Hoge Raad der Nederlanden

Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AE9390 Zaaknr: C01/062HR


Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage Datum uitspraak: 20-12-2002
Datum publicatie: 20-12-2002
Soort zaak: civiel - civiel overig
Soort procedure: cassatie

20 december 2002
Eerste Kamer
Nr. C01/062HR
JMH

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:


1. , gevestigd te ,
2. , wonende te ,

3. , wonende te ,

EISERS tot cassatie, incidenteel verweerders,

advocaat: mr. E. Grabandt,

t e g e n


1. SNS BANK NEDERLAND N.V.,

2. SNS BANK BRABANT/RIVIERENLAND N.V.,

beide gevestigd te 's-Hertogenbosch,

VERWEERSTERS in cassatie, incidenteel eiseressen,

advocaat: mr. H.A. Groen.


1. Het geding in feitelijke instanties


Eisers tot cassatie - zowel tezamen als ieder afzonderlijk verder te noemen: - hebben bij exploit van 27 december 1995 verweersters in cassatie - zowel tezamen als ieder afzonderlijk verder te noemen: SNS Bank - gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Hertogenbosch en - na wijziging van eis bij conclusie van repliek - gevorderd bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat SNS Bank aansprakelijk is voor de door geleden en nog te lijden schade als gevolg van de toerekenbare tekortkomingen van SNS Bank, hierin bestaande dat SNS Bank heeft verzuimd vóór of uiterlijk primair op 13 juni 1995, subsidiair op een door de Rechtbank te bepalen datum, aan mede te delen dat de cheque van Allegro Lebensmittelgrosshandel GmbH d.d. 23 mei 1995 ongedekt was en voorts heeft verzuimd aan vóór of uiterlijk primair op 5 juli 1995, subsidiair op een door de Rechtbank te bepalen datum, mede te delen dat de cheque van Impex Lebensmittel- und Fleischgrosshandels GmbH d.d. 22 juni 1995 ongedekt was, zulks met veroordeling van SNS Bank hoofdelijk, althans ieder dan wel één van hen afzonderlijk tot schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen als volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de inleidende dagvaarding tot aan die der algehele voldoening. SNS Bank heeft de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 5 december 1997 de primaire vordering toegewezen.
Tegen dit vonnis heeft SNS Bank hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij tussenarrest van 26 oktober 1999 heeft het Hof in het principaal en incidenteel appel SNS Bank bewijslevering opgedragen. Na enquête heeft het Hof bij eindarrest van 14 november 2000 in het principaal en incidenteel appel:

- het vonnis waarvan beroep vernietigd;

- voor recht verklaard dat SNS Bank voor 50% aansprakelijk is voor de schade aan ter zake (a) dat zij niet uiterlijk op 18 juni 1995 aan meedeelde dat de door Allegro Lebensmittelgrosshandel GmbH uitgegeven en op 23 mei 1995 aan haar aangeboden cheque ongedekt was, nadat de betrokken Duitse bank aan de correspondent van de bank op 7 juni 1995 reeds van dit feit deed weten, en (b) dat zij niet uiterlijk op 9 juli 1995 aan meedeelde dat de door Impex Lebensmittel- und Fleischgrosshandels GmbH uitgegeven en op 23 juni 1995 aan de bank ter incasso aangeboden cheque ongedekt was nadat de betrokken Duitse bank aan de correspondent van de bank reeds op 29 juni 1995 reeds van dit feit deed weten;

- SNS Bank veroordeeld tot schadevergoeding ter zake, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding in eerste aanleg, 27 december 1995, tot aan die van voldoening, en

- het meer of anders gevorderde afgewezen.
Beide arresten van het Hof zijn aan dit arrest gehecht.


2. Het geding in cassatie


Tegen beide arresten van het Hof heeft beroep in cassatie ingesteld. SNS Bank heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende het incidenteel beroep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing.


3. Uitgangspunten in cassatie


3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Als fruithandelaar (grossier) verkocht en leverde sinds begin 1995 onder meer fruit aan twee in Duitsland gevestigde bedrijven, Allegro Lebensmittel-grosshandels GmbH te Düren (hierna: Allegro) en Impex Lebensmittel- und Fleischgrosshandels GmbH te Wesel (hierna: Impex). Deze bedrijven betaalden met cheques die ter incasso aanbood bij haar vaste bank, SNS Bank, bij wie zij een omvangrijk kredietarrangement had. Na ontvangst van een cheque crediteerde SNS Bank, onder gewoon voorbehoud, meteen en zond zij de cheque ter afwikkeling naar haar correspondent in Duitsland, American Express. Zulks geschiedde ook met een op 23 mei 1995 door aan SNS Bank aangeboden, door Allegro op die dag uitgeschreven cheque ten bedrage van DM 23.478,10. Op 7 juni 1995 berichtte de betrokken bank in Duitsland American Express dat de cheque ongedekt was; zij weigerde betaling. Op 30 juni 1995 heeft SNS Bank op die grond de rekening-courant van gedebiteerd met de Nederlandse tegenwaarde van DM 23.478,10. In de periode van 13 juni 1995 tot 30 juni 1995 heeft nog voor DM 172.760,89 aan Allegro geleverd. Deze leveringen zijn alle onbetaald gebleven doordat de daarbij behorende cheques eveneens ongedekt bleken te zijn. Hetzelfde geschiedde met soortgelijke leveringen van aan Impex. Een door op 23 juni 1995 aan SNS Bank aangeboden cheque van 22 juni 1995 ten bedrage van DM 43.503,86 van Impex werd aanvankelijk op zijn rekening gecrediteerd, maar op 24 juli 1995 weer gedebiteerd wegens het ontbreken van dekking. In dit geval had de bank van uitgifte op 29 juni 1995 aan American Express meegedeeld dat dekking ontbrak. heeft na 5 juli 1995 nog voor DM 324.035,79 aan Impex geleverd en niet betaald gekregen.

