Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Notitie handhaving in de EU/EER

1. Algemeen


Tijdens het Algemeen Overleg met uw vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 27 maart 2002 over het evaluatieverslag inzake de Wet beperking export uitkeringen (Wet BEU) heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd u een notitie te zenden over de handhaving ten aanzien van de export van uitkeringen binnen de EU/EER. Het toenmalige lid van de commissie Wilders merkte op dat de handhavingsafspraken met landen buiten de EU/EER op een aantal punten verder lijken te gaan dan de afspraken met landen binnen de EU/EER, terwijl export van uitkeringen met name plaatsvindt naar de EU/EER. De heer Wilders vroeg zich dan ook af op welke punten dit het geval is en wanneer en op welke punten binnen de EU een verscherping wordt aangebracht. De heer Wilders vroeg om een weergave van de verschillen in handhavingsmogelijkheden tussen de EU/EER-landen enerzijds en de BEU-verdragslanden anderzijds, wat de mogelijkheden zijn om de bepalingen in dezen gelijk te trekken, wat de ontwikkelingen zijn in de EU/EER-landen, wat de effectiviteit is van handhaving binnen de EU/EER en op welke wijze de handhaving binnen de EU/EER kan worden verbeterd.

2. Handhavingsverschillen bilaterale handhavingsverdragen en Verordening (EEG) nr. 1408/71

2.1. Vaststelling identiteit

In de handhavingsverdragen is ter afdekking van de verplichting voor SVB en UWV om bij de uitoefening van hun taak de identiteit vast te stellen van de verzekerde of uitkeringsgerechtigde c.q. de partner of het kind van de betrokkene een artikel opgenomen met betrekking tot de identificatie van betrokkene. Dit artikel voorziet er in dat de betrokkene zich bij het buitenlandse uitvoeringsorgaan, waarmee samenwerking wordt aangegaan, identificeert aan de hand van een paspoort of een ander ter plaatse geldend identiteitsbewijs. Binnen de Europese Unie (EU) en de Europese Economische Ruimte (EER) wordt de sociale zekerheid gecoördineerd op grond van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (hierna te noemen Vo. 1408/71) en de toepassingsverordening nr. 574/72 (Vo. 574/72). In deze verordeningen is geen vergelijkbaar artikel opgenomen dat toeziet op het controleren van identiteit. In de bilaterale verdragen is het opnemen van dit artikel ingegeven vanwege de in Nederland bestaande Wet op de identificatieplicht. In de Europese besluitvormingsprocedure heeft men echter niet te maken met één onderhandelingspartner zoals in een bilaterale situatie, maar met 14 andere landen. Bovendien moet de besluitvorming over dit onderwerp geschieden op basis van unanimiteit. De verordeningen bieden echter een aantal handvatten voor handhaving. Artikel 84 Vo. 1408/71 ziet op de samenwerking tussen de bevoegde organen van de lidstaten van de EU/EER. Deze organen zijn verplicht elkaar behulpzaam te zijn als betrof het de toepassing van hun eigen wetgeving. Hoe ver deze behulpzaamheid gaat en wat hier onder valt, wordt in de diverse EU/EER-landen verschillend geïnterpreteerd. In deze is het maken van handhavingsafspraken op uitvoeringsniveau van groot belang.


