Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AE9259 Zaaknr: C01/120HR
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 20-12-2002
Datum publicatie: 20-12-2002
Soort zaak: civiel - civiel overig
Soort procedure: cassatie
20 december 2002
Eerste Kamer
Nr. C01/120HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
, gevestigd te ,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.Th.R.F. Carli,
t e g e n
de naamloze vennootschap naar Belgisch recht N.V. SABENA, gevestigd te
Brussel, België,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: - heeft bij exploit
van 9 juni 1989 verweerster in cassatie - verder te noemen: Sabena -
gedagvaard voor de Rechtbank te Haarlem en gevorderd Sabena te
veroordelen tot betaling aan van een bedrag van f
256.016,--, vermeerderd met de wettelijke rente over f 56.447,77 vanaf
30 juni 1989 en voorts met wettelijke rente over het resterende
schadebedrag vanaf 9 juni 1989 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bij incidentele conclusie heeft Sabena gevorderd dat de Rechtbank zich
onbevoegd zal verklaren van de hoofdzaak kennis te nemen.
heeft de door Sabena opgeworpen exceptie van onbevoegdheid
bestreden.
De Rechtbank heeft in het incident bij tussenvonnis van 19 februari
1991 een comparitie van partijen gelast. Nadat de comparitie van
partijen had plaatsgevonden heeft de Rechtbank bij tussenvonnis van 4
mei 1993 Sabena toegelaten te bewijzen dat de litigieuze overeenkomst
tot stand is gekomen door bemiddeling van het Sabenakantoor op de
luchthaven Schiphol.
Tegen beide tussenvonnissen heeft Sabena hoger beroep ingesteld bij
het Gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 14 december 2000 heeft het Hof het tussenvonnis van 19
februari 1991 bekrachtigd, het tussenvonnis van 4 mei 1993 vernietigd
en, opnieuw rechtdoende, de Rechtbank Haarlem onbevoegd verklaard van
het onderwerpelijk geschil kennis te nemen.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft beroep in cassatie
ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt
daarvan deel uit.
Sabena heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot
verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie
leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu
de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het
belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt in de kosten van het geding in cassatie, tot op
deze uitspraak aan de zijde van Sabena begroot op ¤ 286,88 aan
verschotten en ¤ 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.G. van Erp Taalman
Kip-Nieuwenkamp als voorzitter en de raadsheren A.E.M. van der
Putt-Lauwers, H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst en A. Hammerstein, en
in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 20
december 2002.
*** Conclusie ***
Rolnr. C01/120HR
Mr L. Strikwerda
Zt. 18 okt. 2002
conclusie inzake
tegen
N.V. Sabena
Edelhoogachtbaar College,
1. Inzet van deze zaak is de vraag of de Rechtbank te Haarlem
(internationaal) bevoegd is om kennis te nemen van een rechtsvordering
gebaseerd op een overeenkomst tot luchtvervoer waarop van toepassing
is het Verdrag van Warschau van 12 oktober 1929 inzake het
internationale luchtvervoer (Stb. 1933, 365), zoals gewijzigd bij het
Protocol van 's-Gravenhage van 28 september 1955 (Trb. 1956 nr. 26),
hierna: het Verdrag. Art. 28 lid 1 van het Verdrag luidt in de
authentieke Franse tekst:
"L'action en responsabilité devra être portée, au choix du demandeur,
dans le territoire d'une des Hautes Parties Contractantes, soit devant
le tribunal du domicile du transporteur, du siège principal de son
exploitation ou du lieu où il possède un établissement par le soin
duquel le contrat a été conclu, soit devant le tribunal du lieu de
destination."
Partijen houdt verdeeld de vraag of de Rechtbank te Haarlem kan worden
aangemerkt als "le tribunal ... du lieu où possède
un établissement par le soin duquel le contrat a été conclu" (in de
Nederlandse vertaling van het Verdrag: "de rechter ... van de plaats,
waar een bureau heeft, door welks zorg de overeenkomst
is gesloten").
2. De feiten liggen als volgt (zie r.o. 3 van het arrest van het Hof
in verbinding met r.o. 3.1 onder a t/m e van het eerste tussenvonnis
van de Rechtbank).
(i) Thans verweerster in cassatie, hierna: Sabena, is een
luchtvaartmaatschappij. Zij heeft vestigingen op de luchthaven
Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer en ter plaatse van haar
hoofdzetel in Brussel, België.
