Ministerie van Financiën

de vaste Commissie voor Defensie

T.a.v. de heer drs. W. Kok, waarnemend griffier

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA 'S-GRAVENHAGE

Datum Uw brief Ons kenmerk (Kenmerk)

19 december 14 november DMN 2002/776 I 2002 2002, 77-def-2002

Onderwerp

Aanwezigheid van munitie e.d. op bouwlocatie Ypenburg

In antwoord op uw bovenvermelde brief inzake de eventuele aanwezigheid van munitie e.d. op bouwlocatie Ypenburg en in aansluiting op het artikel uit de Haagsche Courant van 25 oktober jl. merk ik het volgende op.

1.Inhoud verkoopakte inzake explosieven e.d.

Bij de verkoop van het vliegveld Ypenburg door de Staat, vertegenwoordigd door de dienst Domeinen, aan het Samenwerkingsverband Ypenburg in 1997 is onder meer aandacht besteed aan de eventuele aanwezigheid van explosieven in de bodem.

In de koopakte wordt inzake de aanwezigheid van explosieven namelijk verwezen naar het VINEX-akkoord op hoofdlijnen, afgesloten tussen het Gewest Haaglanden en de Staat. Hierbij werd de Staat vertegenwoordigd door de ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM), Verkeer en Waterstaat, Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en Economische Zaken. In dit akkoord is overeengekomen dat de Staat na levering van de grond zal zorgdragen voor de verwijdering van munitie/explosieven voor zover dat nodig is voor de toekomstige bestemming. Dit geldt met name voor de bouwlocaties.

2. Onderzoek naar de aanwezigheid van explosieven e.d.

Het feitelijk onderzoek naar de aanwezigheid van munitie of explosieven berust bij het Explosieven Opruimingscommando van de Koninklijke Landmacht (EOCKL), dat daarvoor verschillende onderzoekmethoden hanteert en adviseert aan de betreffende gemeenten.

In de periode van 1997 tot 1999 heeft deze dienst onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van munitie en explosieven, zowel voor het gehele gebied volgens de daarvoor gebruikelijke methoden als op deellocaties waar wordt gebouwd; daarbij is in verband met capaciteitsproblemen sinds 1999 ook gebruik gemaakt van de ondersteuning door een civiel bedrijf.

Het is de verantwoordelijkheid van de gemeente Rijswijk en het projectbureau Ypenburg om aan de hand van de inrichtingsplannen voor het gebied zorg te dragen voor tijdig en adequaat opsporingsonderzoek op basis van de door het EOCKL en het ingeschakelde civiele bedrijf toegepaste onderzoeksmethoden.

Het in het betreffende artikel vermelde vertrouwelijke rapport is mij niet bekend.

3. Vergoeding van kosten, verbonden aan de opsporing van explosieven

Voor wat betreft de kosten van opsporing en opruiming en daarbij behorende civieltechnische werken zoals grondwerkzaamheden en preventieve maatregelen tijdens de zoekactie naar de aanwezigheid van munitie en explosieven is vanaf 1 januari 1999 van kracht het Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1999 (Staatsblad 1999, 402) onder intrekking van de voordien geldende regeling van 1994 (Staatsblad 1993, 599).

Destijds was de Minister van Financiën (directie Financiën Publiekrechtelijke Lichamen), belast met de uitvoering van dit besluit; met ingang van 1 januari 2000 overgedragen aan de Minister van Binnenlandse Zaken.

Op grond van deze regeling wordt maximaal 90 % van de declarabele kosten (waaronder de eventuele ondersteuning door civiele bedrijven) vergoed.

De niet-declarabele bijkomende kosten voor de opruiming van explosieven komen niet in aanmerking voor vergoeding door het ministerie van VROM, gezien de reeds verleende bijdrage in de grondexploitatie en de bijdrage op grond van het Besluit Locatiegebonden subsidies. Eventuele resterende kosten behoren tot de normale grondexploitatie. Hierover is gecorrespondeerd tussen het Bestuurlijk Overleg Ypenburg en de Staatssecretaris van VROM.

In totaal is aan de gemeente Rijswijk een bedrag van ca. ¤ 4 mln. toegekend, waarvan op declaratiebasis door het ministerie van Financiën tot 1 januari 2002 ca. ¤ 1,8 mln. is uitbetaald en door het ministerie van Binnenlandse Zaken ca.

¤ 2,2 mln. na 1 januari 2002.

Naar ik aanneem heb ik u met het bovenstaande voldoende geïnformeerd.

De staatssecretaris van Financiën,

Steven R.A. van Eijck

Afschrift van deze brief te zenden aan:

1. Fipuli, dhr. Van Vuurst, kamer 4151;

2. directie Domeinen, dhr.Van Spengen, kamer 3625.