
export naar die landen te houden.
Tegen de geschetste achtergrond heb ik met het bedrijfsleven
overeenstemming kunnen bereiken over de afname en afzet van producten
van partieel geruimde bedrijven en daarmee over het beëindigen van de
overname van de niet-risicodieren: het ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij zal zich de komende tijd blijven inspannen
inzake de problematiek met betrekking tot Oman en de formele
afhandeling van het Russische certificaat, alsmede, ten behoeve van de
export van levende dieren, de opzet van een database aan de hand
waarvan kan worden beoordeeld of sprake is van een 'niet-risicodier'.
Het bedrijfsleven is akkoord met stopzetting van door de overheid
geboden mogelijkheid tot ruiming van de niet-risicodieren per 1 maart,
ongeacht of op dat moment de problematiek met betrekking tot Oman tot
volle tevredenheid is geregeld. In het geval met Oman en Rusland
eerder dan 1 maart reeds tot overeenstemming kan worden gekomen, zal
wijziging van het ruimingsbeleid ingaan op het tijdstip waarop die
overeenstemming is bereikt.
Voor zover zich de komende weken nieuwe BSE-gevallen zullen voordoen
blijft het huidige beleid en daarmee de keuzemogelijkheid van de
betrokken boer gehandhaafd. Het eventueel in leven laten van de
niet-risicodieren in de periode tot aan de beleidswijziging is
uiteraard een vraagstuk waarbij de oplossing en verantwoordelijkheid
bij het gezamenlijke bedrijfsleven liggen.
Met de gemaakte afspraken geeft de sector terecht invulling aan haar
verantwoordelijkheid en kan, door een gezamenlijke inspanning van
overheid en bedrijfsleven, een einde worden gemaakt aan het doden en
vernietigen van gezonde en voor consumptie geschikte dieren als gevolg
van een geconstateerd BSE-geval.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
dr. C.P. Veerman
---