1




2.2. Verificatie van aanvragen en betalingen

Met betrekking tot verificatie van aanvragen en betalingen worden in de handhavingsverdragen bepalingen opgenomen die het verifiëren van gegevens in het andere land vergemakkelijken. Het gaat hierbij om gegevens inzake o.a. overlijden, burgerlijke staat, gezinssituatie, adres, werk, inkomen, gezondheidstoestand, onderwijs of scholing, en detentie. Daartoe wordt onder meer afgesproken dat in het kader van een uitkeringsaanvraag of van een beoordeling of de uitkering rechtmatig wordt betaald, het buitenlandse uitvoeringsorgaan op verzoek van de Nederlandse uitvoeringsorganen gegevens verifieert, indien nodig bij andere daartoe aangewezen instanties. In de handhavingsverdragen wordt verder afgesproken dat de Nederlandse uitvoeringsorganen zich ook rechtstreeks tot de instanties mogen wenden voor verificatiedoeleinden. Tot slot wordt voor de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het desbetreffende land de mogelijkheid geopend om verificaties uit te voeren. Voor wat betreft verificatie van inkomen voorziet artikel 51 Vo. 574/72 in de mogelijkheid dat het bevoegde orgaan in de woonplaats van de uitkeringsgerechtigde een onderzoek instelt naar de inkomsten die de betrokkene geniet en de resultaten hiervan kenbaar maakt. Voor de controle op de overige rechtsgegevens is er geen specifiek artikel in de verordeningen. Hiervoor wordt een beroep gedaan op de algemene regel die in het eerder genoemde artikel 84 Vo. 1408/71 is geformuleerd. In het derde lid van dit artikel is tevens de mogelijkheid opgenomen dat de autoriteiten en de organen van de lidstaten zich rechtstreeks met elkaar en met de belanghebbende personen of hun gemachtigden in verbinding kunnen stellen. 2.3. Verificatie bij ziekte en arbeidsongeschiktheid

Voor wat betreft de medische controles worden in de handhavingsverdragen bepalingen opgenomen waarin terzake afspraken worden gemaakt met het buitenlandse uitvoeringsorgaan. Uitkeringsgerechtigden met een arbeidsongeschiktheidsuitkering worden namelijk periodiek elke 5 jaar thans onderworpen aan een medische keuring om zo de mate van arbeidsgeschiktheid opnieuw vast te stellen. Er wordt naar gestreefd om deze medische keuringen ter plekke uit te voeren. Niettemin wordt de mogelijkheid open gehouden om de betrokkene te doen onderzoeken door een arts die door het uitvoeringsorgaan zelf wordt aangewezen, of om de betrokkene op te roepen om in Nederland een medisch onderzoek te ondergaan.
Artikel 51 Vo. 574/72 geeft nadere invulling aan de algemene plicht tot wederzijdse hulpverlening voor wat betreft de medische controle bij invaliditeit. De medische controle in het kader van de herbeoordelingen moet door het orgaan van het woonland van de uitkeringsgerechtigde geschieden. Daarnaast is het mogelijk om de betrokken uitkeringsgerechtigde een aanvullend onderzoek te laten ondergaan door een arts van eigen keuze. Van het recht van een uitkeringsgerechtigde om een medische keuring te ondergaan door het orgaan van zijn woonplaats, kan de verzekerde afstand doen door een ondubbelzinnig in vrijheid genomen beslissing. In een dergelijk geval kan een verzekerde wel worden opgeroepen naar Nederland om daar een medische keuring te ondergaan. Verreweg het grootste gedeelte van de in België wonende uitkeringsgerechtigden heeft daadwerkelijk de voorkeur uitgesproken voor een medische keuring in Nederland.
2.4. Terugvordering van uitkeringen en inning van premies