3.2 heeft haar onder 1 weergegeven vorderingen gebaseerd op deze feiten en de stelling dat SNS Bank haar eerder, in ieder geval binnen vier dagen na de mededeling van de betrokken bank aan American Express - dat wil zeggen uiterlijk op 13 juni respectievelijk 5 juli 1995 - op de hoogte had kunnen en moeten stellen van het ongedekt zijn van de cheques, in welk geval zij, , niet zou zijn doorgegaan met leveringen aan Allegro en Impex tegen betaling met cheques. Door haar niet tijdig op de hoogte te stellen is SNS Bank volgens toerekenbaar jegens haar tekortgeschoten in haar contractuele verplichtingen. De Rechtbank heeft de vorderingen op deze grondslag toegewezen.

3.3 Het Hof heeft in zijn tussenarrest geoordeeld dat SNS Bank onzorgvuldig jegens heeft gehandeld door haar pas door debitering van haar rekening op 30 juni respectievelijk 24 juli 1995 mee te delen dat de cheques ongedekt waren nadat (de hulppersoon van) SNS Bank daarvan al op 7 juni respectievelijk 23 (bedoeld zal zijn: 29) juni daaraan voorafgaand in kennis was gesteld, voorshands in het midden gelaten wat een redelijke termijn voor zo'n mededeling is, en in verband met het door SNS Bank gevoerde verweer van "eigen schuld" aan de kant van , SNS Bank een bewijsopdracht gegeven met betrekking tot eerdere waarschuwingen die zou hebben gekregen. Bij eindarrest heeft het Hof geoordeeld dat SNS Bank niet in haar bewijsopdracht is geslaagd. Voorts heeft het Hof zijn in het tussenarrest gegeven oordeel dat SNS Bank in beginsel aansprakelijk is, gespecificeerd in die zin dat "nu het hier gaat om op een buitenlandse bank getrokken cheques deze aansprakelijkheid geldt voor zoveel aan schade is opgekomen na de tiende dag na die van de aanbieding van de cheques aan de bank" (rov. 8.3). Volgens het dictum van het arrest brengt dit mee dat SNS Bank aansprakelijk is vanaf 18 juni 1995 respectievelijk 9 juli 1995. Vervolgens heeft het Hof geoordeeld dat omstandigheden aan de kant van , vermeld in zijn rov. 8.4, in even grote mate aan de veroorzaking van de schade hebben bijgedragen als de onzorgvuldigheid van SNS Bank, zodat SNS Bank aansprakelijk is voor 50% van de schade.


4. Ontvankelijkheid van het beroep voorzover gericht tegen het arrest van het Hof van 26 oktober 1999

Nu het middel geen klachten richt tegen voormeld arrest, moet in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in haar beroep.


5. Beoordeling van het middel in het principale beroep
5.1 De onderdelen 1 en 3 bestrijden het hiervoor in 3.3 weergegeven oordeel van het Hof in rov. 8.3 met betrekking tot de termijn voor mededeling van het ongedekt zijn van de cheques en de daaruit in het dictum van zijn eindarrest afgeleide beslissing. Deze onderdelen zijn gegrond.

5.2 Onderdeel 3 klaagt terecht over onbegrijpelijkheid van dit oordeel in verband met het dictum van het eindarrest. In rov. 8.3 spreekt het Hof over de tiende dag na de aanbieding van de cheque aan de bank, maar daarmee zijn de in het dictum vermelde data niet te rijmen, ongeacht of het Hof met "de bank" hier doelt op SNS Bank, zoals verder in zijn arrest, of - zoals mede gezien het zinsverband voor de hand ligt - de betrokken buitenlandse bank. In de tweede plaats is het oordeel in beide lezingen onbegrijpelijk in het licht van het debat van partijen, dat ging over de vraag binnen hoeveel dagen na de mededeling (van de buitenlandse bank van uitgifte aan American Express) dat de cheques ongedekt waren, SNS Bank daarvan op de hoogte diende te stellen, en niet binnen hoeveel dagen na de aanbieding van de cheques door aan SNS Bank of door deze laatste aan de buitenlandse bank.

