Gemeente Amsterdam

Nieuwjaarstoespraak 2003
2 januari 2003 - Job Cohen
Dames en heren,

Welkom in Amsterdam, welkom in het Concertgebouw op deze eerste dag van het jaar 2003. Graag wens ik - namens het gemeentebestuur - u en uw dierbaren een gelukkig Nieuwjaar toe.

Wij vormen vanavond met zijn allen een bont gezelschap. Vijfenveertig raadsleden en zeven leden van het College hebben u uitgenodigd omdat u een belangrijke rol vervult voor en in onze stad. Dat schept een band.

Of u nu een functie hebt in het bedrijfsleven of in de wereld van kunst en cultuur, voor de klas staat, vrijwilligerswerk verricht, bij de politie werkt, in de gezondheidszorg actief bent, of zich anderszins voor onze stad inzet; ieder van u vormt een radertje in het geheel; en samen maken wij van Amsterdam de bruisende stad die zij is.

U bent hier vandaag gekomen op onze uitnodiging. En u bent hier gekomen met bepaalde verwachtingen. Misschien komt u hier al jaren achtereen en verheugt u zich er op om bekenden en onbekenden weer te zien. En misschien bent u hier wel heen gekomen om elders mensen te ontlopen. Misschien komt u hier voor het eerst en bent u benieuwd wie hier nog meer zijn. Sommigen zitten hier met hun kater van gisteravond, en anderen zijn chagrijnig omdat het stoppen met roken hen zeker de eerste vierentwintig uur al niet meevalt. De nieuwjaarsontvangst van Amsterdam - zo zult u begrijpen - is dan ook altijd een feestelijke bijeenkomst.

Het behoort daarbij tot de goede gewoonten dat de burgemeester enige woorden spreekt. Waar zou hij het dit jaar over hebben? Kan hij nog iets toevoegen aan de overdaad aan beschouwingen die de afgelopen weken al over ons zijn neergedaald? Zou hij ons Amsterdammers met enige welgekozen woorden een hart onder de riem steken? Wijst hij nieuwe wegen in deze door velen als verwarrend, bizar en merkwaardig ervaren tijd, waarin tal van zekerheden op losse schroeven lijken te staan en waarin de Koningin zelfs spreekt over een samenleving die lijkt te verloederen?

Wat wij in elk geval kunnen verwachten is dat de burgemeester het over de veiligheid in de stad zal hebben. Hij zal beklemtonen dat daar het afgelopen jaar veel aan is gedaan en dat nogal wat objectieve veiligheidscijfers een forse verbetering laten zien. Hij zal er - verstandig genoeg -waarschijnlijk bij zeggen dat het veiligheidsgevoel van de Amsterdammers desondanks nog steeds niet is om over naar huis te schrijven. De burgemeester zal er - ook dat kan moeilijk anders - op blijven hameren dat samenwerking van alle betrokkenen, burgers en bedrijven, geboden blijft omdat veiligheid een vraagstuk is dat niet door overheidsmaatregelen alléén valt op te lossen. Dat de overheid ook zelf nieuwe maatregelen neemt, zoals het aanpakken van de harde kern van criminele jongeren, het preventief fouilleren en het geregeld terugsturen van criminele illegalen, zal zeker niet ongenoemd blijven. Evenals het voornemen van de gemeente om dit jaar door te gaan met een integrale aanpak om de veiligheid in Amsterdam te verbeteren.
Of zal de burgemeester het er voor de verandering dit jaar niet over hebben omdat hij dat allemaal bekend veronderstelt?