---



Om terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen en inning van premies in het buitenland te vergemakkelijken wordt ernaar gestreefd in de handhavingsverdragen een bepaling op te nemen op grond waarvan zodanige besluiten en rechterlijke uitspraken inzake deze besluiten, binnen de rechtssfeer van de verdragspartner worden erkend. Bovendien is een bepaling opgenomen die, in de specifieke situatie dat de betrokkenen in het desbetreffende land nog achterstallige uitkering tegoed heeft, de mogelijkheid biedt om de terug te vorderen uitkering met achterstallige uitkering te verrekenen. In een groot aantal verdragen is de beperking tot verrekening met achterstallige uitkeringen niet opgenomen, zodat tevens verrekening kan plaatsvinden met eventuele toekomstige betalingen. Deze bepalingen zijn echter in een aantal gevallen gesneuveld in de verdragsonderhandelingen, omdat een dergelijke bepaling in de desbetreffende landen op juridische gronden niet toelaatbaar was. De artikelen 110 en 111 Vo. 574/72 regelen de wederzijdse administratieve bijstand welke uitvoeringsorganen elkaar verlenen indien het ene orgaan ten onrechte prestaties heeft betaald. De bepaling inzake verrekening van uitkeringen (artikel 111) biedt ongeveer dezelfde mogelijkheden als de verrekeningsbepaling uit de handhavingsverdragen. In de Verordeningen is geen bepaling opgenomen die de wederzijdse erkenning van beslissingen regelt. De organen van de lidstaten zijn slechts gehouden hun goede diensten te verlenen bij het ten uitvoerleggen van een terugvorderingsbeslissing (artikel 110). Voor wat betreft het innen van sv-premies hebben de buitenlandse sv-organen op grond van artikel 92 van Vo. 1408/71 verdergaande bevoegdheden. Op grond van dit artikel kunnen premies op het grondgebied van een andere lidstaat worden geïnd volgens de administratieve procedure en met de waarborgen en voorrechten welke in die lidstaat van toepassing zijn. Een dergelijk artikel in de handhavingsverdragen vereenvoudigt de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen en inning van premies doordat de gang naar de rechterlijke instanties bespaard wordt. Dit laat echter onverlet dat in een groot aantal landen, waaronder ook Nederland, een rechterlijk verlof voor tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen alsnog nodig is.
Op Europees niveau werd het EEG-Executieverdrag tot stand gebracht om deze vereenvoudigde procedure toe te kunnen passen op de relaties tussen de lidstaten. Het EEG- Executieverdrag is van toepassing op burgerlijke of handelszaken. Echter, voor het toepassingsgebied van dit verdrag is de sociale zekerheid uitgezonderd. 2.5. Weigering, schorsing of intrekking van uitkering

In de handhavingsverdragen zijn diverse verplichtingen opgenomen voor zowel de betrokkene als voor het buitenlandse uitvoeringsorgaan. Het streven is een bepaling in de handhavingsverdragen op te nemen die moet voorkomen dat de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag wordt toegekend dan wel wordt gecontinueerd in de situatie dat de gevraagde informatie of het gevraagde onderzoek niet tijdig, dit houdt voor de meeste verdragen in binnen drie maanden, wordt verricht c.q. ondergaan. Indien deze tijdslimiet wordt overschreden, dan wordt in de betreffende bepaling in de handhavingsverdragen bepaald dat het Nederlandse uitvoeringsorgaan de bevoegdheid heeft om de betreffende uitkering te weigeren, te schorsen of in te trekken.
Op grond van de verordeningen bestaat er geen mogelijkheid om consequenties te verbinden aan het niet nakomen van de verplichting om gegevens te verstrekken door het buitenlandse sv- orgaan of door de buitenlandse agencies. Overigens heeft mijn ambtsvoorganger aan het parlement toegezegd in de brief bij het evaluatieverslag van de Wet beperking export uitkeringen dat hij de mogelijkheden zou bezien om in de socialeverzekeringswetten een bepaling op te nemen op grond waarvan een uitkering (tijdelijk) kan worden gestopt als de desbetreffende buitenlandse instanties nalatig zijn in het nakomen van hun


3



verdragsverplichtingen. Ik hoop u spoedig over de uitkomsten van dit onderzoek te kunnen informeren.
3. Handhaving in de uitvoeringspraktijk van het UWV en de SVB en acties om de handhaving te verbeteren binnen de EU/EER 3.1. Algemeen