5.3 Onderdeel 1 klaagt terecht over onvoldoende motivering van het oordeel dat SNS Bank (pas) onzorgvuldig heeft gehandeld door niet binnen tien dagen na de aanbieding van de cheques "aan de bank" op de hoogte te stellen van het ongedekt zijn, in plaats van (al) binnen vier dagen nadat dit aan American Express bekend werd, zoals aan haar vorderingen ten grondslag heeft gelegd. Het Hof heeft dit oordeel uitsluitend gemotiveerd met de overweging dat het hier gaat om op een buitenlandse bank getrokken cheques, maar die enkele omstandigheid kan dit oordeel - daargelaten nu welke dag het Hof als begin van de termijn van tien dagen aanmerkt; zie hiervoor onder 5.2 - niet rechtvaardigen, zulks reeds in het licht van de door voor het Hof aangevoerde mogelijkheid van berichtgeving per swiftfax of telefax en haar stelling dat de cheques binnen zes respectievelijk vier dagen van SNS Bank bij de in Duitsland gevestigde bank van uitgifte aangekomen zijn, zodat niet valt in te zien waarom de terugweg langer zou moeten duren.

5.4 Onderdeel 2 betreft het oordeel van het Hof in rov. 8.5 dat SNS Bank slechts voor 50% van de schade van aansprakelijk is. Een van de door het Hof in rov. 8.4 vermelde omstandigheden waarop dat oordeel berust, is dat - naar in cassatie onbestreden is - reeds in april 1995 met een ongedekte cheque van Allegro werd geconfronteerd, die vervolgens gedeeltelijk contant en gedeeltelijk via een andere bank dan de huisbank van Allegro is voldaan. Nu het Hof bij zijn oordeel dat 50% van de door geleden schade voor haar rekening moet blijven, geen onderscheid maakt tussen schade ten gevolge van later onbetaald gebleven transacties met Allegro en schade ten gevolge van zodanige transacties met Impex, moet aangenomen worden dat het Hof in dit verband ook met betrekking tot schade ten gevolge van transacties met Impex betekenis heeft toegekend aan de hier bedoelde omstandigheid. Het onderdeel klaagt terecht dat zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet valt in te zien waarom deze uitsluitend Allegro betreffende omstandigheid kan bijdragen aan het hier aan de orde zijnde oordeel voorzover dat schade ten gevolge van later onbetaald gebleven transacties met Impex betreft. Ook dit onderdeel is derhalve gegrond.


6. Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
In verband met de gegrondbevinding van het middel in het principale beroep kan het middel bij gebrek aan belang niet tot cassatie leiden.


7. Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
verklaart niet-ontvankelijk in haar beroep voorzover het is gericht tegen het arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 26 oktober 1999;
vernietigt het arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 14 november 2000;
verwijst het geding ter verdere behandeling en beslissing naar het Gerechtshof te Arnhem;
veroordeelt SNS Bank in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van begroot op ¤ 344,95 aan verschotten en ¤ 1.590,-- voor salaris;
in het incidentele beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt SNS Bank in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van begroot op ¤ 68,07 aan verschotten en ¤ 1.365,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, A.G. Pos, D.H. Beukenhorst en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 20 december 2002.


*** Conclusie ***

nr. C01/062HR
Mr. Hartkamp
zitting 18 oktober 2001

Conclusie inzake


1.

2.

3.

