Nieuws
LBR-bericht
23 december 2002
Openbaar Ministerie vervolgt winkeliers Wapenveld
Op 20 december 2002 heeft het Openbaar Ministerie (OM) bekend gemaakt dat het tegen drie winkeliers in Wapenveld strafvervolging heeft ingesteld. In februari 2003 worden de zaken aan de rechter voorgelegd.
Afgelopen zomer ontstond ophef over de winkeliers, die bordjes bij de
ingang van hun winkel ophingen met de tekst Wij laten niet meer dan
één asielzoeker per keer naar binnen. Aanleiding hiertoe waren enkele
gevallen van diefstal. Hierbij werd beschuldigend gewezen naar de
bewoners van het nabijgelegen AZC. Het LBR deed naar aanleiding van de
bordjes aangifte van rassendiscriminatie.
Het LBR vindt dergelijke bordjes een uiterst kwalijke zaak, daar er
sprake is van discriminatie van asielzoekers op grond van ras zoals
die naar nationale en internationale wet- en regelgeving verboden is.
De Hoge Raad heeft in haar arrest van 13 juni 2000 bepaald dat er
sprake is van discriminatie op grond van ras, indien men asielzoekers
als groep discrimineert. In het onderhavige geval worden asielzoekers
door de winkeliers gediscrimineerd op grond van ras bij de uitoefening
van beroep en bedrijf. De twee winkeliers in kwestie zijn zodoende
strafbaar op grond van artikel 137g en/of artikel 429quater van het
wetboek van Strafrecht. Het LBR acht het van belang voor zowel het
anti-discriminatierecht als de samenleving dat de rechter
duidelijkheid schept en staat zodoende positief tegenover de
vervolgingsbeslissing van het OM.
Het LBR heeft de afgelopen maanden de ontwikkelingen in Wapenveld
gevolgd. Er zijn initiatieven ontplooid door de gemeente Heerde, COA,
ondernemers en politie om in Wapenveld door middel van bijeenkomsten
een dialoog op gang te brengen en de onderlinge verstandhouding tussen
winkeliers en bewoners van het AZC te verbeteren. Tevens zijn de
ondernemers rondgeleid door het AZC en hebben zodoende kennis kunnen
maken met de bewoners. Het LBR juicht dergelijke initiatieven toe en
hoopt dat daarmee de onderlinge verstandhouding tussen winkeliers en
asielzoekers in Wapenveld verbetert. Echter, dergelijke initiatieven
laten onverlet dat het LBR in deze principiële kwestie een
rechterlijke uitspraak wenst, zodat dergelijke acties in de toekomst
achterwege blijven.
Het LBR zou er begrip voor hebben als in de eis van de officier van
justitie en in de beslissing van de rechter, waar het de strafmaat
betreft, rekening wordt gehouden met de positieve ontwikkelingen in
Wapenveld.