Volksgezondheid Nederlandse Antillen
Afschrift brief inzake hoger klinisch onderwijs Antillen
De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
IBE-2342147
20 december 2002
Hierbij doe ik u een afschrift toekomen van mijn brief van heden aan
de Minister van Volksgezondheid van de Nederlandse Antillen inzake de
ondersteuning vanuit Nederland bij het hoger klinisch onderwijs en
onderzoek op de Nederlandse Antillen. Een en ander is conform de
afspraken die mevrouw Borst heeft gemaakt tijdens haar werkbezoek aan
de Nederlandse Antillen begin juni van dit jaar.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
Afschrift brief aan de Minister van Volksgezondheid Nederlandse
Antillen 1. Afschrift brief aan de Minister van Volksgezondheid
Nederlandse Antillen
Academisch Ziekenhuis Groningen
Raad van Bestuur
t.a.v. de heer drs. L.C. Bruggeman, vice-voorzitter
Postbus 30001
9700 RB GRONINGEN
IBE/FA-2332950, d.d. 16 oktober 2002
Geachte heer Bruggeman,
De afgelopen jaren is de kwaliteit van de gezondheidszorg op Curaçao bevorderd door inzet
en deskundigheid van arts-assistenten vanuit Nederland. De kosten van de inzet van
Nederlandse arts-assistenten worden tot 31 december 2002 in belangrijke mate bekostigd
vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. De wettelijke grondslag
voor de bekostiging is een subsidie via de Nederlands Antilliaanse Stichting voor Klinisch
Hoger Onderwijs (NASKHO).
De financiering via de NASKHO loopt per 31 december 2002 ten einde. Over het vervolg
van de inzet van de Nederlandse arts-assistenten op de Nederlandse Antillen zijn afspraken
gemaakt tussen het Academisch Ziekenhuis Groningen en het ministerie van VWS. Over het
belang van voortzetting van de inzet van arts-assistenten binnen het Koninkrijk bestaat
tussen de partijen overeenstemming en deze lijn is eerder dit jaar door de toenmalige
minister van VWS, dr. E. Borst-Eilers, tijdens haar werkbezoeken op de Nederlandse Antillen
en Aruba uitgedragen.
Ik acht continuering van de inzet van arts-assistenten (AGIO's) op de Nederlandse Antillen
en Aruba van groot belang. Enerzijds komt de inzet van arts-assistenten de kwaliteit van de
Antilliaanse gezondheidszorg ten goede en anderzijds doen Nederlandse arts-assistenten
relevante ervaring op voor hun toekomstige beroepsuitoefening. In die zin trek ik een parallel
tussen het opdoen van ervaring op de Nederlandse Antillen en het opdoen van ervaring in de
Nederlandse praktijksituatie. De werkervaring op de Nederlandse Antillen beschouw ik als
onderdeel van het reguliere opleidingstraject.
Een element waar tot op heden onduidelijkheid over bestaat, is de problematiek van de
vervolgfinanciering. Concreet gaat het om de kosten van maximaal dertien
arts-assistenten. Eerder heb ik in overleg met u aangegeven dat de financiering van de
kosten van deze dertien arts-assistenten (AGIO's) conform de gebruikelijke systematiek, op
basis van de desbetreffende integrale CTG-beleidsregel voor AGIO's, vergoed kunnen
worden.
Vanwege het belang dat ik hecht aan een goede continuering en voortzetting van de inzet
van arts-assistenten op de Nederlandse Antillen heeft u mijn uitdrukkelijke toestemming om
deze dertien arts-assistenten onder de reikwijdte van deze CTG-beleidsregel te brengen. Ten
overvloede bericht ik u dat alleen geregistreerde AGIO's onder deze CTG beleidsregels
kunnen vallen. Andere categorieën, zoals co-assistenten en assistent geneeskundigen niet in
opleiding (zgn. AGNIO's) zullen gefinancierd moeten worden door de regionale verzekeraar
ter plaatse.
Ik ga er vanuit u met deze brief voldoende geïnformeerd te hebben. Een afschrift van deze
brief stuur ik naar het College Tarieven Gezondheidszorg.
