Actueel
De Hoge Raad heeft op 24.12.2002 uitspraak gedaan in de zaak van de
huisarts die is veroordeeld wegens hulp bij zelfdoding
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 24-12-2002
In deze zaak (met rolnr. 00797/02) gaat het om de vraag of euthanasie
ook is gerechtvaardigd in gevallen waarin sprake is van levensmoeheid.
De vraag luidt dan of een arts die in een dergelijk geval hulp bij
zelfdoding verleent of euthanasie toepast, zich onder omstandigheden
op noodtoestand kan beroepen.
De Hoge Raad heeft daartoe in de eerste plaats op zijn eigen
rechtspraak inzake euthanasie gewezen. Daarin is ruimte geboden voor
euthanasie, ook in geval van psychiatrisch lijden. Maar daarin ligt
niet besloten, zo stelde de Hoge Raad vast, dat ook in geval van
afwezigheid van medisch geclassificeerde lichamelijke of psychische
ziektes of aandoeningen (zoals bij levensmoeheid) euthanasie is
toegestaan.
Voorts heeft hij aan de hand van de geschiedenis van de recente
euthanasiewet moeten vaststellen dat de wetgever uitdrukkelijk niet de
bedoeling heeft gehad dat het regime van die nieuwe wet zich ook
uitstrekt tot situaties van levensmoeheid.
Het toelaatbaar achten van euthanasie en hulp bij zelfdoding door een
arts, in een situatie van levensmoeheid, zou, aldus de Hoge Raad,
overigens ook niet passen bij de in die rechtspraak gestelde eis dat
de arts moet hebben gehandeld overeenkomstig wetenschappelijk
verantwoord medisch inzicht en met de vakkennis waarover hij krachtens
zijn beroep moet worden verondersteld te beschikken.
Die specifieke medische deskundigheid strekt zich immers, zowel wat de diagnostiek als de behandeling betreft, uit haar aard niet uit tot hulpvragen die niet een ziekte of aandoening als oorsprong hebben.
Daarom ligt het voor de hand om bij de afgrenzing van die
deskundigheid in dit opzicht aansluiting te zoeken bij de in de
medische stand gehanteerde classificaties van lichamelijke en
psychische ziektes en aandoeningen.
Op deze gronden heeft de Hoge Raad het arrest van het Gerechtshof te
Amsterdam van 6 december 2001, waarin het beroep op noodtoestand was
verworpen, in stand gelaten en het door de arts tegen dat arrest
ingestelde beroep in cassatie verworpen. Daarmee is een einde aan de
zaak gekomen.
Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AE8772
Zie het origineel
http://www.rechtspraak.nl/act...t_id=10221&i=&ti=
.