(ii) In 1987 heeft thans eiseres tot cassatie, hierna: , door
middel van haar op de luchthaven Schiphol gevestigde expediteur Air
Charter International, hierna: ACI, met Sabena onderhandeld over de
totstandkoming van een luchtvervoerovereenkomst. Het betrof het
vervoer van eendagskuikens en broedeieren van Brussel in België naar
Sanaa in Yemen.
(iii) Op 15 mei 1987 verzond , werkzaam bij het
Sabena-kantoor te Brussel, vanuit Brussel een telexbericht aan
, werkzaam bij ACI, met de volgende inhoud:
"Ons tel Onderhoud van 17.15 alsmede dat van 16H met [betrokkene
3]/ stp
Wij willen de vlucht Bru SAH van 9 juni vertrek 20 lt met aankomst
rond 0300 10 june uitvoeren stp max payload 33t stp max 500 dozen
eieren aan 23 kg per doos hetzij 11555 kg plus max 282000
eendagskuikens alles inbegrepen en te verpakken in sn type dozen stp
dit zal dan meteen een testvlucht zijn voor de mogelijk volgende
vluchten stp prijs 108500 dfl royalties excluded stp graag confirmatie
stp".
(iv) Op 18 mei 1987 verzond de hiervoor genoemde een
telexbericht aan de hiervoor genoemde te Brussel met de
volgende inhoud:
"We herewith confirm to opper (lees: offer) f/c bru/sah june 09 1987
stp max payload 33ton ( 282.000 day old chix - 500 boxes eggs max)
dets will fllw asap stp".
(v) Partijen hebben rechten en verplichtingen over en weer met
betrekking tot het op 9 juni 1987 door Sabena uit te voeren transport
schriftelijk vastgelegd. Deze overeenkomst bepaalt onder meer:
-"In duplo opgemaakt te Schiphol op 5 juni 1987 door Air Charter
International b.v. Snipweg, Schiphol-Zuid, Nederland hierna genoemd de
"CHARTERER", enerzijds en de Belgische Naamloze Vennootschap tot
exploitatie van het luchtverkeer "SABENA, met maatschappelijke zetel
te Brussel, 35, Kardinaal Mercierstraat, HRB 3872, vertegenwoordigd
door Cargo Manager SABENA Nederland hierna te noemen de
MAATSCHAPPIJ anderzijds"
-"Alle aanzeggingen aan de MAATSCHAPPIJ dienen gericht aan SABENA 35
Kardinaal Mercier str. 1000, Brussel, België".
Deze overeenkomst is voorts namens Sabena ondertekend op de volgende
wijze:
" SABENA Schiphol voor: SABENA, Kardinaalstr 35 Brussel,
België"
3. Bij dagvaarding van 9 juni 1989 heeft Sabena voor de
Rechtbank te Haarlem aangesproken tot betaling van een bedrag van f
256.016,- met rente en kosten als vergoeding van de schade die zij
stelt geleden te hebben als gevolg van wanprestatie van Sabena in de
uitvoering van de tussen partijen gesloten vervoerovereenkomst.
4. Bij incidentele conclusie heeft Sabena de exceptie van
onbevoegdheid opgeworpen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de
Rechtbank op grond van art. 28 van het Verdrag niet bevoegd is van de
vordering van kennis te nemen. Volgens Sabena had
haar vordering bij de bevoegde rechter in Brussel, België, zijnde de
hoofdzetel van Sabena en de plaats van het bureau van Sabena door
welks zorg de overeenkomst is gesloten, is gevestigd, dan wel in
Sanaa, Yemen, de plaats van bestemming, aanhangig moeten maken. In dit
verband heeft Sabena, verwijzend naar de onder 2.(iii) en 2.(iv)
genoemde telexberichten, opgemerkt dat over de totstandkoming van het
contract is onderhandeld tussen Sabena-Brussel en ACI en dat
Sabena-Schiphol bij de totstandkoming hiervan geen inhoudelijke
bemoeienis had.