Het is mogelijk dat de burgemeester aan het aspect van de veiligheid voorbijgaat, maar het moet uitgesloten worden geacht dat hij geen aandacht schenkt aan de multiculturele samenleving en de integratie. Dan kan het niet anders of hij zal de gelegenheid aangrijpen om andermaal een lans te breken voor de doorlopende dialoog van en met alle groeperingen in de stad omdat hij vindt dat die dialoog een noodzakelijke voorwaarde vormt voor een harmonieuze samenleving. Hij zal zich daarbij haasten te verklaren dat hij de wijsheid niet in pacht heeft, maar er stellig gewag van maken dat hij de uitnodiging van Haci Karacaer wil aanvaarden, laatst nog in Het Parool - gelukkig nog steeds vrij en onverveerd -, om van gedachten te wisselen over de vormgeving van de zo gewenste integratie: hoe bijvoorbeeld thuiszittende moslimvrouwen de mogelijkheid te bieden zich te emanciperen door hen te laten participeren in werk of onderwijs? De burgemeester zal in dit verband naar alle waarschijnlijkheid niet verzuimen te vertellen hoe hij in de ambtswoning vertegenwoordigers van velerlei levensbeschouwelijke en religieuze organisaties heeft ontvangen. Net als andere inwoners, bestuurders van bedrijven, sportclubs, kunstinstellingen en verenigingen willen zij graag meedenken over de toekomst van Amsterdam. Eén hunner heeft daarbij spontaan aangeboden om voor het gezelschap een uiteenzetting te geven over de wijze waarop Portugese joden, met behòud van eigen identiteit, vorm hebben gegeven aan hun integratie. De aanwezigen in de ambtswoning willen niet van Amsterdam een theocratisch bestuurde stad maken, nee, zij voelen zich verantwoordelijk voor de stad, ieder vanuit een eigen achtergrond. Hun geloof of levensbeschouwing achten zij een privé-aangelegenheid, maar zij weten zich als burgers van deze stad òòk verantwoordelijk voor het algemeen belang.

Ten overvloede zal de burgemeester - hem kennende - daar voor alle duidelijkheid aan toevoegen dat de door hem voorgestane dialoog uiteraard dient te worden gevoerd vanuit de democratische grondslagen van onze rechtsstaat, waarbij vrijheid van meningsuiting en gelijkheid volgens de wet centraal staan. En dat die dialoog er niet is om te sussen of om te pappen en nat te houden of een beetje soft thee of koffie te drinken, nee, dat die dialoog er is om harde noten te kraken over hoe wij in Amsterdam wel en niet met elkaar willen omgaan. Om duidelijkheid te scheppen over hoe wij onze gezamenlijke toekomst zien, over en weer. En dat die dialoog moet worden gevoerd door Amsterdammers die elkaar beoordelen op hun gedrag en op hun opvattingen, en niet op andere kenmerken.

Ach, en zo heeft een ieder hier zijn eigen verwachtingen over wat de burgemeester deze avond zal gaan zeggen. Sommigen hopen vanavond nogmaals uit zijn mond te kunnen optekenen dat hij de bedenkelijke uitspraken van enkele fundamentalistische imams verafschuwt en dat hij zich schaart aan de zijde van al die weldenkenden die deze uitspraken evenzeer verafschuwen, waaronder de overgrote meerderheid van onze moslimbevolking. Of zal die opmerking in zijn ogen niet nodig zijn omdat die immers vanzelf spreekt?

Anderen denken aan een mogelijke verhandeling over de kloof tussen de burger en de overheid. Hij zal die kloof toch moeten erkennen. Maar gaat hij dan een heel verhaal houden over de wijze waarop je burgers meer bij het stadsbestuur betrekt door hen daadwerkelijk medeverantwoordelijkheid te geven, door hen te laten meedoen op buurtniveau, door hen deelgenoot te maken van de afweging tussen verschillende belangen, door als overheid goed te luisteren, en niet te hoge verwachtingen te wekken? En dat alles vanuit het besef dat de overheid het niet alleen kan en ook niet geacht mag worden het alleen te moeten doen? Of zou dat toch een te ingewikkeld verhaal worden voor zo'n gelegenheid als vanavond?

Dames en heren,

Intussen is het nog volstrekt onduidelijk waar de nieuwjaarsboodschap van de burgemeester ditmaal over gaat. Stelt u zich voor: u komt morgen op uw werk en een collega vraagt aan u waar de burgemeester het over heeft gehad?

"Nou eigenlijk nergens over."

"Maar hij heeft toch wel wat over de Noord-zuidlijn gezegd?"

