Toelichting op besluiten van het college van burgemeester en
wethouders
20 december 2002
1. Pilotproject steigerdoekreclame
In de gemeente Utrecht is bij wijze van experiment recent ervaring
opgedaan met steigerdoekreclame.
Het experiment betrof twee monumentale panden in de binnenstad,
waaraan tijdens de uitvoering van werkzaamheden steigerdoekreclames
zijn toegestaan. Voor het uitvoeren van dit experiment zijn twee
overwegingen reden geweest. Als voornaamste reden geldt dat
steigerdoekreclame een goed alternatief is voor het gebruikelijke,
gekleurde steigerdoek, dat niet altijd even zorgvuldig op steigers is
aangebracht en in ieder geval het straatbeeld geweld aan doet.
Daarnaast komt een deel van de reclameopbrengsten ten goede aan de
werkzaamheden aan het pand, waaraan het wordt bevestigd.
Besloten is om aan steigerdoekreclameuitingen als voorwaarde te
verbinden dat zij niet in strijd mogen zijn met het Utrechts
reclamebeleid en daarom ondermeer in overeenstemming dienen te zijn
met de regels van de reclamecodecommissie (als het gaat over
discriminatie, zedelijkheid, geweldsuitingen en dierenwelzijn). Op dit
moment is deze nieuwe reclamevorm niet beschreven in het Utrechtse
reclamebeleid. Om te onderzoeken of daarin plaats is voor
steigerdoekreclame, is meer informatie nodig dan tijdens het
experiment is verzameld. Om meer ervaring op te doen heeft de gemeente
besloten tot uitvoering van een pilotproject steigerdoekreclame.
Daarin is tot uiterlijk 1 juli 2003 plaats om voor de bouw, verbouw of
restauratie van maximaal 10 panden gebruik te maken van de
mogelijkheid tot sponsoring door steigerdoekreclame. De projectperiode
wordt gebruikt om in de praktijk te toetsen hoe regulier beleid rond
steigerdoekreclame, als daartoe wordt besloten, er uit zou kunnen
zien.
Tevens komt er een onderzoek naar de mogelijkheid om als gemeente
inkomsten te verwerven bij het verlenen van vergunningen in dit kader.
Voor het behandelen van aanvragen om vergunningen voor
steigerdoekreclame is de afdeling Bouwbeheer van de dienst
Stadsontwikkeling verantwoordelijk. Vragen over steigerdoekreclame
kunnen worden gesteld via de DSO-informatiebalie, bereikbaar op (030)
286 48 03.
2. Tijdelijke huisvesting Leidsche Rijn College in Veldhuizen
Het Leidsche Rijn College zal tijdelijk verhuizen naar de
semi-permanente school aan de Van Lawick van Pabstlaan in Veldhuizen
tot de oplevering van de definitieve Sportcampus in Parkwijk. Dat is
het voorstel van burgemeester en wethouders aan de raadscommissie
Maatschappelijke ontwikkeling. Het college wil voor die tijdelijke
huisvesting een krediet beschikbaar stellen van EUR 605.000. Als de
raad akkoord gaat met dit voorstel, zal het Leidsche Rijn College in
de zomervakantie van 2003 verhuizen.
Op 1 augustus 2000 heeft het Leidsche Rijn College de tijdelijke
school aan de Verlengde Vleutenseweg in gebruik genomen. De oplevering
van de definitieve plek op de sportcampus wordt eind 2004, uiterlijk
zomer 2005 verwacht. Het Leidsche Rijn College is erg in omvang
gegroeid en blijft groeien. Hierdoor wordt de kavel aan de Verlengde
Vleutenseweg te klein voor het aantal lokalen dat het college nodig
heeft. Bovendien is een deel van de grond nodig vanwege de komende
spoorwegverdubbeling. Daarom is gezocht naar een andere tijdelijke
locatie. Tegen deze tijdelijke huisvesting is door een aantal
bewonersgroepen geageerd. Tussen de bewoners en wethouder Verhulst
heeft een eerste gedachtenwisseling plaatsgevonden, waarin beide
partijen hun standpunten toegelicht hebben. De argumenten van deze
bewonersgroepen zijn meegewogen in het besluit van b en w. Na het
raadsbesluit zal de gemeente met de groepen gaan overleggen hoe
eventuele bezwaren kunnen worden verholpen en hoe het beheer kan
worden geregeld. Medio februari 2003 zal het Leidsche Rijn College
omwonenden en belangstellenden uitnodigen om nader kennis te maken met
de docenten en leerlingen.
3. Regels voor nevenwerkzaamheden ambtenaren aangescherpt
Het college van burgemeester en wethouders heeft de regels
aangescherpt voor nevenfuncties en nevenwerkzaamheden door ambtenaren.
Functies en werkzaamheden die ambtenaren naast hun werk betaald of
onbetaald verrichten, worden voortaan op uniforme wijze geregistreerd.
Het college gaat de meldingsplicht actiever onder de aandacht van het
gemeentepersoneel brengen. Om te bepalen of nevenwerkzaamheden al dan
niet toelaatbaar zijn, heeft het college nu ook toetsingscriteria
vastgesteld.
Het verrichten van nevenwerkzaamheden heeft volgens het college
beslist een positieve kant omdat het getuigt van een maatschappelijke
betrokkenheid, maar het kan de gemeente ook in diskrediet brengen.
Daarom zijn regels in het leven geroepen ter bescherming van de
gemeente maar ook ter bescherming van de ambtenaar zelf. De
aanscherping van de regels voor nevenwerkzaamheden is de eerste
concrete uitwerking van het plan van aanpak dat het college april dit
jaar heeft vastgesteld om het gemeentelijke integriteitsbeleid
vergaand aan te scherpen. Doel van dit nieuwe personeelsbeleid is het
integriteitbewustzijn van de organisatie te verhogen. Integriteit
staat voor onkreukbaarheid, betrouwbaarheid en zorgvuldigheid. Het
bewaken van de integriteit is een taak voor zowel werkgever als
werknemer. Openheid van zaken is daarbij belangrijk, evenals een
duidelijk beleid.
Bij de toetsing staat voorop dat er geen sprake mag zijn van
verstrengeling of botsing van belangen tussen de eigen
functievervulling bij de gemeente en het nevenwerk. Andere risicos
schuilen bijvoorbeeld in schade voor het aanzien van het ambt,
onvoldoende beschikbaarheid voor de functie, gezondheids- en
veiligheidsrisicos, schending van geheimhoudingsverplichtingen en
ongewenste beïnvloeding. De ambtenaar wordt gevraagd om dit zelf na te
gaan aan de hand van de toetsingscriteria om er vervolgens melding van
te maken via een uniform formulier. Het diensthoofd toetst aan
dezelfde criteria en kan het nevenwerk verbieden, toestemming geven
onder voorwaarden of aangeven dat er geen belemmeringen zijn. Dit
collegebesluit is eind november genomen waarna