Nederlandse Vereniging van journalisten

20/12/2002 Sectie Dagblad
Principeakkoord inzake Sociaal Plan PCM Uitgevers

PCM Uitgevers en FNV KIEM en de NVJ, namens de vakorganisaties, hebben een principeakkoord bereikt over een Sociaal Plan dat geldt voor alle reorganisaties binnen PCM Uitgevers waarover is of wordt besloten in de periode van 17 september 2002 tot 1 januari 2004. De vakorganisaties hebben zich bij de onderhandelingen laten bijstaan door een delegatie van de Centrale Ondernemingsraad (COR). Het Sociaal Plan wordt tevens toegepast op die werknemers van CrossPoints wie door de nieuwe eigenaar boventalligheid is aangezegd. De directie van Het Parool/Weekmedia heeft verklaard dat voor de boventallige werknemers in die organisatie een gelijkwaardig sociaal plan zal gelden.
Een nieuw sociaal plan is nodig omdat de Raad van Bestuur van oordeel is dat het sociaal-organisatorische uitgangspunt dat de werkgelegenheid van de huidige medewerkers niet wordt aangetast, verlaten moet worden, omdat aan de voorwaarde dat het concern voldoende rendement behaalt om de continuïteit te verzekeren, niet meer wordt voldaan. De COR heeft dit oordeel onderschreven.

Inspanningsverplichting
Hoewel de werkgelegenheid van de huidige werknemers niet meer gegarandeerd is, blijft het beginsel gelden dat zowel de werkgever als de werknemer een uiterste inspanning moet leveren om een passende oplossing te vinden als boventalligheid dreigt of als deze een feit is.
Partijen hebben om die reden onderscheid willen maken tussen twee fasen, waarbij zij zich ervan bewust zijn dat niet in alle gevallen een dergelijke fasering gehanteerd kan worden.
In de eerste fase wordt vastgesteld dat overtolligheid wordt voorzien, zonder dat al sprake is van een concrete reorganisatie en zonder dat concrete functies of functionarissen overbodig worden. In de tweede fase is wel sprake van een concrete reorganisatie, waarin ook boventalligheid wordt aangezegd aan werknemers. Voor beide fasen worden instrumenten en regels aangereikt. In het Sociaal Plan gaat de meeste aandacht uit naar fase twee, omdat in die fase de rechtspositie van de individuele werknemer in het geding is.

Fase één - de fase van overtolligheid
Zodra de leiding van een redactie, bedrijfsonderdeel of werkmaatschappij voorziet dat overtolligheid kan ontstaan, zal zij een zodanig preventief beleid op sociaal-organisatorisch gebied voeren dat boventalligheid zo veel mogelijk wordt vermeden. Zij kan daarvoor onder meer de volgende instrumenten inzetten: § Zorgvuldig gebruik van tijdelijke dienstverbanden en uitzendkrachten;
§ Opnemen van bestaande stuwmeren aan verlofrechten, opdat boventalligheid wordt uitgesteld;
§ Bevorderen van in- of externe mobiliteit, waarbij het al bestaande Loopbaancentrum van PCM Uitgevers een spilfunctie kan vervullen; § Het stimuleren van het verloop en deeltijdarbeid, eventueel met gebruikmaking van de Regeling Stimulering Verloop (zie ook verderop). De leiding bespreekt de dreigende overtolligheid en de te nemen maatregelen met het vertegenwoordigend overleg.

Fase twee - de fase van boventalligheid
Zodra de leiding constateert dat overtolligheid niet binnen aanvaardbare tijd teruggebracht kan worden zonder aanwijzing van boventalligheid, vraagt zij het vertegenwoordigend overleg om advies over een reorganisatieplan, waarin een overzicht wordt gegeven van de kwalitatieve en kwantitatieve sociale gevolgen van de reorganisatie. De vakorganisaties worden geïnformeerd over het reorganisatieplan. Ook voor deze fase is het uitgangspunt dat zo snel en effectief mogelijk naar oplossingen wordt gezocht.
In het Sociaal Plan zijn de volgende maatregelen voorzien.


1. Aanzegging van boventalligheid
In geval van reorganisatie kunnen werknemers boventallig worden verklaard.
Boventallige werknemers kunnen, als zij ouder zijn dan 57,5 jaar, gebruikmaken van de onder 2. genoemde ouderenregeling. Boventalige werknemers die 55 jaar of ouder zijn, kunnen ook van deze ouderenregeling gebruikmaken, als zij bereid zijn de eigen of andere passende werkzaamheden te verrichten totdat de leeftijd van 57,5 jaar is bereikt.