De EU/EER-lidstaten hebben in EU-verband, namelijk in de Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers, afspraken gemaakt inzake de verificatie van gegevens bij aanvragen om pensioenen en uitkeringen. Hierbij neemt het orgaan van het woonland op zich bepaalde gegevens te verifiëren voordat deze op de daartoe vastgestelde formulieren naar het bevoegde orgaan worden doorgezonden. Voor administratieve controle en voor medische rapportages zijn binnen de EU/EER specifieke E-formulieren ontwikkeld. Bij de formulieren voor de medische rapportages dient voor Nederland een aparte bijlage te worden ingevuld. De SVB is daarnaast met een aantal lidstaten overeengekomen dat bij aanvragen om Nederlandse AOW- en Anw-uitkeringen additionele vragenformulieren worden gehanteerd, aanvullend op de gebruikelijke E-formulieren, teneinde alle benodigde extra informatie, specifiek voor de uitvoering van de Nederlandse wetgeving te verkrijgen. In het algemeen blijkt uit de praktijk dat de verificatie door het orgaan van het woonland leidt tot de ontvangst van betrouwbare gegevens inzake identiteit, geboorte, woonplaats, het al dan niet gehuwd zijn, het overlijden en tijdvakken van wonen en verzekering. Dit wordt ondersteund door het feit dat de EU/EER-lidstaten een relatief lage plaats in nemen op de CPI Transparency index, waaruit geconcludeerd mag worden dat de gegevens van behoorlijke kwaliteit zijn. Slechts gegevens met betrekking tot het (ongehuwd) samenwonen kunnen in de meeste landen niet (optimaal) worden geverifieerd, omdat de bevoegde organen en instanties van het woonland krachtens hun eigen wetgeving niet gehouden zijn deze te verzamelen. De SVB geeft hiernaast aan dat dit tevens het geval is met gegevens inzake inkomen. Opgave van deze gegevens vindt dan plaats op basis van een eigen verklaring van betrokkene. Op grond van artikel 3 van (EEG) Vo. 574/72 worden de verbindingsorganen aangewezen die contacten op uitvoeringsniveau onderhouden tussen de lidstaten. De Nederlandse verbindingsorganen, UWV en de SVB, voeren regelmatig overleg met de buitenlandse verbindingsorganen. Tijdens deze verbindingsorgaanbesprekingen worden afspraken gemaakt over de procedures met betrekking tot controle en verificatie van de verschillende gegevens. In samenwerking met de verbindingsorganen in de lidstaten kan dan gezocht worden naar bronnen voor de verificatie van gegevens en kan hun hulp worden ingeroepen bij het beoordelen van de echtheid van en de waarde die gehecht dient te worden aan verklaringen die gerechtigden aan de Nederlandse uitvoeringsorganen toesturen ter onderbouwing van door hen gegeven informatie. De ervaring leert dat afspraken binnen de EU/EER over het algemeen goed worden nageleefd. Ook op het terrein van terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen en het innen van premies blijkt uit de uitvoeringspraktijk dat er met België en Duitsland, de grootste exportlanden, een goede samenwerking mogelijk is. 3.2. Uitvoeringspraktijk UWV