tegen


1. SNS Bank Nederland N.V.

2. SNS Bank Brabant/ Rivierenland N.V.

Feiten en procesverloop


1) In cassatie gaat het om de vraag vanaf welk moment de aansprakelijkheid bestaat van een bank die verzuimt haar cliënt op de hoogte te stellen van het feit dat aangeboden cheques niet gedekt blijken te zijn. Tevens wordt aan de orde gesteld of de door het hof in acht genomen factoren zijn oordeel kunnen dragen dat de door de cliënt geleden schade voor 50% het gevolg is van omstandigheden die aan hem kunnen worden toegerekend.
Van belang zijn de volgende feiten. Eiseres tot cassatie onder 1, is een fruithandelaar (grossier) die vanaf begin 1995 onder meer fruit aan de in Duitsland gevestigde Duitse firma's Allegro Lebensmittelgrosshandels GmbH te Düren (hierna Allegro) en Impex Lebensmittel- und Fleischgrosshandels GmbH te Wesel (hierna Impex) verkocht en exporteerde. Allegro en Impex betaalden met cheques. placht deze cheques ter incasso aan te bieden aan haar vaste bank, verweerster in cassatie onder 2, SNS Bank Brabant/Rivierenland N.V., bij wie zij een omvangrijk credietarrangement had. Verweerster in cassatie onder 1, SNS Bank Nederland N.V., is hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden en/of verplichtingen van SNS Bank Brabant/Rivierenland NV (deze banken zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als SNS Bank). Eisers tot cassatie onder 2 en 3, en , waren als hoofdelijke medeschuldenaren jegens de SNS Bank aansprakelijk voor de schulden van .
SNS Bank placht na ontvangst van een cheque meteen te crediteren onder gewoon voorbehoud en zond de cheque daarnaast ter afwikkeling door naar de als haar hulppersoon fungerende in Duitsland gevestigde correspondent, American Express. Aldus geschiedde ook met de op 23 mei 1995 door aangeboden en door Allegro uitgeschreven cheque van diezelfde datum ten bedrage van DM 23.478,10. Op 30 juni 1995 werd de rekening-courant van gedebiteerd voor het Nederlands equivalent van dit bedrag, f. 26.388,70, omdat intussen was gebleken dat de cheque ongedekt was en dat de bank waarop de cheques waren getrokken daarom voldoening weigerde. In de periode van 13 juni 1995 tot 30 juni 1995 heeft nog voor DM 172.760,89 aan Allegro geleverd. Deze leveringen zijn alle onbetaald gebleven doordat de daarbij behorende cheques eveneens ongedekt bleken. De betrokken bank, de Stadtsparkasse te Düren, had op 7 juni 1995 American Express in kennis gesteld van het ontbreken van dekking. Hetzelfde geschiedde met soortgelijke leveringen aan Impex. Een door op 23 juni 1995 aan SNS Bank aangeboden cheque van 22 juni 1995 ad DM 43.503,86 van deze firma werd aanvankelijk ten bedrage van f. 48.842,20 op zijn rekening gecrediteerd doch op 24 juli 1995 weer gedebiteerd wegens het niet gedekt zijn ervan. In dit geval had de bank van uitgifte op 29 juni 1995 aan American Express meegedeeld dat dekking ontbrak. heeft aan Impex na 5 juli 1995 nog voor DM 324.035,79 geleverd en niet betaald gekregen. stelt dat SNS Bank jegens aansprakelijk is voor de door non-betaling geleden schade wegens leveringen aan Allegro na 13 juni 1995 en wegens leveringen aan Impex na 5 juli 1995. Als grond voor deze data heeft gegeven dat deze vallen vier dagen na bericht van het ontbreken van dekking aan American Express, de correspondent van SNS Bank. Door later dan op die data met debitering of op een andere wijze te verwittigen van het niet gedekt zijn van de cheques heeft SNS onzorgvuldig jegens gehandeld.
SNS Bank is niet overgegaan tot vergoeding van de door gestelde schade.


2) Om deze reden heeft bij exploot van 27 december 1995 SNS Bank gedagvaard voor de Arrondissementsrechtbank te Den Bosch. Voor zover in cassatie van belang heeft gesteld dat SNS Bank aansprakelijk is uit onrechtmatige daad omdat zij heeft nagelaten tijdig aan mede te delen dat de cheques van 23 mei 195 en 22 juni 1995 ongedekt waren.
SNS Bank heeft verweer gevoerd. Dit verweer hield in het bijzonder in dat zelf heeft gekozen voor het accepteren van een risicovol betaalmiddel, te weten een cheque en dat zij SNS Bank niet kan aanspreken voor de schade die het gevolg is van de verwezenlijking van dit risico.


3) Bij vonnis van 5 december 1997 heeft de rechtbank de vordering van toegewezen. Zij heeft geoordeeld dat SNS Bank tekort is geschoten in een op haar rustende verplichting om er onverwijld van op de hoogte te stellen dat cheques van haar afnemers ongedekt waren.
Met betrekking tot de door aangehouden referentiedata die vallen vier dagen na de melding van het ongedekt zijn van de cheques aan American Express, heeft de rechtbank kort weergegeven overwogen a. dat het in het interbancaire verkeer gebruikelijk is dat corresponderende banken hun principaal per swift-bericht of telefax berichten van het ongedekt-zijn van een cheque, b. dat het voor iedere bank duidelijk behoort te zijn dat haar cliënt spoedeisend belang heeft om er onverwijld van op de hoogte te worden gebracht dat een cheque ongedekt is en c. dat de termijn van vier dagen bij de huidige communicatiemiddelen ruimschoots voldoende moet worden geacht. Met betrekking tot de termijn van vier dagen heeft de rechtbank voorts nog overwogen dat het daartegen gerichte, niet toegelichte verweer van SNS Bank dat zulks "onmogelijk" is, slechts op volstrekte onbekendheid met de moderne communicatiemiddelen kan wijzen.
Wat betreft het door SNS Bank opgeworpen argumenten dat de fout bij American Express lag en niet bij SNS Bank zelf en dat American Express SNS Bank niet meteen op de hoogte heeft gebracht van het ongedekt zijn van de cheques, heeft de rechtbank overwogen dat deze van geen belang zijn: "SNS Bank is jegens haar klanten aansprakelijk voor de fouten (van) de correspondenten (van) wie zij zich in den vreemde bedient en voor een eventueel door dezen te traag doorgeven (van) informatie over ingedekte cheques".


