Beter melken
PraktijkRapport 18
Auteurs: K. Bos, K. de Koning, F. Neijenhuis
In de huidige melkwinning wordt gemolken met instellingen die zijn
afgesteld op het gemiddelde dier binnen het bedrijf. Binnen het
onderzoeksprogramma "melkproces beter beheersen" is gezocht naar
mogelijkheden van diergericht melken. Dit programma had de werktittel
"Beter Melken". Hierbij is gekeken naar de mogelijkheden om de
instellingen af te stemmen op het individuele dier. Doel hiervan is
een snelle en volledige melkafgifte, met behoud van uiergezondheid en
melkkwaliteit. Dit onderzoek is gedaan vanuit drie invalshoeken: de
melker, de koe en de melkmachine. De melkafgifte kan in een zogenaamd
melkstroomprofiel worden weergegeven: een grafisch verloop van de
actuele melksnelheid gedurende een melkbeurt. Bij vergelijk van
verschillende profielvormen blijkt een vierkant profiel of en
rechthoekig profiel met een korte melktijd het meest ideale profiel te
zijn. Bij deze profielen wordt na het aansluiten van het melkstel de
melksnelheid vlot verhoogd tot een min of meer stabiele melksnelheid
(plateau-waarde), die aan het einde van de melking vrij snel daalt,
waarna het melkstel wordt afgenomen. Afwijkingen ten opzichte van dit
vierkante melkstroomprofiel zijn een dip in de melksnelheid in de
eerste minuut van de melkbeurt (de zogenaamde bimodaliteit), en een
zeer kort plateau waardoor het profiel meer op een driehoek- of
trapezium lijkt. Vierkante of rechthoekige profielen laten de meest
efficiënte melkafgifte zien en gaan gepaard met lagere celgetallen.
Door toepassing van een goede voorbehandeling, aangepaste
pulsatieinstellingen en het vervroegen van het afname moment, is het
mogelijk om een melkstroomprofiel zodanig te beïnvloeden dat een
vierkant- of rechthoekig profiel wordt benaderd.
Gedurende de lactatie neemt de machinemelktijd af en het percentage
bimodaliteit neemt toe. Naarmate het aantal lactaties toeneemt neemt
ook het aantal driehoekige profielen toe. Het aantal vierkante
profielen neemt af.
De speen is het enige deel van de koe dat daadwerkelijk in contact
staat met de melkmachine. Via de speen kunnen bacteriën in de uier
binnendringen. Een goede speenconditie is dan ook belangrijk in de
afweer tegen mastitis. Tijdens het melken komen krachten op de speen
te staan: vacuüm en de beweging van de tepelvoering. De beweging van
de tepelvoering heeft niet alleen een stimulerend effect op de
melkafgifte, maar zorgt tevens voor het in stand houden van de
bloedcirculatie in de speen. De speenconditie geeft een goed beeld van
de door de melkmachine uitgeoefende krachten op de speen. Teveel
speenpuntvereelting of teveel zwelling door het melken verhogen de
kans op mastitis. Speenzwelling houdt lang aan na het melken; de
spenen hebben een hersteltijd van 6 tot meer dan 8 uur. Dit geeft aan
dat voorzichtig moet worden omgegaan met korte melkintervallen. De
mate van vereelting wordt beïnvloed door dierfactoren als speenvorm en
-lengte en melkgift en door bedrijfsfactoren. De vereelting neemt
gedurende de lactatie toe en is het ergst rond de 4 de lactatiemaand.
Vereelting neemt eveneens toe met de leeftijd van de koe. De kans op
mastitis neemt toe als de dikte van de vereelting toeneemt en als de
vereelting rafelig is. Dit is het duidelijkst als de mastitis optreedt
in de tweede of de derde maand van de lactatie.
Voorbehandelen is gericht op het reinigen van spenen en uier,
controleren van de eerste stralen en het stimuleren van de
melkafgifte. Bij handmatig voorbehandelen geeft een langere of
intensievere voorbehandeling een betere stimulatie dan een korte
voorbehandeling waardoor de melkafgifte vlotter en met minder
bimodaliteit verloopt. Een wachttijd na een korte voorbehandeling
blijkt een soortgelijk effect te hebben met minder arbeid. Dit kan
eenvoudig gerealiseerd worden door eerst enkele dieren voor te
behandelen en vervolgens aan te sluiten. Automatische stimulatie kan
de functie van handmatig voorbehandelen deels overnemen. Hierbij is de
machinemelktijd niet zozeer korter maar de mantijd per koe neemt af.