5. heeft de door Sabena opgeworpen exceptie van
onbevoegdheid bestreden en zich op het standpunt gesteld dat de
overeenkomst tot stand is gekomen door bemiddeling van het
Sabena-kantoor op de luchthaven Schiphol. heeft daarbij
verwezen naar de onder 2.(v) genoemde overeenkomst welke op Schiphol
is opgemaakt en door een medewerker van Sabena-Schiphol is
ondertekend. De bedoelde telexberichten moeten volgens
worden gezien als bevestiging van onderdelen van de overeenkomst die
betrekking hebben op operationele en technische aspecten; de
onderhandelingen zijn in hun kern echter door Sabena-Schiphol gevoerd.
6. Bij tussenvonnis van 19 februari 1991 heeft de Rechtbank te kennen
gegeven behoefte te hebben aan nadere inlichtingen van partijen over
de vraag op welke wijze de op de Luchthaven Schiphol gelegen vestiging
van Sabena betrokken is geweest bij de totstandkoming van de
vervoerovereenkomst en heeft daartoe in het incident een comparitie
van partijen gelast.
7. Nadat de comparitie had plaatsgevonden heeft de Rechtbank bij
tussenvonnis van 4 mei 1993 in het incident Sabena toegelaten te
bewijzen "dat de litigieuze overeenkomst tot stand is gekomen door
bemiddeling van het Sabena-kantoor op de luchthaven Schiphol".
8. Sabena is van de tussenvonnissen van de Rechtbank in hoger beroep
gekomen bij het Gerechtshof te Amsterdam. Bij arrest van 14 december
2000 heeft het Hof het eerste tussenvonnis van de Rechtbank
bekrachtigd, doch het tweede tussenvonnis vernietigd en, opnieuw recht
doende, de Rechtbank Haarlem onbevoegd verklaard van het
onderwerpelijke geschil kennis te nemen. Anders dan de Rechtbank was
het Hof van oordeel dat in de door partijen overgelegde stukken en de
tussen hen vaststaande feiten een duidelijk antwoord is te vinden op
de vraag of de litigieuze overeenkomst wel of niet tot stand is
gekomen door bemiddeling van het Sabena-kantoor op de luchthaven
Schiphol, zodat er geen aanleiding is tot het geven van een
bewijsopdracht. Daartoe overwoog het Hof:
"4.4 (...). In voldoende mate is komen vast te staan dat door de zorg
van het Sabena-kantoor op de luchthaven Brussel de vervoerovereenkomst
tot stand is gekomen, in het bijzonder door het contact van
van op 10 mei 1987 met van
Sabena Brussel, waarna Sabena Brussel in een telex van 15 mei 1987 aan
ACI - de bemiddelaar voor - heeft aangeboden de vlucht van 9
juni 1987 uit te voeren en waarin om een bevestiging wordt gevraagd.
Deze bevestiging wordt vervolgens door ACI in een telex aan Sabena
Brussel gezonden op 18 mei 1987, waarbij het aanbod van Sabena Brussel
is aanvaard. Een en ander nadat in 1985 tussen Sabena Brussel, ACI en
contacten zijn geweest over het uitvoeren van
kuikenvluchten. Naar tussen partijen, onweersproken vaststaat, in
(lees: is) het overleg toen over alle commerciele en technische
aspecten van de vluchten gevoerd met Sabena Brussel".
4.5 Aldus is komen vast te staan dat door de zorg van Sabena Brussel de overeenkomst is gesloten. Het feit dat terzake ook enige bemiddeling door Sabena Schiphol is verstrekt doet hier niet aan af."
9. is tegen het arrest van het Hof (tijdig) in cassatie
gekomen verscheidene onderdelen opgebouwd middel dat door Sabena is
bestreden met conclusie tot verwerping.
10. Onderdeel 1 van het middel neemt in drie subonderdelen stelling
tegen hetgeen het Hof heeft overwogen en beslist in r.o. 4.4 van zijn
arrest.
11. Subonderdeel 1.a verwijt het Hof een onjuiste rechtsopvatting
aangaande de betekenis van art. 28 van het Verdrag. Het Hof zou hebben
gezocht naar een locatie die in elk geval voldoet aan de in art. 28
van het Vedrag gegeven omschrijving, terwijl het Hof had moeten
onderzoeken of een locatie "ook" voldoet aan deze omschrijving.