4



De handhavingsrisico's voor wat betreft de door het UWV uit te voeren socialeverzekeringswetten zijn de volgende: in leven zijn, identiteit, adres, inkomen, detentie, medische situatie en bij het ontvangen van een toeslag op grond van de Toeslagenwet ook de gezinssamenstelling en eventueel het inkomen van de partner. Ook het UWV heeft veel initiatieven ontplooid om de handhaving in de EU/EER-landen uit te breiden door deze handhavingsrisico's zo veel mogelijk af te dekken. Naast het maken van controleafspraken met de plaatselijke sv-organen tijdens de regelmatig terugkerende verbindingsorgaanbesprekingen met de meeste EU/EER-lidstaten waar zich uitkeringsgerechtigden bevinden, is er een systeem ontwikkeld om met name de administratieve controle te verbeteren door o.a. gebruik te maken van risicoanalyses en huisbezoeken.
Tijdens de verbindingsorgaanbesprekingen worden afspraken gemaakt over verschillende aspecten. Om het risico van overlijden, dan wel identiteitsfraude verder af te dekken is het streven dat de regionale kantoren van het socialeverzekeringsorgaan ter plaatse jaarlijks de identificatie verrichten en het levensbewijs afstempelen. Betrokkene dient zich derhalve ter plekke te melden. Dit is thans praktijk in Oostenrijk en Zweden. Met andere landen, zoals met Noorwegen en Italië, zijn afspraken gemaakt over spontane meldingen via electronische gegevensuitwisselingen bij overlijden. Deze implementatie van deze afspraken is echter nog niet afgerond. Met deze twee landen zijn afspraken gemaakt over electronische gegevensuitwisseling in het algemeen en recentelijk is een pilot van start gegaan waarbij UWV een aantal rechtsgegevens laat controleren door het Noorse, dan wel het Italiaanse sv-orgaan. De communicatie zal elektronisch verlopen via RINIS1. Veel landen van de EU/EER zijn aangesloten op de zogenaamde Testa Server2. Als blijkt dat deze manier van gegevensuitwisseling met Italië en Noorwegen meerwaarde heeft, kan de elektronische gegevensuitwisseling worden uitgebreid met meer landen. Een ander aspect waarover afspraken worden gemaakt, zijn de vragenformulieren met gegevens die relevant zijn voor de arbeidsongeschiktheidsuitkering die uitkeringsgerechtigden moeten invullen. Er wordt naar gestreefd dat deze gegevens op jaarbasis worden geverifieerd door het uitvoeren van bestandsvergelijkingen met het lokale socialeverzekeringsorgaan. Afhankelijk van de mogelijkheden voert het socialeverzekeringsorgaan in het woonland derhalve de check uit op de rechtsgegevens. Er zijn inmiddels bestandsvergelijkingen uitgevoerd met diverse instanties in België, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Portugal, Spanje en Luxemburg. Ook de procedures met betrekking tot medische controle en de kwaliteit van medische rapporten afkomstig uit EU/EER-landen zijn een voortdurend punt van aandacht waarover gesproken wordt tijden verbindingsorgaanbesprekingen. Van de meeste EU/EER-lidstaten is een risicoanalyse gemaakt waarbij is getracht het risico in te schatten met betrekking tot de export van uitkeringen naar een bepaald land, waarbij rekening wordt gehouden met de handhavingsafspraken die gemaakt zijn met het uitvoeringsorgaan ter plaatse. In een dergelijke risicoanalyse worden aanbevelingen gedaan om de onderkende risico's te kunnen beheersen. Daarnaast wordt een dergelijke risicoanalyse gebruikt om te beslissen over het al dan niet verrichten van een veldonderzoek in een bepaald land. UWV


1 Routerings Instituut voor (inter)Nationale Informatie Stromen.
2 Trans European Services for Telematics between Administrations: het is een soort postbode/server tussen de lidstaten van de EU/EER. De Testa Server is een initiatief van de Technische Commissie (TC). De TC ontleent het bestaansrecht aan artikel 117 quater van Vo. 574/72. In dit artikel is bepaald dat de Administratieve Commissie voor de migrerende werknemers (AC) een Technische Commissie opricht die de AC adviseert over de mogelijkheden van elektronische gegevensuitwisseling tussen de organen van de lidstaten.


5



werkt sinds begin 2000 met de landenrisicoanalyses. Het inzichtelijk maken van die handhavingsrisico's heeft de weg geopend tot terugdringing ervan. Het ligt in de bedoeling om de risicoanalyses periodiek te herhalen (na drie tot vier jaar), zodat een uitspraak kan worden gedaan over de effectiviteit op lange termijn van de tussentijdse inspanningen. Indien naar aanleiding van een risicoanalyse blijkt dat een veldonderzoek in een bepaald land opportuun is, dan zullen uitkeringsgerechtigden door het exportteam van het UWV worden bezocht. Doel van de veldonderzoeken in het buitenland is velerlei:
* Verkrijgen van inzicht in de aard en omvang van fraude met export van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen naar het betreffende land
* Beheersing van de rechtmatigheid

* Het achterhalen van door de geselecteerde uitkeringsontvangers gepleegde fraude
* Het detecteren van mogelijke fraude op basis van bestandsanalyse en risicoanalyse
* Evaluatie van het controlemodel