4) SNS Bank is onder aanvoering van vier grieven tegen het vonnis van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Gerechtshof te Den Bosch. Op haar beurt heeft in het incidentele appel een grief voorgesteld.
Bij arrest van 26 oktober 1999 heeft het hof overwogen dat het de mening van de rechtbank deelt dat het onzorgvuldig is dat SNS Bank eerst op 30 juni 1995 resp. 24 juli 1995 het ongedekt zijn van de cheques aan had medegedeeld, terwijl (de hulppersoon van) die bank op 7 juni 1995 resp. 23 juni 1995 in kennis was gesteld van dat gebrek. Of de termijn waarbinnen een dergelijke mededeling dient te geschieden vier dagen of langer bedraagt heeft het hof voorshands in het midden gelaten. Alvorens daarover te beslissen heeft het hof SNS Bank opgedragen haar stellingen te bewijzen dat eigen schuld heeft aan de geleden schade. Deze bewijsopdracht hield in dat SNS Bank moest bewijzen dat reeds op 21 juni 1995 telefonisch door de SNS Bank gewaarschuwd was dat de cheque van 23 mei 1995 ongedekt bleek en dat van andere fruittelers te horen had gekregen dat cheques van Allegro ongedekt retour kwamen en dat om die reden medio juni 1995 zelf in Duitsland poolshoogte is gaan nemen en toen constateerde dat Allegro niet meer op het zaaksadres gevestigd was.
Na het horen van getuigen heeft het hof bij arrest van 14 november 2000 de aansprakelijkheid van SNS Bank gespecificeerd. Het heeft in r.o. 8.3 geoordeeld dat, nu het hier gaat om op een buitenlandse bank getrokken cheques deze aansprakelijkheid geldt voor zoveel aan schade is opgekomen na de tiende dag na die van de aanbieding van de cheques aan de bank. Volgens het dictum van het arrest betekent dit dat SNS Bank aansprakelijk is vanaf 18 juni 1995 resp. 9 juli 1995.
Vervolgens heeft het hof geoordeeld dat voor 50% zelf heeft bijgedragen aan de veroorzaking van de schade. De gronden hiervoor zijn dat a. cheques, zeker van een buitenlandse debiteur op een buitenlandse bank altijd een risicovol betaalmiddel zijn, b. de NCM verzekering van de betaalrisico's van beide Duitse firma's had geweigerd, c. reeds in april 1995 met een ongedekte cheque van Allegro is geconfronteerd die vervolgens gedeeltelijk contant en gedeeltelijk via een andere bank dan de huisbank van Allegro is voldaan, d. het ging om twee jonge ondernemingen van welke weinig bekend was en die met name nog geen jaarrekeningen konden overleggen en e. de bank wel in mei 1995 naar aanleiding van de eerste ongedekte cheque een waarschuwing had gegeven en had verzocht dekking bij NCM te zoeken.
Op deze gronden heeft het hof voor recht verklaard dat SNS Bank voor 50% aansprakelijk is voor de uit haar onrechtmatige gedraging voortvloeiende schade. Voor het vaststellen van de omvang van de schade heeft het hof partijen verwezen naar de schadestaatprocedure.


5) is tijdig van de arresten van het hof in cassatie gekomen. Daartoe heeft zij een middel van cassatie geformuleerd dat bestaat uit drie onderdelen waarvan het eerste onderdeel uiteenvalt in zes subonderdelen.
SNS Bank heeft geconcludeerd voor antwoord en in het incidentele cassatieberoep een middel voorgesteld.
Nadat in het incidentele cassatieberoep voor antwoord heeft geconcludeerd hebben partijen hun stellingen schriftelijk toegelicht en arrest gevraagd.

Bespreking van het cassatiemiddel in het principale cassatieberoep


6) De onderdelen 1 en 3 zijn beide gericht tegen r.o. 8.3 van het arrest van 26 oktober 1999.
In onderdeel 1 ligt de nadruk op de onjuistheid c.q. onbegrijpelijkheid van de verwerping door het hof van het standpunt van dat de bank reeds onzorgvuldig heeft gehandeld door niet binnen vier dagen na de mededeling van het niet gedekt zijn door de betrokken buitenlandse bank aan American Express dit aan [eiseres
1] te berichten.
Onderdeel 3 klaagt over de innerlijke tegenstrijdigheid van r.o. 8.3 en het dictum, althans over de onbegrijpelijkheid van r.o. 8.3 en het dictum indien men deze in verhouding tot elkaar beziet. In r.o. 8.3 heeft het hof namelijk overwogen dat de aansprakelijkheid van de bank geldt "voor zoveel aan schade is opgekomen na de tiende dag na die van de aanbieding van de cheques aan de bank" terwijl in het dictum voor recht wordt verklaard dat SNS Bank aansprakelijk is voor de schade van die het gevolg is van a. het niet uiterlijk op 18 juni 1995 aan meedelen dat de door Allegro uitgegeven en door op 23 mei 1995 aan SNS Bank aangeboden cheque ongedekt was, terwijl de Duitse correspondent van SNS Bank hiervan reeds op 7 juni 1995 op de hoogte was en van b. het niet uiterlijk op 9 juli 1995 aan meedelen dat de door Impex uitgegeven en door op 23 juni 1995 aan SNS Bank aangeboden cheque ongedekt was, terwijl de Duitse correspondent van SNS Bank hiervan reeds op 29 juni 1995 op de hoogte was. Het onderdeel voert daartegen de volgende bezwaren aan.
Met hetgeen in r.o. 8.3. is overwogen kan het hof bedoeld hebben tot uitgangspunt te nemen de datum waarop de cheques aan SNS Bank heeft aangeboden, maar eveneens de datum waarop American Express de cheques aan de in Duitsland gevestigde banken heeft aangeboden. Deze onduidelijkheid is reeds onaanvaardbaar. Bovendien is het, nu de cheques aan SNS Bank heeft aangeboden op 23 mei 1995 resp. 23 juni 1995, niet begrijpelijk dat in het dictum de datum waarop de aansprakelijkheid van SNS Bank ingaat is gesteld op 18 juni 1995 resp. 9 juli 1995. Deze data zijn evenmin begrijpelijk als het hof bedoeld zou hebben tot uitgangspunt te nemen de datum waarop de cheques aan de in Duitsland gevestigde banken zijn aangeboden, te weten 1 juni 1995 en 29 juni 1995. Ten slotte geldt ten aanzien van beide mogelijke uitgangspunten van het hof, dat deze in het licht van door partijen gevoerde debat onbegrijpelijk zijn. heeft immers aan haar vordering ten grondslag gelegd dat SNS Bank onzorgvuldig heeft gehandeld door niet binnen vier dagen na mededeling door de betrokken in Duitsland gevestigde banken aan American Express te berichten over het ongedekt zijn van de cheques.


