De uitspraak van de rechtbank in Rotterdam, dat informatie van de veiligheidsdienst niet voldoende is om iemand als verdachte aan te merken is juridisch onjuist en de consequenties ervan zijn maatschappelijk ongewenst. Dat zei voorzitter De Wijkerslooth van het College van procureurs-generaal donderdagavond in het tv-programma NOVA. Op Oudjaarsdag maakt de rechtbank in Rotterdam bekend of het de voorlopige hechtenis opheft van drie mannen die van soortgelijke feiten worden verdacht.
'Vonnis terreurproces maatschappelijk ongewenst'
De rechtbank in Rotterdam had woensdag vier mannen vrijgesproken, die
werden verdacht van betrokkenheid bij het voorbereiden van een
terroristische aanslag in Parijs en het vervalsen van paspoorten en
betaalpassen.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs tegen de verdachten
is geleverd. Voor zover er al bewijzen waren, zijn deze volgens de
rechtbank op onrechtmatige wijze verkregen.
De Wijkerslooth bestrijdt dit. Volgens de topman van het Openbaar
Ministerie baseert de rechtbank zich op een verkeerde interpretatie van een
brief van de minister van Justitie uit 1992.
De Wijkerslooth wees erop dat er nog meer verdachten van terroristische
activiteiten in hechtenis zitten. Als andere rechters op dezelfde lijn gaan
zitten, dan kunnen we zo niet werken, meent De Wijkerslooth. Hij zei het
niet gek te vinden dat de minister van Justitie in dat geval een
wetswijziging zal voorstellen.
De rechtbank stelde zich in zijn vonnis op het standpunt dat één van de
belangrijkste beginselen in het Nederlandse strafrecht is, dat iemand niet
zonder meer als verdachte kan worden aangemerkt. Er moeten feiten en
omstandigheden bekend zijn waar een redelijk vermoeden van schuld aan een
strafbaar feit uit voortvloeit.
De informatie die het Openbaar Ministerie van de veiligheidsdienst BVD had
ontvangen was daarvoor op zich onvoldoende. Het OM had eerst een
strafrechtelijk onderzoek moeten beginnen en niet 'louter en alleen op
grond van BVD-informatie' meteen tot aanhoudingen en huiszoekingen moeten
overgaan.
Ook al is door de rechter-commissaris toestemming verleend voor de
huiszoeking, blijft het aldus verkregen bewijs onrechtmatig, oordeelt de
rechtbank.
Het Openbaar Ministerie heeft donderdag na bestudering van het vonnis
onmiddellijk besloten in beroep te gaan.
De officier van justitie in Rotterdam had in deze zaak gevangenisstraffen
geëist die variëerden van 360 dagen tot zes jaar.
De rechtszaak tegen de vier verdachten werd begin december gehouden in de
extra beveiligde rechtszaal in Rotterdam. Drie van de verdachten werden
kort na de aanslagen in Amerika op 11 september 2001 aangehouden. De vierde
verdachte werd enkele maanden geleden in Canada gearresteerd.
Minister Donner (justitie) liet woensdag meteen weten dat hij overweegt de
wet te wijzigen als de vier in hoger beroep opnieuw worden vrijgesproken.
Dat zei hij voor de microfoon van een radiostation. Als het OM
processenverbaal van de AIVD niet meer kan gebruiken als de basis voor een
strafrechtelijke verdenking, dan moet eerst het strafbare feit zijn
gepleegd. ,,En terrorisme is bij uitstek een terrein waarbij je moet
voorkomen", aldus de minister van Justitie.
Oudjaarsdag besluit over drie andere vermeende terroristen
In het verlengde van deze zaak vroegen drie mannen die eveneens van terrorisme worden verdacht maandag 23 december hun voorarrest ongedaan te maken. De drie worden verdacht van betrokkenheid bij de voorbereiding van terroristische acties. De raadkamer van de rechtbank in Rotterdam besluit oudjaarsdag of de voorlopige hechtenis van drie wordt opgeheven. Dat heeft de raadkamer maandag in een zitting achter gesloten deuren kenbaar gemaakt.