De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
GRR. 2002/1582
datum
07-01-2003
onderwerp
Verbetering rechtspositie langkampeerders
TRC 2002/10874
bijlagen
Geachte Voorzitter,
De vaste commissie voor VROM heeft bij brief van 11 oktober 2002 aan de minister van VROM om een reactie verzocht op een brief van de familie L. de Bruijn uit Den Haag. Deze familie was tot voor kort huurder van een vaste standplaats op een camping in Otterlo, gemeente Ede. In de brief schetst de familie De Bruijn de huidige tekortkomingen in de rechtspositie van langkampeerders en spreekt zij de hoop uit dat langkampeerders in de nabije toekomst beter zullen worden beschermd. Aangezien de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) eerstverantwoordelijke is voor de kampeerregelgeving in ons land, heeft het ministerie van VROM op 29-11-2002 aan mij verzocht om de behandeling van uw verzoek om reactie over te nemen.
datum
07-01-2003
kenmerk
GRR. 2002/1582
bijlage
Mijn ambtsvoorganger in deze, mevrouw Faber, heeft de Tweede Kamer
voorstellen gedaan ter versterking van de rechtspositie van
langkampeerders (TK 2000-2001, 27 400 XI, nr. 91). De Wet op de
openluchtrecreatie (WOR) zal op dit punt worden aangescherpt. Zo dient
een aanvraag van een kampeervergunning vergezeld te gaan van een
reglement dat voorwaarden bevat met betrekking tot het gebruik van het
kampeerterrein en het verblijf aldaar. Het reglement beschrijft de
rechten en de plichten van ondernemer en kampeerders ten opzichte van
elkaar. De wet regelt op dit moment niet expliciet dat burgemeester en
wethouders dit reglement dienen te toetsen; artikel 9 van de WOR zal
op dit punt worden aangepast. Tevens zal artikel 12 van de WOR, over
de gronden op basis waarvan burgemeester en wethouders een
kampeervergunning kunnen intrekken, worden aangepast door een
expliciete verwijzing op te nemen naar artikel 9 van de WOR.
Bovendien zal de rechtspositie van langkampeerders zodanig worden versterkt dat zij niet verplicht kunnen worden om bij (een) door de ondernemer aangewezen verkoper(s) het recreatieverblijf en/of andere voor de inrichting van de standplaats benodigde goederen te kopen. De artikelen 21 en 22 van de WOR - in combinatie met de regeling van de algemene voorwaarden in het Burgerlijk Wetboek (Boek 6, titel 5, afdeling 3) - bieden op dit moment in de praktijk onvoldoende bescherming tegen deze zogenaamde koppelverkoop.
In artikel 21 van de WOR zal daarom een bepaling worden opgenomen dat
de houder van een kampeerterrein de recreant niet kan verplichten van
of aan hemzelf, van of aan een door hem aangewezen derde dan wel door
zijn of diens bemiddeling goederen - waaronder begrepen
kampeermiddelen - te kopen of te verkopen.
Het voorstel tot wijziging van de kampeerregelgeving van de WOR wordt
thans op mijn ministerie voorbereid. Naar verwachting zal het voorstel
begin 2003 voor advies aan de Raad van State kunnen worden voorgelegd.
Inmiddels zijn er met de VNG eerste contacten gelegd om de gemeenten
te zijner tijd te informeren over de aangepaste kampeerregelgeving en
hun sterkere rol bij het bewaken van de rechtspositie van
langkampeerders die binnen hun gemeentegrenzen verblijven.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
dr. C.P. Veerman
---