7) De tegen r.o. 8.3 en het dictum gerichte klachten van worden m.i. met succes voorgesteld. In de eerste plaats is onbegrijpelijk op welke datum het hof doelt in zijn overweging dat de aansprakelijkheid van SNS Bank geldt "voor zoveel aan schade is opgekomen na de tiende dag na die van de aanbieding van de cheques aan de bank". Het staat immers vast dat de cheques door zijn aangeboden aan de SNS Bank en dat de cheques door de correspondent van de SNS Bank, American Express, zijn aangeboden aan de in Duitsland gevestigde banken waarop de cheques getrokken waren. Nu het hof in r.o. 8.3 voorts heeft overwogen dat het de stelling van verwerpt dat SNS Bank reeds binnen vier dagen nadat American Express door de betrokken in Duitsland gevestigde banken op de hoogte is gesteld van het niet gedekt zijn van de cheques, [eiseres
1] had moeten waarschuwen, ligt het het meest voor de hand dat het hof bedoeld heeft dat SNS Bank aansprakelijk is tien dagen nadat de cheques aan de in Duitsland gevestigde banken zijn aangeboden. Het uitgangspunt dat SNS Bank aansprakelijk is tien dagen nadat de cheques aan haar zijn aangeboden, valt namelijk vrijwel samen met de door aangenomen referentiedata.
Maar zelfs indien het arrest gelezen wordt op de wijze die het meest voor de hand ligt, zijn de data genoemd in het dictum niet begrijpelijk. De cheques zijn door American Express immers op 1 juni 1995 resp. 29 juni 1995 aan de betreffende in Duitsland gevestigde banken aangeboden. Indien men hierbij tien dagen optelt, zou de aansprakelijkheid van SNS Bank op haar vroegst(1) gaan lopen vanaf 11 juni 1995 resp. 9 juli 1995. Niet begrijpelijk is dan dat de aansprakelijkheid inzake de van Allegro afkomstige cheque eerst vanaf 18 juni 1995 zou bestaan.
De uitleg van r.o. 8.3 die SNS Bank in haar schriftelijke toelichting voorstelt, volgens welke het hof als referentiedatum heeft genomen tien dagen nadat aan American Express is bericht dat de cheques ongedekt waren, sluit aan op de door ingestelde vordering(2) en kan de in het dictum genoemde data verklaren. Deze uitleg heeft echter het hierna toe te lichten bezwaar dat hij in het licht van het door partijen gevoerde debat onbegrijpelijk is.


