De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
Viss. 2002/7657
datum
20-12-2002
onderwerp
Beleidslijn schelpdiervisserij Noordzee kustzone
TRC 2002/10920
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Bij brief van 28 november 2001 (TK 28 000 XIV) heeft mijn ambtsvoorganger aangekondigd te willen komen met nieuw beleid voor de schelpdiervisserij in de Noordzee-kustzone. Dit heeft betrekking op 'overige schelpdiersoorten' met uitzondering van de kokkels en mossels en is gebaseerd op het Beleidsbesluit Schelpdiervisserij Kustwateren 1999 - 2003. Doelstelling hiervan is het bereiken van een beheerste visserij in de Noordzee-kustzone, waarbij de ecologische en natuurwaarden van het kustecosysteem worden gewaarborgd. Pijlers van het te ontwikkelen beleid zijn een reductie van het aantal uit te geven vergunningen, instelling van een voedselreserveringsbeleid en de invoering van een systeem van co-management.
datum
20-12-2002
kenmerk
Viss. 2002/7657
bijlage
Tot dusver ben ik nog niet met nieuw beleid voor de schelpdiervisserij
in de Noordzee-kustzone gekomen, omdat:
* onvoldoende gegevens aanwezig zijn met betrekking tot de
ontwikkeling van de relevante schelpdierbestanden;
* gaande de ontwikkeling van het nieuwe beleid is gebleken dat de
samenhang van dit onderdeel van het schelpdierbeleid met het
voedselreserveringsbeleid ter zake van de schelpdiervisserij van
dien aard is, dat het thans niet opportuun is om met nieuw beleid
te komen;
* de wijziging van artikel 4, eerste lid van de Visserijwet 1963 nog
niet in werking is getreden. Op grond van die wijziging is het
inmiddels mogelijk, om bij het stellen van regels in het belang
van de zeevisserij (dus ook de Noordzee-kustzone) rekening te
houden met natuurbelangen.
Zoals bij uw Kamer bekend is ben ik voornemens om in 2003 de evaluatie
tweede fase schelpdierbeleid af te ronden. De onderzoeksfase van dit
project, beter bekend onder de naam EVA II, zal medio volgend jaar
worden afgerond met een uitgebreide wetenschappelijke rapportage. In
deze rapportage zal onder andere aandacht worden besteed aan de
effecten van het huidige voedselreserveringsbeleid. Volgens de huidige
planning zullen de onderzoeksresultaten EVA II najaar 2003 worden
verwerkt in een nieuw te formuleren beleid voor de schelpdiervisserij
kustwateren (Waddenzee/Delta).
De samenhang tussen het voedselreserveringsbeleid voor de Waddenzee en
dat voor de Noordzee-kustzone is zodanig groot dat het verstandiger is
om het beleid ter zake van de voedselreservering in deze gebieden
maximaal op elkaar af te stemmen. Ik ben dan ook voornemens om, indien
de resultaten van EVA II daartoe aanleiding geven, nieuw beleid te
ontwikkelen, waarin randvoorwaarden en criteria zijn opgenomen die van
toepassing zullen zijn op de schelpdiervisserij in de
Noordzee-kustzone. Deze randvoorwaarden en criteria zullen in dat
geval moeten doorwerken in de door de sector op te stellen
beheersplannen voor de schelpdiervisserij in de Noordzee-kustzone.
In het Beleidsbesluit Schelpdiervisserij Kustwateren 1999-2003 is het
beleid met betrekking tot de schelpdiervisserij in de Noordzee
vastgelegd. Hierin staat onder meer: 'een vergunning wordt slechts
verleend indien het bestandsbelang zulks toelaat en vooralsnog
uitsluitend aan degenen die kunnen aantonen dat zij voor 1 januari
1999 reeds beroepsmatig de visserij op Spisula en/of Ensis
uitoefenden'.