* Verkrijgen van inzicht in de informatiebehoefte van de uitkeringsontvangers Tijdens de huisbezoeken die worden afgelegd bij de veldonderzoeken wordt tevens voorlichting gegeven waar een preventief effect van uitgaat. Het exportteam bestaat sinds 1998 en heeft reeds een 16-tal Europese veldonderzoeken uitgevoerd in België, Duitsland, Groot- Brittanië, Portugal, Spanje, Italië, Luxemburg en Frankrijk. Alle onderzoeken hebben geresulteerd in een rapport met specifieke landen- en onderzoeksresultaten en bevatten allen specifieke aanbevelingen om tot een verbetering van de rechtmatigheid te komen. In de nabije toekomst zal naast een onderzoek op basis van risicoanalyse naar verwachting ook worden gewerkt met bezoeken op basis van signalen en met "at random" bezoeken ter controle van de gehanteerde methodieken. Op basis van alle beschikbare gegevens (landenonderzoek, kwaliteit van de afspraken met het betreffende land, risicoanalyse, bestandsvergelijkingen en veldonderzoeken) wordt inzicht verkregen in de uitvoering van de afgesproken procedures en de betrouwbaarheid van de gegevens die daaruit voortvloeien. De aanbevelingen uit de risicoanalyses en de landenonderzoeken zijn voortdurend onderwerp van monitoring. Deze kunnen leiden tot aanpassing van de afspraken met de uitvoeringsorganen in de verschillende lidstaten, systeemaanpassingen of tot het maken van een nieuwe risicoanalyse. Een concreet voorbeeld is het aanpassen van het levensbewijs. Voortaan wordt op elk levensbewijs het sociaal verzekeringsnummer in het woonland opgevraagd. Dit is o.a. van belang voor het vergemakkelijken van gegevensuitwisselingen. Ook de vraagstelling in het levensbewijs is aangepast om zodoende meer gegevens te verkrijgen. Naast deze cyclus van voortdurende monitoring, zal er binnen het UWV een toetsingskader worden ontwikkeld op grond waarvan vanaf 2003 de effectiviteit van de handhavingsafspraken die gemaakt zijn met buitenlandse uitvoeringsorganen zal worden geëvalueerd. Gelet op het grote belang voor UWV om informatie te verkijgen over eventuele inkomsten van uitkeringsgerechtigden (zowel door samenloop van uitkeringen als uit dienstverband), verricht het UWV een voortdurende inspanning om met zo veel mogelijk EU/EER-landen tot structurele gegevensuitwisselingen te komen, bij voorkeur door het totale Nederlandse uitkeringsbestand te vergelijken met bestanden van het buitenlandse uitvoeringsorgaan. Hoewel de realisatie van


6



dergelijke structurele gegevensuitwisseling veelal langere tijd beslaat, is UWV er wel in geslaagd met veel instanties vergelijkingen te realiseren met delen van het uitkeringsbestand. In bijgevoegd schema wordt hier een overzicht van gegeven. 3.3. Uitvoeringspraktijk Sociale Verzekeringsbank