8) Daarmee kom ik op de materiele bezwaren die tegen r.o. 8.3 en het dictum van het arrest van het hof zijn aangevoerd. Mijns inziens zijn ook deze gegrond. Het hof heeft het standpunt van dat SNS Bank onrechtmatig heeft gehandeld door niet binnen vier dagen nadat het ongedekt zijn van de cheques aan American Express bekend werd hiervan op de hoogte te stellen, verworpen. Het heeft geoordeeld dat nu het gaat om een op een buitenlandse bank getrokken cheque de aansprakelijkheid geldt na de tiende dag na die van de aanbieding van de cheques aan de bank (r.o. 8.3) c.q. na de tiende dag na de melding aan de correspondent van de SNS Bank (afgeleid uit het dictum). De enige motivering die het hof voor dit oordeel heeft gegeven is dat het gaat om een op een buitenlandse bank getrokken cheque.
Tegen de achtergrond van hetgeen partijen hebben aangevoerd acht ik dit onbegrijpelijk. heeft de door haar genomen referentiedatum gemotiveerd als volgt. De cheques die heeft aangeboden aan SNS Bank lagen in het geval van de cheque afkomstig van Allegro binnen zes dagen en in het geval van de cheque afkomstig van Impex binnen vier dagen bij de in Duitsland gevestigde banken waarop deze waren getrokken. Nadat de in Duitsland gevestigde banken de correspondent van SNS Bank in Duitsland, American Express, van het niet gedekt zijn van de cheque op de hoogte hebben gesteld, kan dit bericht dus in ieder geval binnen vier dagen terug zijn bij SNS Bank en tevens aan worden doorgegeven. American Express kan het bedoelde bericht aan SNS Bank doen toekomen met behulp van een swiftfax of telefax, terwijl de inhoud van het bericht meebrengt dat vervolgens met spoed op de hoogte moet worden gesteld. Hieraan heeft toegevoegd dat SNS Bank de cheque niet reeds retour behoeft te hebben ontvangen om op de hoogte te zijn van het feit dat deze ongedekt is. Zelfs indien dit wel het geval zou zijn, valt niet in te zien waarom een cheque die er op de heenweg (SNS Bank - in Duitsland gevestigde bank waarop de cheque getrokken is) slechts zes resp. vier dagen over doet, er op de terugweg, die in verband met de gebleken ongedektheid van de cheques spoedeisend is, veel langer over doet en zou mogen doen. De SNS Bank heeft hiertegen ingebracht dat het "onmogelijk" is om binnen vier dagen nadat haar correspondent van het niet gedekt zijn van de cheque op de hoogte is gebracht, daarvan op de hoogte te brengen. De gestelde feitelijke onmogelijkheid heeft de bank echter niet nader gemotiveerd. Daarnaast is de stelling in strijd met het betoog van SNS Bank dat had moeten verzoeken om een versnelde procedure in geval van niet gedekt zijn van de cheque. In dit standpunt van de SNS Bank ligt immers besloten dat een snellere procedure dan in casu heeft plaatsgevonden tot de mogelijkheden behoort.


9) Tegen deze achtergrond is het niet begrijpelijk dat het hof heeft geoordeeld dat de aansprakelijkheid van de SNS Bank eerst ingaat op 18 juni 1995 resp. 9 juli 1995. Als r.o. 8.3 gelezen zou moeten worden op de met het dictum te verenigen en door SNS Bank gestelde wijze, namelijk dat bedoeld is dat de aansprakelijkheid van SNS Bank bestaat vanaf tien dagen nadat haar correspondent op de hoogte is gebracht van het niet gedekt zijn van de cheques, is dat om dezelfde redenen niet begrijpelijk.