Als sprake is van een groep `uitwisselbare' functies waarvan het aantal functionarissen moet verminderen, zal de aanzegging van boventalligheid als volgt verlopen:
a) Eerst wordt onderzocht of werknemers ouder dan 57,5 jaar in aanmerking willen komen voor toepassing van de ouderenregeling; b) Vervolgens wordt, voorzover nodig, boventalligheid aangezegd aan hen die het kortste dienstverband hebben, met inachtneming van de wettelijke mogelijkheid een uitzondering te maken, indien een werknemer over zodanige bijzondere kennis of bekwaamheden beschikt, dat het ontslag van de werknemer bezwaarlijk is voor de onderneming (het LIFO-beginsel, last-in, first-out).
c) Als het voorgaande leidt tot een mogelijk ontslag van hen die 55 jaar of ouder zijn, zal dit niet geschieden, als de medewerker bereid is de eigen of andere passende werkzaamheden te verrichten totdat de leeftijd van 57,5 jaar bereikt is, en dan gebruik te maken van de ouderenregeling.
d) Voor redacties geldt in plaats van het onder b) vermelde uitgangspunt het navolgende: het vaststellen van de boventalligheid zal geschieden volgens het LIFO-beginsel, waarbij zorg wordt gedragen voor behoud van de verscheidene leeftijdsgroepen binnen de redactie. De hoofdredacteur of de redactiechef van een huis-aan-huisblad heeft te allen tijde de mogelijkheid op grond van kwalitatieve criteria een uitzondering op de hoofdregel te maken.


2. Ouderenregeling
De ouderenregeling is gelijk aan de regeling die eerder in het kader van SHIFT gold. Samengevat heeft een boventallige werknemer vanaf de leeftijd van 57,5 jaar recht op doorbetaald verlof tot 60 jaar. Daarna ontvangt men een aanvulling op het VUT/prepensioen, als was men met VUT/prepensioen gegaan op de standaardleeftijd die geldt voor de betrokken medewerker.
Indien reeds afspraken zijn gemaakt tussen werkgever en werknemer over de ingangsdatum van VUT/prepensioen, zullen deze afspraken worden nagekomen. Gedurende de looptijd van dit Sociaal Plan zullen voor de dagbladjournalisten die gebruikmaken van de ouderenregeling, de ontbrekende dienstjaren voor het prepensioen worden aangevuld tot 37 dienstjaren.


3. Oriëntatieperiode
Medewerkers krijgen vanaf de ingangsdatum van de boventalligheid twee maanden verlof om zich te oriënteren op de meest wenselijke oplossing. Zij kunnen in die periode kiezen voor of een snelle-vertrekregeling of een aansluitende herplaatsings-/zoekperiode, desgewenst met behulp van het Loopbaancentrum. De gekozen oplossingsrichting wordt schriftelijk vastgelegd.


4. Herplaatsings-/zoekperiode
Als is gekozen voor de herplaatsings-/zoekperiode, wordt de daarvoor maximaal beschikbare termijn bepaald op basis van de leeftijd en de lengte van het dienstverband, gerekend in maanden vanaf het moment van boventalligheid, volgens onderstaand schema:

dienstverband 30 t/m 39 jaar 2 3 4 5 6
40 t/m 44 jaar 3 5 6 7 8
45 t/m 49 jaar 7 9 11 13 15
50 jaar en ouder 8 10 12 14 16

In deze zoekperiode is men vrijgesteld van werk en kan men een beroep doen op de diensten van het Loopbaancentrum. Uiterlijk aan het einde van de herplaatsings-/ zoekperiode wordt het dienstverband na verkregen ontslagvergunning van het CWI opgezegd, waarbij de geldende opzegtermijn in acht wordt genomen. Aan het einde van deze periode behoudt men, voorzover van toepassing, recht op de suppletieverplichtingen en schadeloosstelling (smartengeld) krachtens de geldende CAO. Voor werknemers op wie de Grafimedia CAO van toepassing is, zal de suppletie zodanig geschieden, dat de werknemer ten minste 80% van het oorspronkelijke bruto-salaris ontvangt.