In grote melkstallen kan met automatische stimulatie een goede
stimulatie van de melkafgifte worden toegepast zonder
capaciteitsverlies.
Veel veehouders vinden de capaciteit van de melkstal zeer belangrijk.
In de praktijk komen grote verschillen voor. In veel gevallen bleek de
behaalde capaciteit tegen te vallen ten opzichte van de berekende
capaciteit. Capaciteit mag echter nooit een doel op zich zijn. Het
belangrijkste is om de koe met minimale inspanning van de melker in
korte tijd volledig te melken, zonder negatieve effecten op koe, uier
en melk. Instellingen van de melkmachine kunnen leiden tot sneller
melken maar ook tot ongewenste aantasting van de speenconditie. Korte
overgangsfasen van de pulsatiecurve leveren niet het theoretisch te
voorspellen sneller melken op maar wel meer onrustige koeien en meer
speenzwelling. Ook de zuig-/rustslagverhouding heeft effect op de
melksnelheid. In het algemeen blijken gemiddelde en maximale
melksnelheid toe te nemen naarmate de zuig/rust verhouding ruimer is
ingesteld. Individuele dieren reageren echter afwijkend van het
gemiddelde beeld. Het afnamemoment heeft grote invloed op de
machinemelktijd. Melkmeters kunnen een ander afnamemoment realiseren
dan waarop ze zijn ingesteld door de toegepaste meettechniek en de
vertragingstijd. Bij een onderzoek in de proefmelkstal bleek dat, als
de afname daadwerkelijk op 0,2 kg/minuut plaatsvindt, dit gemiddeld
een minuut tijdswinst oplevert per koe. Ook eerder afnemen bij 0,3 of
zelfs 0,4 kg/minuut levert een aanzienlijke tijdswinst op met weinig
verlies aan melk en geen negatieve gevolgen voor de uiergezondheid.
Eerder inventariserend onderzoek gaf aan dat dit probleem in de
praktijk veel meer kan spelen. Waar het aan ontbreekt is een goede,
snelle methode om de instelling van afneemapparatuur in de praktijk te
testen en bij te stellen. In een vergelijking van verschillende
tepelvoeringen in opdracht van een fabrikant, bleek dat het materiaal
van de tepelvoering sterke invloed heeft op de verandering van de
speendimensies tijdens het melken. Onderzoek naar tepelvoeringen zat
niet in het programma 'beter melken', maar is gelet op de vele vragen
uit de praktijk over dit onderwerp, zeer gewenst. Op veel bedrijven
wordt speendesinfectie toegepast. Dipmiddelen blijken effectief te
zijn om het aantal mastitisgevallen te reduceren en hebben ook invloed
op de mate van speenpuntvereelting. Bij automatisch melken is
capaciteit een belangrijk gegeven. Vaak wordt hierbij gekeken naar het
aantal melkingen per dag. Echter als een hoog aantal kg melk per dag
gehaald wordt dan zullen de kosten per kg geproduceerde melk dalen. In
een studie is de relatie tussen beide vastgelegd waarmee een
inschatting gemaakt kan worden van de mogelijke capaciteit van een
automatisch melksysteem. Tevens is vastgesteld welke factoren en rol
spelen bij de capaciteit van een automatisch melksysteem. Met name de
melksnelheid en melkgift per melking spelen hierbij een belangrijke
rol.
Wilt u het hele praktijkrapport lezen? Dat kan. Bestel
praktijkrapport 18 hier voor de prijs van 17.50 of lees
het praktijkrapport in PraktijkNet.
Rundvee praktijkrapport 18: Beter melken - 2002 - 35 pagina's
Oudste praktijkrapport Vorige praktijkrapport Overzicht alle praktijkrapporten Volgende praktijkrapport Nieuwste praktijkrapport
Zie ook:
Speenconditie; verschillen tussen conventioneel en automatisch melken
Matige uiergezondheid op het high-techbedrijf
Celgetal houdt verband met wijze van melkafgifte
Enige speenpuntvereelting verkleint kans op mastitis
Weinig effect pulsatie-instelling op speenzwelling
---
© Praktijkonderzoek Veehouderij - Wageningen UR. Laatst bijgewerkt:
30-12-2002 13:12.