Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

aan één oor

Kamervragen van Tonkens en Vendrik over doofheid aan één oor

De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

DBO-CB-U-2337845

20 december 2002

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de Kamerleden Tonkens en Vendrik (beiden GroenLinks) over doofheid aan één oor (2020303650).

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

drs. Clémence Ross-van Dorp

Kamervragen van Tonkens en Vendrik over doofheid aan één oor 1. Kamervragen van Tonkens en Vendrik over doofheid aan één oor

Antwoorden op kamervragen van de Kamerleden Tonkens en Vendrik over doofheid aan één oor (2020303650)

---
Vraag 1
Heeft u kennis genomen van de uitzending van het VARA-programma `Kassa' 1), in het bijzonder het onderdeel betreffende het ontbreken van vergoeding voor gehoortoestellen bij doofheid aan één oor?
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat in de uit de ZFW voortvloeiende Regeling Hulpmiddelen 1996 de bepaling omtrent de vergoeding voor gehoortoestellen zodanig gewijzigd dient te worden dat voortaan een vergoeding kan worden verstrekt per aanpassing per oor, zonder in aanmerking te nemen of men één- dan wel tweezijdig doof is? Zo nee, waarom niet? Vraag 3
Deelt u de mening dat het advies van het CVZ getiteld `Vereenvoudiging en verruiming indicatiecriteria hoortoestellen' d.d. 26 september 2002 geheel door u dient te worden overgenomen? Zo nee, welke onderdelen neemt u over en welke niet, en kunt u uw keuze motiveren?

Antwoorden 2 en 3
Nee, niet zonder meer.

Onder de Ziekenfondswet kan de aanspraak op een verstrekking slechts tot gelding worden gebracht voor zover de verzekerde, gelet op zijn behoefte en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening, redelijkerwijs daarop naar aard, inhoud en omvang is aangewezen. De in de regeling hulpmiddelen op enig moment gehanteerde indicatiecriteria zijn de weerslag van het bestaande denken over doelmatige zorgverlening ten tijde van het formuleren van de criteria.
Voor de verstrekking van hoortoestellen is bepaald dat slechthorendheid aan slechts één oor geen reden is voor vergoeding van een hoortoestel. De criteria voor het verschaffen van een tweede hoortoestel zijn nog strenger.

Aanleiding voor het nu uitgebrachte advies ( en het achterliggende onderzoek) van het CVZ is het voorstel van de Interdepartementale werkgroep kostenbeheersing hulpmiddelen uit 1999 om de sterk toenemende uitgaven voor hoortoestellen terug te dringen door het tweede hoortoestel uit te sluiten van vergoeding voor verzekerden boven de 16 jaar.

Naar aanleiding hiervan heeft het NOAH (Nationaal Overleg Audiologische Hulpmiddelen) voorgesteld onderzoek te laten verrichten naar de meerwaarde van het tweede hoortoestel en criteria voor de verstrekking daarvan. Tevens is bezien of de criteria voor het verstrekken van een hoortoestel in geval van slechthorendheid aan één oor nog wel actueel waren. Mijn departement is in goed overleg met NOAH aan dit voorstel tegemoetgekomen en heeft afgezien van het voornemen het tweede toestel van vergoeding uit te sluiten (zie kamerstuk 24 124 nr.84).

Vervolgens is het CVZ verzocht het onderzoek naar de meerwaarde van het gebruik van twee hoortoestellen en een hoortoestel bij slechthorendheid aan één oor, ter hand te nemen. Inmiddels is dit onderzoek afgerond. Het CVZ concludeert op basis van de onderzoeksresultaten dat het tweede hoortoestel een zekere meerwaarde heeft en dat de indicatiecriteria kunnen worden vereenvoudigd en verruimd. Tevens stelt het CVZ voor

zodanige criteria op te stellen dat ook bij slechthorendheid aan één oor verstrekking van een hoortoestel mogelijk wordt.

De hiermee gemoeide totale kostenstijging raamt het CVZ op 6 miljoen. Gezien het tijdstip van het verschijnen, kon bij de afgelopen budgetvoorbereiding géén rekening gehouden worden met de voorgestelde uitbreiding van het pakket. Aanpassing van de regeling hulpmiddelen in lijn met het voorstel van het CVZ is voor het verzekeringsjaar 2003 niet mogelijk.

Bij de budgetvoorbereiding van 2004 zal nader worden bekeken of binnen de kaders van de met uw kamer overeengekomen toegestane budgetontwikkeling de voor de aanbevelingen van het CVZ benodigde financiële ruimte kan worden gevonden.