Onkostenvergoedingen die samenhangen met de oude functie, vervallen met ingang van de datum van boventalligheid. Kosten die worden gemaakt in het kader van herplaatsing, zoals reiskosten, worden na goedkeuring vergoed. Met ingang van de herplaatsingsperiode worden de vanaf dat moment op te bouwen vakantierechten geacht opgenomen te zijn gedurende die periode. Reeds opgebouwde vakantietegoeden worden verrekend met de periode van vrijstelling vanaf het begin van de herplaatsingstermijn, voorzover deze de voor de werknemer geldende opbouw van één vakantiejaar overschrijden. Eventuele rechten op tijdcompensatie vervallen, evenals het recht op extra vrije tijd voor journalisten van 55 jaar en ouder.

Voor de procedures rond het aanbieden van passend werk en voor de arbeidsvoorwaarden bij overplaatsing geldt een overplaatsingsregeling die nagenoeg gelijk is aan de reeds bekende regeling uit de Sociale Regels, geldend voor het krantendomein.
Werknemers wie boventalligheid is aangezegd, hebben voorrang bij het vervullen van vacatures, mits zij geschikt zijn voor de functie of deze geschiktheid op redelijke termijn kunnen verwerven.


5. Vertrekregeling
In plaats van gebruik te maken van de herplaatsings-/zoektermijn kan men ook gebruikmaken van een vertrekregeling. De keuze daarvoor moet worden gedaan binnen de oriëntatietermijn van twee maanden. Bij onmiddellijk vertrek bij aanvang van de oriëntatieperiode ontvangt men
100 procent van de zogenaamde kantonrechterformule met een minimum van 3 maandsalarissen. Volgens de kantonrechterformule ontvangt men voor elk dienstjaar één maandsalaris, waarbij voor elk dienstjaar boven de leeftijd van 40 jaar een toeslag geldt van een half maandsalaris, en voor elk dienstjaar boven de leeftijd van 50 jaar een toeslag van een heel maandsalaris. Indien men niet onmiddellijk, maar wel in de eerste maand vertrekt wordt op bovenstaande formule en genoemd minimum één maandsalaris in mindering gebracht, en bij vertrek in de tweede maand twee maandsalarissen. Alleen indien de aanzegging van de boventalligheid samenvalt met de datum van ingang daarvan, krijgt men 14 dagen de tijd om tot onmiddellijk vertrek te besluiten. Bovenbedoelde eerste en tweede maand verschuiven dan ook met 14 dagen. In de vertrekpremie zijn suppletieverplichtingen, smartengeld en de fictieve opzegtermijn begrepen. Opgebouwde vakantierechten worden uitbetaald. Men kan geen gebruikmaken van herplaatsingsfaciliteiten, zoals het Loopbaancentrum.


6. Regeling Stimulering Verloop
Eerder kwam reeds de regeling Stimulering Verloop aan de orde. Deze kan worden toegepast als daarmee boventalligheid kan worden vermeden. In dat geval wordt bij een vrijwillige vermindering van de werktijd het salarisverschil vergoed gedurende het aantal maanden volgens bovenstaand herplaatsings-/zoekschema en wordt bij vrijwillig vertrek een premie verstrekt ter hoogte van het aantal maandsalarissen dat correspondeert met hetzelfde schema.


7. Overige regelingen
Bovenstaande afspraken staan uitvoerig beschreven in een uitgebreid Sociaal Plan met een groot aantal bijlagen. Het is niet mogelijk in deze samenvatting alle afspraken uitputtend en in detail vast te leggen. Daarom kan men aan deze samenvatting geen rechten ontlenen. Behalve in eerder genoemde regelingen voorzien de bijlagen onder andere in een overplaatsingsregeling, individuele klachtenbehandeling, begeleiding door het Loopbaancentrum en de toezichthoudende functie van het vertegenwoordigend overleg en de vakorganisaties. In gevallen waarin toepassing van het Sociaal Plan leidt tot een onbillijke situatie voor de werknemer, geldt een hardheidsclausule.

Van principeakkoord naar formeel akkoord
Het Sociaal Plan met bijlagen wordt nog in een redactiecommissie besproken en vervolgens uiterlijk 3 januari 2003 door partijen vastgesteld. De vakorganisaties zullen dit uitgewerkte principeakkoord vervolgens ter goedkeuring voorleggen aan hun leden. Na goedkeuring heeft het akkoord kracht van overeenkomst.

Namens PCM Uitgevers NV
Peter Stadhouders

Namens de NVJ, FNV KIEM, Dienstenbond CNV en De Unie Hans Verploeg

Namens de Centrale Ondernemingsraad PCM Uitgevers NV Klaas de Jong