Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag

Directie Zuidoost en Oost-Europa

Afdeling Matra (DZO/UM)

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag

Datum

8 januari 2003

Behandeld

L.P.M. van Geel

Kenmerk

DZO-UM/1840/2002

Telefoon

070-348 6068

Blad


1/2


Fax

070-348 4797

Bijlage(n)

Voortgangsrapportage

E-Mail

lpm-van.geel@minbuza.nl

Betreft

Voortgangsrapportage over de uitvoering van het Matra-programma gedurende de periode

1999-2001

Zeer geachte Voorzitter, Graag bied ik u hierbij de bovengenoemde Voortgangsrapportage aan over de uitvoering van het Matra-programma gedurende de periode 1999-2001.

Het doel van deze rapportage is het afleggen van verantwoording aan de Tweede Kamer der Staten Generaal over de uitvoering van het Matra-programma. Vanaf de totstandkoming van Matra in 1994 is regelmatig verslag gedaan aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal over de voortgang van Matra. Het laatste voortgangsrapport dateert inmiddels van 1998, toen de rapportage het gehele op Midden- en Oost-Europa van toepassing zijnde samenwerkingsinstrumentarium van de rijksoverheid betrof, dat wil zeggen zowel het Matra- als het PSO-programma. In verband met het verschijnen van de Beleidsbrief Matra van 10 juli 2000 (Tweede Kamer 2000-2001, 26800 V, nr 115), is ervoor gekozen ditmaal separaat te rapporteren over de uitvoering van Matra. Sinds medio 2000 zijn immers alweer ruim twee jaren verstreken. Bovendien koerst een aanzienlijk deel van de voor Matra kwalificerende landen af op lidmaatschap van de Europese Unie in 2004. Het is daarom een goed moment de balans op te maken.

Het Matra-instrumentarium valt uiteen in twee hoofdonderdelen, de pre-accessie samenwerking en het 'klassieke' Matra-programma. De pre-accessie samenwerking omvat assistentie aan de tien EU-kandidaatslanden in Midden- en Oost-Europa plus Turkije. Gedurende de verslagperiode is het hiervoor ontwikkelde pre-accessieinstrumentarium in zijn volle breedte tot ontwikkeling gekomen. Analyses in het rapport ondersteunen de conclusie dat de in de Beleidsbrief aangekondigde intensivering van de pre-accessiesamenwerking daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Het totaal aan committeringen groeide van ¤ 8,3 miljoen in eind 1998 tot ¤ 37,9 miljoen eind 2001. De uitgaven groeiden in dezelfde periode van 1,7 miljoen naar

20,6 miljoen. Van het laatstgenoemde bedrag werd 15,4 miljoen uitgegeven in 2000 en 2001.

Zoals bekend, is het 'klassieke' Matra-programma gericht op de bevordering van goed bestuur en de versterking van de 'civil society' in alle Matra-landen. Het totale budget van alle projecten, die begin 1999 op basis van eerdere toewijzingen nog in uitvoering waren, bedroeg ¤ 62,7 miljoen. Eind 2001 was dit gegroeid met ¤ 104,9 miljoen waardoor het totaal budget uitkwam op ¤ 167,6 miljoen. De uitgaven groeiden in dezelfde periode van ¤ 33,7 miljoen tot ¤ 108,4 miljoen. Dit illustreert, dat het fundament van Matra gedurende de verslagperiode niet alleen is geconsolideerd, maar ook fors is uitgebouwd. Dit in overeenstemming met hetgeen werd aangekondigd in de Beleidsbrief 2000.

Zoals verwacht, is een daling te constateren in het aantal subsidieaanvragen voor 'civil society' projecten voor de gevorderde kandidaat-lidstaten van de EU. Het spiegelbeeld hiervan is een toename de betekenis van dit soort Matra met 'nieuwe buren' - de Russische Federatie, Oekraïne en Wit-Rusland. Deze algemene trend en verdere in het rapport gepresenteerde analyses tonen aan dat de in de Beleidsbrief 2000 aangekondigde differentiatie binnen Matra duidelijk gestalte heeft gekregen.

Een definitief oordeel over de algehele implementatie dient gebaseerd te zijn op een toetsing van de effecten in de ontvangende landen. In het kader van de pre-accessiesamenwerking is daartoe in november dit jaar een evaluatie gestart van het belangrijkste instrument, te weten het Matra Pre-Accessie Projecten Programma. Het eindrapport zal naar verwachting in de loop van 2003 worden afgerond. Daarnaast zijn er vergaande voorbereidingen getroffen voor de - inmiddels tweede - evaluatie van het belangrijkste 'klassieke' instrument, het Matra Projecten Programma.

De Staatssecretaris van Europese Zaken

Atzo Nicolaï

===