Tot nu toe is hieraan nog geen uitvoering gegeven, gelet op de redenen
die hierboven zijn genoemd: onvoldoende inzicht in de ontwikkeling van
de bestanden, de samenhang met het voedselreserveringsbeleid in de
Waddenzee en de wijziging van de Visserijwet 1963.
Elk kalenderjaar zijn betreffende vergunningen voor de visserij op
spisula verleend, indien het vaartuig is ingeschreven in het
visserijregister én is ingericht voor de schelpdiervisserij. Hierbij
merk ik op dat voor de visserij op ensis (nog) geen vergunning is
vereist.
Indien op deze weg wordt voortgegaan kan dit een aanzienlijke
verhoging van de visserij-inspanning tot gevolg hebben met
substantiële negatieve consequenties voor de ecologie en natuurwaarden
en de omvang van de aanwezige schelpdierbestanden. Mede gelet op de
Vogel- en Habitatrichtlijn is dit een ongewenste situatie.
Om te voorkomen dat er (veel) nieuwe vergunningen worden uitgegeven is
het wenselijk het geschetste risico van een ongewenste uitbreiding van
het aantal te verstrekken vergunningen te ondervangen.
Dit risico kan worden ondervangen door een 'ring' om de vergunningen
te leggen. Dit betekent dat het aantal vergunningen dat wordt
uitgegeven wordt bevroren en geen nieuwe toetreders worden toegelaten.
Teneinde de continuïteit van de bedrijfsvoering te waarborgen zullen
deze vergunningen wel overdraagbaar worden gemaakt. Om de
administratieve lastendruk te verminderen zullen deze vergunningen
voor een periode van 3 jaar worden afgegeven, mits de bestands- en
natuurbelangen hieraan niet in de weg staan.
Vanaf heden komen, overeenkomstig het eerder genoemde Beleidsbesluit
1999-2003, alleen die ondernemers in aanmerking voor een vergunning
die kunnen aantonen dat aan hen een vergunning op grond van de
artikelen 6, 11 en 13 van de Beschikking visserij visserijzone,
zeegebied en kustwateren is verleend vóór 1 januari 1999.
Dit betekent concreet:
* reeds ingediende vergunningaanvragen voor het jaar 2003 worden
slechts gehonoreerd tot 1 juli 2003 op basis van het vigerende
beleid;
* per 1 juli zullen deze gehonoreerde vergunningen slechts worden
verleend, indien de vergunninghouder kan aantonen dat gedurende
minimaal 2 jaren in de periode 1993 tot en met 1998 beroepsmatig
de visserij op de 'overige schelpdiersoorten' is uitgeoefend. Om
te bepalen of de visserij beroepsmatig heeft plaatsgevonden zal
vóór 1 april 2003 een inkomenstoets worden ontwikkeld die voor een
langere periode kan worden toegepast;
* diegenen die na 1 januari 1999 een vergunning hebben gekregen,
komen na 1 juli 2003 niet meer voor een vergunning in aanmerking.
(Sinds 1999 is in de verleende vergunningen steeds een verwijzing
gemaakt naar het nog te ontwikkelen beleid en vermeld dat
vergunninghouders aan de vergunning dan ook geen rechten voor de
toekomst kunnen ontlenen);
* tevens wordt de regelgeving zodanig aangepast dat het vissen op
alle schelpdiersoorten (waaronder ensis) vergunningplichtig wordt.
Ik meen dat deze beleidslijn voldoende waarborgen biedt tegen een te
hoge visserijdruk op de 'overige schelpdieren' in de
Noordzee-kustzone.
Voor de beleidsontwikkeling ter zake van de schelpdiervisserij
betekent dit onder meer dat het komend jaar kan worden gewerkt aan een
schelpdierbeleid in de Noordzee-kustzone waarbij de samenhang met het
schelpdierbeleid in de Waddenzee is gewaarborgd.
De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
ir. B.J. Odink
---