Begrijp ik de klacht goed, dan verwijt zij het Hof eraan voorbij te
hebben gezien dat de derde in artikel 28 genoemde bevoegdheidsgrond
geen exclusief karakter heeft, zodat de omstandigheid dat de rechter
te Brussel op deze grond bevoegdheid toekomt niet uitsluit dat ook de
rechter te Haarlem aan deze grond bevoegdheid kan ontlenen. Het Hof
had derhalve, zo begrijp ik nog steeds de klacht, nadat het tot de
conclusie was gekomen dat de overeenkomst van partijen is gesloten
door de zorg van het Sabena-kantoor te Brussel, daarmee niet mogen
volstaan, doch vervolgens behoren te onderzoeken of de overeenkomst
van partijen óók door de zorg van het Sabena-kantoor op Schiphol tot
stand is gekomen.
12. De klacht faalt. Wat er ook zij van de door het middel verdedigde
opvatting omtrent de niet-exclusieve strekking van de derde
bevoegdheidsgrond van art. 28, strandt de klacht op gebrek aan
feitelijke grondslag. Het Hof heeft de vraag onderzocht of de
overeenkomst van partijen is gesloten door de zorg van het
Sabena-kantoor op Schiphol en heeft deze vraag in ontkennende zin
beantwoord. Het Hof heeft dit (feitelijk) oordeel gebaseerd op zijn
vaststelling dat aan de zijde van Sabena niet alleen de handelingen
ter voorbereiding van het aangaan van de overeenkomst (de contacten
tussen Sabena Brussel, ACI en in 1985, het contact van
van op 10 mei 1987 met van
Sabena Brussel), maar ook het aanbod door welks aanvaarding de
overeenkomst tot stand is gekomen (de telex van Sabena Brussel aan ACI
van 15 mei 1987) en de ontvangst van deze aanvaarding (de telex van
ACI aan Sabena Brussel van 18 mei 1987) plaatsvonden op het kantoor
van Sabena Brussel. In dit oordeel ligt besloten niet alleen dat de
overeenkomst is gesloten door de zorg van het kantoor van Sabena te
Brussel, maar ook dat het kantoor van Sabena op Schiphol niet een
zodanige bemoeienis met het sluiten van het contract heeft gehad (het
Hof spreekt van "enige bemiddeling", zie r.o. 4.5) dat (ook) dit
kantoor zou kunnen worden aangemerkt als een vestiging "par le soin
duquel le contrat a été conclu" in de zin van art. 28 van het Verdrag.
13. Naar mijn inzicht herhaalt subonderdeel 1.b de klacht van
subonderdeel 1.a in andere woorden. Voor zover het subonderdeel wil
betogen dat het Hof het Hof slechts heeft onderzocht "waar de
belangrijkste gesprekspartner bij het tot stand komen van de
overeenkomst" zich bevond en aldus heeft miskend dat het had moeten
onderzoeken waar zich de vestiging bevindt "door welks zorg de
overeenkomst is gesloten", mist het feitelijke grondslag. Het Hof
heeft aan de hand van het voor het sluiten van de overeenkomst
essentiële handelingen (het initiëren en het voeren van de
onderhandelingen, het doen van een aanbod, de ontvangst van de
aanvaarding) onderzocht vanuit welke vestiging van Sabena is
geopereerd en de beslissingen zijn genomen. Dat getuigt niet van een
onjuiste rechtsopvatting. Het is, mede uit oogpunt van de eisen van
rechtszekerheid, niet voldoende dat een vestiging van de vervoerder
enige bemoeienis heeft gehad met het sluiten van de overeenkomst;
vereist is dat de overeenkomst door en onder de regie van de vestiging
is gesloten. Vgl. Giemulla/Schmid (ed.), Warsaw Convention, art. 28,
par. 19 (Dettling-Ott) en Lawrence B. Goldhirsch, The Warsaw
Convention Annotated; A Legal Handbook, 2000, blz. 184 en de aldaar
vermelde rechtspraakgegevens. Zie ook B.J.H. Crans, Air Law, 1987,
blz. 178 e.v., blz. 186. Het subonderdeel is derhalve tevergeefs
voorgesteld.
14. Subonderdeel 1.c klaagt erover dat het Hof zijn beslissing niet in
voldoende mate inzichtelijk heeft gemaakt. Met name zou het Hof niet
hebben duidelijk gemaakt welk praktisch bezwaar Sabena zou ondervinden
bij een procedure die in Haarlem aanvangt, terwijl het Hof ook niet
zou hebben duidelijk gemaakt of dat praktische bezwaar in het licht
van art. 28 van het Verdrag in voldoende mate relevant geacht kan
worden.