"Nee, nauwelijks.
Nou ja, het enige wat hij daarover zei, was dat Amsterdam met het project meespeelt in de top van de eredivisie van de technologie. En hij zei dat daar welbewust voor is gekozen omdat wij de oude binnenstad niet willen opengraven voor de metro. Daarom gaat het werk de meeste kilometers ondergronds, en dáár zullen we relatief weinig last van krijgen. Maar de burgemeester waarschuwde er wel voor dat de aanleg van de ondergrondse stations voor hinder zal zorgen. Niet bij ieder station tien jaar lang, maar wel een flinke tijd. En hij beloofde dat de gemeente haar uiterste best zal doen om iedereen zo goed mogelijk voor te lichten over alle aspecten van dit bijzondere en tegelijkertijd spectaculaire project."

"Als ik het goed begrijp, deed de burgemeester dus nogal luchtig over de ellende die ons te wachten staat?"

"Nou, dat ook weer nietje kent hem, luchtig en toch ook ernstig"

"Wel herinnerde hij aan het motto, eertijds bij de aanleg van de eerste metrolijn door Wim Kan bedacht: 'experimenteel theater in de brakke grond'."

"Heeft de burgemeester nog gesproken over het honderdvijftigjarig bestaan van het waterleidingbedrijf, over het honderdjarig bestaan van het MKB dat in Amsterdam in Ferry Houterman een nieuwe voorzitter heeft, of over het komende kampioenschap van Ajax?"

"Nee. Over dat alles heeft hij met geen woord gerept."

"En heeft ie ook niet gesproken over mogelijke wrijvingen met het stadsdeel centrum, over de invoering van de Euro of over het Koninklijk huwelijk dat bijna vlekkeloos is verlopen en waar Amsterdam met recht trots op kan zijn?"

"Nee, ook daar ging hij aan voorbij, net als overigens aan de Tippelzone."

"En zegt zo'n burgemeester dan niets over het Stedelijk Museum, of over de invoering van het dualisme waardoor de verhouding van de raad en het College zo is gewijzigd, of over de 100 miljoen die de gemeente dit jaar zegt te gaan bezuinigen?"

"Nee, daarover heb ik hem eigenlijk ook niet gehoord."

"Maar het kan toch niet anders of hij zal toch wel een paar woorden hebben gewijd aan alle verkiezingen van het afgelopen jaar, aan de bouw-enquête, en aan het in het parlement aan de orde gekomen normen en waarden-debat?"

"Nee, ook daarover zweeg hij in alle talen."

"En heeft ie niet - zoals dat in elke nieuwjaarstoespraak gebruikelijk is - een noodkreet richting 'Den Haag' geslaakt, om de I-D-banen voor de stad te behouden, opgeroepen om samen op te trekken om de Zuidas te ontwikkelen, de Zuid-as die dit jaar in een cruciale fase komt, en om Amsterdam bereikbaar te houden met een Tweede Coentunnel en een Westrandweg?"

"Nee, hij zal wel vinden dat ze dat in 'Den Haag' drommels goed weten."

"Maar het slot van zijn toespraak dan? Opende hij geen vergezichten? Deed hij als burgervader geen klemmend beroep op alle burgers?"

"Nee, eigenlijk niet. Hij hield het klein. Hij zei bijvoorbeeld wel dat als alle aanwezigen in het Concertgebouw zouden zorgen dat het licht op hun fiets het doet en als zij niet door rood licht en door de Leidsestraat zouden rijden, zij hun rommel niet op straat zouden gooien en niet te beroerd zouden zijn ook af en toe eens andermans rommel op te ruimen en een beetje méér rekening met elkaar te houden, dat Amsterdam dan schoner, het verkeer veiliger en de sfeer prettiger zou zijn."

"Dat vonden de mensen in het Concertgebouw zeker niet leuk dat zij ook werden gewezen op hun eigen verantwoordelijkheid?"

"Nou, dat viel reuze mee, ik had de indruk dat de aanwezigen de onderliggende boodschap wel doorhadden.

"Maar als ik het goed begrijp, was het eigenlijk geen gewone nieuwjaarstoespraak."

"Ach, het is maar hoe je het bekijkt, 2002 was tenslotte ook geen gewoon jaar. De burgemeester sloot in ieder geval af met iedereen een gelukkig en gezond 2003 toe te wensen."

© Gemeente Amsterdam