aidsproblematiek op de Nederlandse Antillen en Aruba
Kamervragen van Dittrich en De Graaf over de aidsproblematiek op de
Nederlandse Antillen en Aruba
De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
DBO-CB-U-2337839
20 december 2002
Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, de antwoorden op de vragen van de kamerleden
Dittrich en De Graaf (beiden D66) over de aids-problematiek op de
Nederlandse Antillen en Aruba (2020303580).
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mr. A.J. de Geus
Kamervragen van Dittrich en De Graaf over de aidsproblematiek op de
Nederlandse Antillen en Aruba 1. Kamervragen van Dittrich en De Graaf
over de aidsproblematiek op de Nederlandse Antillen en Aruba
Antwoorden op kamervragen van de kamerleden Dittrich en De Graaf (beiden D66) over de
aids-problematiek op de Nederlandse Antillen en Aruba (2020303580).
---
Vraag 1.
Moet iedereen die een werkvergunning voor Aruba aanvraagt een HIV-vrij-verklaring kunnen
overleggen? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot internationale richtlijnen van bijvoorbeeld UNAIDS
en UNHCHR?
Antwoord
Niet iedereen die voor Aruba een werkvergunning aanvraagt hoeft een HIV-vrij-verklaring te
overleggen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen personen met de Nederlandse nationaliteit
- deze hoeven geen verklaring te overleggen - en anderen die dat wel moeten. Aruba wijkt
hiermee af van de vigerende internationale richtlijnen (HIV/AIDS and Human Rights
International Guidelines; United Nations publication, 1998)
Vraag 2.
Deelt u de mening dat er een verantwoordelijkheid op de Nederlandse regering rust om de
aids-epidemie die in het Caribisch gebied heerst en die na Afrika ten zuiden van de Sahara
de ergste ter wereld is op Aruba en de Nederlandse Antillen niet zulke desastreuze gevolgen
te laten aannemen? Zo ja, welke maatregelen neemt de Nederlandse regering op dit gebied?
Antwoord
De bestrijding van aids op Aruba is in principe een autonome eilandelijke aangelegenheid en
ressorteert onder de directie Volksgezondheid. De Nederlandse regering deelt de zorg voor
een verdere verspreiding van de aids-epidemie. Tussen Nederland en Aruba is een
samenwerkingsprogramma overeengekomen dat zich richt op de voorlichting en preventie
daar waar het de Volksgezondheid in brede zin betreft. Onder dit laatste dient ook HIV- en
aids-voorlichting begrepen te worden. Aan dergelijke activiteiten draagt Nederland (indirect
via UNAIDS) financieel bij.
Ook met betrekking tot de Nederlandse Antillen draagt de Nederlandse regering geen
verantwoordelijkheid voor het gevoerde gezondheidszorgbeleid, waaronder de bestrijding
van aids, daar de Nederlandse Antillen de gezondheidszorgsector als niet-prioritaire sector
binnen de samenwerkingsprogramma's hebben aangeduid. Minister Pikerie (Volksgezondheid
en Sociale Ontwikkeling) heeft een strategisch beleidsplan opgesteld om de HIV-
problematiek aan te pakken en te voorkomen.
Vraag 3.
Op welke wijze wordt de Nederlandse bijdrage aan institutionele versterking,
capaciteitsopbouw, technische, infrastructurele, institutionele en financiële steun van de
aids-bestrijding op de Nederlandse Antillen en Aruba belemmerd?
Hoe kunnen deze belemmeringen worden opgeheven en een structurele ondersteuning
worden verwezenlijkt, onder andere via lokale NGO's?
Op welke wijze kan de Nederlandse deskundigheid bijvoorbeeld die van de GGD's in
Amsterdam en Rotterdam op korte termijn worden ingezet ten behoeve van de Nederlandse
Antillen en Aruba?
Antwoord
Gelet op de eigen beleidsverantwoordelijkheden van zowel de Nederlandse Antillen als
Aruba kan er geen sprake zijn van directe Nederlandse bijdragen aan de genoemde aspecten.
In die zin zou dat als een belemmering kunnen worden geduid.
Ook de in antwoord twee genoemde financiële steun uit Nederland ondervindt geen
belemmeringen. Nederland is een van de grootste donoren van UNAIDS. Deze VN-
organisatie heeft een uitgebreid programma dat is gericht op het bestrijden van de aids-
epidemie in het Caribisch gebied, waaronder aan de Nederlandse Antillen en Aruba.
Voor het aanwenden van Nederlandse deskundigheid onder verantwoordelijkheid van de
Nederlandse overheid kan op Aruba een verzoek worden ingediend via het Fondo Desaroyo
Arubano (FDA). Nederlandse financiële steun is ondergebracht bij het onafhankelijke FDA
dat voorziet in toetsing van en toezicht op de door Aruba in het kader van het
samenwerkingsprogramma voorgestelde projecten. Op deze wijze wordt recht gedaan aan
de wens aan Arubaanse zijde om zelf projecten aan te dragen, terwijl het toezicht door een
onafhankelijke derde op deze projecten is verzekerd. Ten aanzien van de Nederlandse
Antillen verwijs ik u naar het antwoord op vraag twee. De Nederlandse regering is wel
bezorgd over de kwaliteit van de gezondheidszorg op de Nederlandse Antillen. Eerder is uw
kamer medegedeeld (28-06-02, DBO-K-U-2288842) dat Nederland bereid is een onderzoek
naar de stand van zaken in de gezondheidszorg - uit te voeren door de Wereldbank -te
financieren.
Vraag 4.
Zijn er uit de HIV-surveillance signalen die wijzen op een toename van HIV-infecties via de
Nederlandse Antillen en Aruba?
Hoe kan dit op een adequate wijze door middel van onderzoek naar reisgedrag, seksuele
netwerken e.d. worden onderzocht?
Antwoord
In Nederland stijgt de laatste jaren het aandeel heteroseksuele besmette HIV-geïnfecteerden,
met daarin relatief veel personen met een Antilliaanse, Arubaanse of Surinaamse
achtergrond.
Tussen personen met een Antilliaanse, Arubaanse en Surinaamse achtergrond wordt in de
HIV-onderzoeken geen onderscheid gemaakt. Per bevolkingsgroep is dan ook niet aan te
geven of, en zo ja, in welke mate er sprake is van een toename van HIV-infecties.
Om te onderzoeken in hoeverre bij personen afkomstig uit de Antillen, Aruba (en Suriname)
seksueel contact tijden het bezoek aan het thuisland een rol speelt, worden binnenkort door
het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu HIV-surveys gestart in steden waar deze
migrantengroepen geconcentreerd zijn.