15. Ook deze klacht komt mij niet aannemelijk voor. Zij verliest uit
het oog dat de bevoegdheidsgronden van art. 28 van het Verdrag
limitatief bedoeld zijn. Vgl. J.P. Verheul en M.W.C. Feteris,
Rechtsmacht in het Nederlandse internationaal privaatrecht, Deel 2,
1986, blz. 17. Op andere gronden dan die welke in het artikel genoemd
worden kunnen de gerechten van de lidstaten geen bevoegdheid aannemen
om kennis te nemen van een rechtsvordering terzake van de
aansprakelijkheid van de contractuele luchtvervoerder in de zin van
het Verdrag. Nu naar 's Hofs oordeel geen van de in artikel genoemde
gronden de Rechtbank te Haarlem bevoegdheid verleent, was het Hof niet
gehouden om aan te geven welke praktische bezwaar Sabena zou
ondervinden bij een procedure voor die Rechtbank. Artikel 28 kent het
forum conveniens - op welk forum het subonderdeel kennelijk doelt -
niet.
16. Onderdeel 2 van het middel klaagt dat het Hof over het hoofd heeft
gezien dat de memorie van antwoord een grief in incidenteel appel
inhield, namelijk de grief dat (primair) de Rechtbank ten onrechte de
op art. 154 (oud) Rv gebaseerde incidentele vordering niet reeds had
afgewezen en (subsidiair) dat de door de Rechtbank verstrekte
bewijslast gewijzigd dient te worden.
17. Het onderdeel moet reeds falen wegens gebrek aan belang. Het Hof
heeft geoordeeld dat in de door partijen overgelegde stukken en de
tussen hen vaststaande feiten een duidelijk antwoord is te vinden op
de vraag of de overeenkomst van partijen door de zorg van het
Sabena-kantoor op de luchthaven Schiphol is gesloten, zodat er geen
aanleiding is tot het geven van een bewijsopdracht, en dat die vraag
in ontkennende zin moet worden beantwoord. Dit oordeel, dat in
cassatie tevergeefs wordt bestreden, brengt mee dat de bedoelde grief
- ook na verwijzing - niet tot een ander oordeel kan leiden dan
waartoe het Hof is gekomen, zodat de klacht niet kan baten.
18. Onderdeel 3 van het middel heeft ten opzichte van onderdeel 2 een
subsidiair karakter. Het valt uiteen in twee subonderdelen.
19. Subonderdeel 3.a klaagt dat het Hof art. 176 (oud) Rv heeft
geschonden doordat het heeft miskend dat partijen het erover eens zijn
dat, indien op het punt dat partijen verdeeld houdt bewijslevering
nodig is, de bewijslast op Sabena rust.
20. De klacht faalt wegens gebrek aan feitelijke grondslag. Het Hof
heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is tot het geven van een
bewijsopdracht omdat in de door partijen overgelegde stukken en de
tussen hen vaststaande feiten reeds een duidelijk antwoord te vinden
is op de tussen partijen omstreden vraag, en heeft zich, zoals het ook
uitdrukkelijk heeft overwogen, met de vraag op wie de bewijslast rust
(dus) niet ingelaten.
21. Subonderdeel 3.b bevat twee klachten. De eerste klacht houdt in
dat het Hof niet in voldoende mate inzicht heeft geboden in zijn
redenen om Sabena geen bewijsopdracht te verstrekken, de tweede klacht
dat het Hof zich kennelijk heeft vergist, waar het overweegt, op blz.
2 van zijn arrest, dat alle grieven heeft bestreden:
steunde de grieven IV en V van Sabena.
22. De eerste klacht is ongegrond. Het Hof heeft in r.o. 4.4
gemotiveerd aangegeven dat en waarom er geen aanleiding is tot het
geven van een bewijsopdracht. Ook de tweede klacht is tevergeefs
voorgesteld: heeft bij de klacht geen belang, aangezien niet
in te zien valt - het middel geeft dat ook niet aan - waarom en in
welk opzicht het Hof op grond van de omstandigheid dat de
grieven IV en V van Sabena steunde tot een ander oordeel over deze
grieven had moeten komen.
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,