10) Onderdeel 2 is gericht tegen het oordeel van het hof, inhoudende dat omstandigheden aan de zijde van voor 50% hebben bijgedragen aan de door haar geleden schade. Met betrekking tot de factor genoemd in nr. 4, vierde alinea, sub c van deze conclusie wordt betoogd, dat deze slechts betrekking heeft op de schade die is geleden als gevolg van het niet gedekt zijn van de cheque van Allegro. Deze factor behoort geen rol te spelen bij het bepalen van het percentage eigen schuld aan de zijde van met betrekking tot de schade die zij heeft geleden als gevolg van het niet gedekt zijn van de cheque afkomstig van Impex.
Ik zou de klacht ongegrond achten indien de beslissing van het hof met betrekking tot de eigen schuld mij redelijk zou voorkomen. Mijn redenering zou dan de volgende zijn. Hoewel deze factor inderdaad slechts geldt ten aanzien van de schade die heeft geleden als gevolg van het niet tijdig mededelen van het niet gedekt zijn van de cheque van Allegro, kan de klacht niet tot vernietiging van dit oordeel van het hof leiden. Gezien de overige aan toe te rekenen omstandigheden die het hof in acht heeft genomen is het oordeel dat SNS Bank slechts voor 50% van de door geleden schade aansprakelijk is, niet onbegrijpelijk en evenmin is dit oordeel onvoldoende gemotiveerd.
Maar ik heb met de beslissing van het hof inzake de eigen schuld van grote moeite. Ik licht dit als volgt toe. Eigen schuld kan de vergoedingsplicht van de aansprakelijke persoon verminderen indien zij heeft bijgedragen tot de schade, d.w.z. hetzij tot het feit dat de aansprakelijkheid in het leven heeft geroepen hetzij tot de omvang van de schade. Vgl. Asser-Hartkamp 4-I, nrs. 449, 453. Om het laatste gaat het hier niet. heeft meermalen gesteld(3) dat zij geen verdere leveranties aan Allegro en Impex heeft gedaan nadat zij van het niet gedekt zijn van de cheques op de hoogte was gebracht, alsmede dat zij geen verdere leveranties zou hebben gedaan na het moment waarop zij haars inziens op de hoogte had behoren te worden gebracht. Het hof heeft het tegendeel niet vastgesteld, zodat hiervan in cassatie moet worden uitgegaan. Het feit dat de aansprakelijkheid van de bank in het leven heeft geroepen is de tekortkoming in haar verplichting zo snel mogelijk te waarschuwen omtrent het ongedekt zijn van de cheques. Natuurlijk staat handelwijze daarmee in causaal (sine qua non-) verband, want als de cheques niet had aanvaard had de bank niet in haar waarschuwingsplicht tekort kunnen schieten. Maar enkel causaal verband is voor het aannemen van eigen schuld uiteraard niet voldoende. Het moet gaan om een verkeerde handelwijze, een onvoorzichtigheid van de gelaedeerde met betrekking tot de behartiging van zijn eigen belangen, die rechtvaardigt dat hij een deel van zijn schade draagt.(4) Gelet op dit laatste - het gaat om de vermindering van de vergoedingsplicht van de laedens - moet de onvoorzichtigheid in die zin gekleurd zijn dat het gaat om een fout waarvan de laedens in het kader van zijn eigen onrechtmatige gedraging met goede reden aan de gelaedeerde een verwijt kan maken. Of daarvan in casu sprake is, lijkt mij zeer de vraag. De bank acht de handelwijze van riskant, maar zij heeft niets gedaan om tot een andere handelwijze te bewegen. Immers, zij is gewoon voortgegaan met het accepteren van de cheques en het voorlopig crediteren van rekening, hetgeen dus onderdeel was van hun zakelijke relatie en door de bank was aanvaard.(5) De schade waarvoor zij nu aansprakelijk is gesteld, is zoals gezegd het gevolg van het niet tijdig voldoen aan haar informatieplicht met betrekking tot het ongedekt zijn van de cheques, zijnde een tekortkoming die los staat van risicovolle wijze van zakendoen. Als een ondernemer op risicovolle wijze zaken wil doen is dat zijn zaak; de bank kan hem daarvoor waarschuwen, weigeren hem als cliënt te aanvaarden, minder krediet verlenen, zekerheden bedingen, bepaalde procedures met hem afspreken etc.; maar als de bank ondanks die risicovolle handelwijze van de cliënt een gewone zakelijke relatie met hem aangaat en onderhoudt en in die relatie een tot aansprakelijkheid leidende fout begaat, dient zij de hieruit voortvloeiende schade in beginsel niet met een beroep op het risicovolle handelen geheel of gedeeltelijk te kunnen afwentelen op de cliënt. Men kan dit ook zo uitdrukken: het relevante causale verband tussen die risicovolle handelwijze en de schade die het gevolg is van de fout van de bank ontbreekt.
Mijn oordeel stemt overeen met dat van de rechtbank, die aan het eigen schuld-verweer zelfs geen overweging heeft gewijd. Een ander oordeel is mogelijk. Het hof heeft over het voorgaande anders geoordeeld. Echter, naar mijn mening moet een anders luidend oordeel wel deugdelijk gemotiveerd zijn. In de redenering die tot dat oordeel leidt mag geen ondeugdelijke schakel zitten. Nu het onderdeel terecht een dergelijke schakel aanwijst, meen ik dat het oordeel van het hof behoort te worden vernietigd.

Bespreking van het cassatiemiddel in het incidentele beroep


11) Uit de behandeling van het principaal beroep blijkt dat het incidenteel beroep faalt bij gebrek aan belang.

Afdoening van de zaak


12) Wat de onderdelen 1 en 3 betreft, schijnt het mij toe dat de Hoge Raad de zaak zelf kan afdoen. Nu de SNS Bank haar verweer tegen de door gehanteerde termijn (vier dagen na bekendmaking aan de correspondent van de SNS Bank) niet heeft gemotiveerd en nu voor het standpunt van duidelijke argumenten zijn aangevoerd, zou het hof na vernietiging en verwijzing m.i. slechts een begrijpelijke beslissing kunnen nemen door het standpunt van [eiseres
1] te aanvaarden. Dit brengt mee dat de SNS Bank overeenkomstig de vordering van vanaf 13 juni 1995 resp. vanaf 5 juli 1995 aansprakelijk is. De Hoge Raad zou dit - met vernietiging van het dictum in zoverre - kunnen bepalen.
Echter, indien de Hoge Raad ook onderdeel 2 gegrond acht zal de zaak moeten worden verwezen ter verdere behandeling en beslissing. In dat geval kan de verdere afdoening ook geheel aan de verwijzingsrechter worden overgelaten.

Conclusie

De conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad het bestreden arrest vernietigt en de zaak verwijst naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing.

De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden


1 In deze data is nog niet verweven dat zij in een weekend kunnen vallen.

2 Door werd als referentiedatum genomen vier dagen nadat American Express door de betrokken in Duitsland gevestigde banken op de hoogte was gebracht van het niet gedekt zijn van de cheque.
3 Zie bijv. conclusie van repliek nr. 21; memorie van antwoord nrs. 12, 15, 31 e.v.

4 Nu de bank aan haar handelwijze verwijt, zijn andere omstandigheden die voor risico van komen en om die reden "eigen schuld" kunnen opleveren, in casu niet relevant.
5 De bank stelt wel gewaarschuwd te hebben voor haar risicovolle wijze van zakendoen, maar dat is niet van belang, omdat de bank daaruit niet de consequentie heeft getrokken haar zakelijke relatie met te wijzigen.