Met vriendelijke groet,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
namens deze,
de directeur Innovatie, Beroepen en Ethiek,
drs. N.C. Oudendijk
Brief hoger klinisch onderwijs en onderzoek 2. Brief hoger klinisch
onderwijs en onderzoek
CDA Actieplan
Jonggehandicapten: "Handicap wordt Kans"
De positie van jonggehandicapten is een bijzondere. Veel jonggehandicapten kunnen door hun handicap niet aan de slag in een gewone baan. Zij hebben extra aandacht en begeleiding nodig. Een deel van de jonggehandicapten vindt zijn weg naar de sociale werkvoorziening, waar zij onder begeleiding beschermd werken. Een ander deel kan via scholing en begeleiding een baan vervullen, waarbij loondispensatie en een combinatie van uitkering en beloning het mogelijk maakt dat jonggehandicapten hun talenten in betaalde arbeid kunnen benutten. Door veranderingen in de uitvoering van de sociale zekerheid (SUWI) en de ontwikkeling van de reïntegratiemarkt in de private sector lijkt de bijzondere aandacht voor jonggehandicapten iets weg te zakken.
De CDA-fractie vindt dat jongeren met een handicap die werken kunnen, begeleid en bemiddeld moeten kunnen worden. Dat moet een bijzonder accent hebben en houden. Daarom doet het CDA een aantal voorstellen bij de behandeling van de begroting SZW 2003.
De CDA fractie wil:
· Wachtlijsten in de WSW oplossen en nieuwe voorkomen (extra 16,5 mln);
· Alle Wajongers die betaald werk kunnen doen een reïntegratietraject en baan via begeleid werken bieden (extra 11,5 mln).
De CDA-fractie stelt voor:
1. Het werk van de Rea-scholingsinstituten te blijven bekostigen op basis van de vraag van jonggehandicapten. Deze instituten doen namelijk belangrijk werk als het gaat om training en toegeleiding van jonggehandicapten naar de arbeidsmarkt (Hoensbroeck, Heliomare, Werkenrode, Sonneheerdt en EEGA).
2. Praktijkscholen die een rol spelen in de begeleiding van "eigen" moeilijk plaatsbare jonggehandicapten naar een baan, moeten een beroep kunnen doen op een reïntegratiebudget.
3. Alle 8000 instromers in de WAJONG jaarlijks een traject aan te bieden met uitzicht op een baan en de mogelijkheid tot begeleiding via persoonlijke ondersteuning. Het aantal inkooptrajecten is nu te beperkt. Per jaar wordt met 4000 trajecten voor slechts 50% van alle jonggehandicapten de reïntegratie aanbesteed.
4. De uitvoering van de uitkering en de begeleiding van jonggehandicapten door het UWV loopt achter. Daardoor komen jonggehandicapten soms in pijnlijk financiële problemen. Dit is in strijd met de doelstelling van het UWV om klantgericht werken en kwaliteit en tijdigheid van de uitvoering hoog in het vaandel heeft. Hier is meer prioriteit nodig. De werklast van arbeidsdeskundigen binnen het UWV op dit onderdeel moet worden afgestemd op het aantal jonggehandicapten.
5. De beschikkingen voor loondispensatie die door het UWV genomen worden, moeten tijdig zijn en aansluiten op de aanstelling van jonggehandicapten in een baan.
6. Maandenlang wachten op een plekje in een WSW-bedrijf is voor de gehandicapte jongere en zijn omgeving nogal eens een probleem. Het accent op het wegwerken van wachtlijsten en het voorkomen van nieuwe wachtlijsten moet dan ook worden voortgezet. Om die reden vindt de CDA-fractie de voorgenomen bezuiniging niet wenselijk. Naast de compensatie van 18 mln Euro voor het wegvallen van WVA/SPAK, wil het CDA 16,5 mln Euro toevoegen aan het WSW-budget voor 2003 om er voor te zorgen dat jongeren met een WSW-indicatie zo snel mogelijk aan de slag kunnen. De verdeling van de gelden moet plaats vinden in overleg met de NOSW.
Cijfers Wajong
2001130.600 jonggehandicapten53 mln REA
augustus 2002133.000 jonggehandicapten50 mln REA
eind 2003137.000 jonggehandicapten46 mln REA
2030200.000 jonggehandicapten
Van de wajongers werkt 28%. Deels in de WSW, voor een ander deel via "begeleid werken". De uitstroomkans uit de Wajong naar een gewone baan ligt op 3%.
Dit actieplan wordt gepresenteerd door CDA-Kamerlid Gerda Verburg, bij de behandeling van de Begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor 2003.