De handhavingsrisico's voor wat betreft de door de SVB uit te voeren socialeverzekeringswetten zijn gelegen op het gebied van het in leven zijn, de burgerlijke stand, het ongehuwd samenwonen, het inkomen en het schoolbezoek. Om deze risico's te ondervangen zijn, zoals hierboven aangeven, extra formulieren gecreëerd. Daarnaast zal er, om te voorkomen dat er alleen afgegaan wordt op hetgeen de uitkeringsgerechtigde zelf opgeeft, gebruik gemaakt gaan worden van de standaard controle- en verificatiemethode, zoals deze voor de exportlanden wordt gebruikt waarmee in het kader van de Wet beperking export uitkeringen handhavingsverdragen zijn gesloten. Deze methode komt er op neer dat aan de bestaande controles van in leven zijn, leefvorm, inkomen en schoolgaand zijn van AKW-kinderen een validatieprocedure wordt toegevoegd. Deze houdt in dat een centrale instantie in het betrokken land per individueel geval instaat voor de juistheid en betrouwbaarheid van die controles. Om te controleren of deze afgesproken procedures ook leiden tot een betrouwbaar resultaat, heeft de SVB in 2001 een Controle Team Buitenland (CTB) opgericht. Het CTB verricht onderzoek in het buitenland bij klanten en instanties die de noodzakelijke gegevens verschaffen en/of controleren en verifiëren om op deze manier een oordeel te kunnen vormen over enerzijds de mate waarin de afgesproken procedures door het betrokken land ook daadwerkelijk worden gevolgd en anderzijds over de betrouwbaarheid van die procedure. Naast het feit dat de onderzoeken door het CTB de gebruikte procedures onder de loep nemen, gaat er ook een preventief effect van uit. De onderzoeken door het CTB resulteren in een rapportage waarin de resultaten worden weergegeven en waarin conclusies worden getrokken en aanbevelingen worden gedaan om de handhavingsrisico's in de verschillende landen te verkleinen. Vooruitlopend op verdergaande afspraken met de uitvoeringsorganen in de EU/EER-landen heeft de SVB besloten om in België, Spanje en Duitsland al onderzoeken te laten uitvoeren door het CTB om op deze manier een beter inzicht te krijgen in de onrechtmatigheidsrisico's. Naar deze drie lidstaten worden veruit de meeste uitkeringen geëxporteerd door de SVB3. Inmiddels hebben in België twee onderzoeken plaats gevonden door het CTB. Deze onderzoeken hadden betrekking op AOW-ongehuwden, AOW-gehuwden met toeslag en op Anw-gerechtigden. Naast veldonderzoeken door het CTB, werden er door de SVB ook steekproefonderzoeken in Duitsland afgerond. Het betrof hier een onderzoek naar leefvorm en inkomen. Uit dit onderzoek bleek dat een representatief onderzoek nodig is naar het risico van het ontvangen van een Duitse ouderdomsuitkering door een jongere partner vanaf de 60-jarige leeftijd.

3 In 2001 betrof het 281.119.000 Euro dat geëxporteerd werd naar België, Spanje en Duitsland. Dit bedraagt ongeveer 22% van het totaal aantal geëxporteerde uitkeringen.


7



Naar aanleiding van de uitgevoerde onderzoeken door het CTB wordt aanbevolen om ook met deze landen de standaardmethode, zoals die hierboven werd beschreven, in te voeren die bij de BEU-landen wordt gebruikt. Op deze manier wordt bewerkstelligd dat het zusterorgaan ter plaatse klantgegevens voor de SVB gaat verifiëren. Tevens wordt aanbevolen om tot afspraken te komen over gegevensuitwisselingen, al dan niet door middel van bestandsvergelijkingen. De SVB heeft verder een onderzoek afgerond naar het risico in België, Frankrijk en Spanje dat inkomen dat uit het buitenland afkomstig is onjuist wordt vastgesteld in verband met het recht op de AOW-toeslag en de Anw-nabestaandenuitkering. Alleen in België bleek dat het gekwantificeerde risico hoog is en dat dit aanleiding is om het risico in te perken. Besloten is om nadere informatie omtrent bepaalde inkomenssoorten uit België in de handleidingen van de SVB op te nemen en om het dossieronderzoek te vervolgen. Op het gebied van gegevensuitwisseling met Duitsland en België worden ook vorderingen gemaakt. Er heeft een proefuitwisseling van kinderbijslaggegevens van grensarbeiders plaats gevonden en inmiddels heeft er een tweede gegevensuitwisseling plaats gevonden. Hieruit bleek dat het risico vooralsnog relatief erg klein is. De SVB streeft er naar om tot een jaarlijks gegevensuitwisseling te komen, hetgeen ook door het Duitse uitvoeringsorgaan werd voorgesteld, en wil onderzoeken of het mogelijk is om de uitwisseling uit te breiden tot de bestanden van geheel Nederland en geheel Duitsland. Ook op het gebied van de AOW en de Anw probeert men tot gegevensuitwisseling te komen. Inmiddels hebben wijzigingen in de Duitse privacywetgeving er toe geleid dat er mogelijkheden voor gegevensuitwisseling zijn met de Duitse belastingdienst. De eerste contacten met het Finanzministerium des Landes Nordrhein-Westfalen zijn inmiddels gelegd en met deze dienst zal in 2002 een wijze van gegevensuitwisseling worden ontwikkeld waarmee vervolgens bij de diensten van alle Duitse deelstaten kan worden gewerkt. In België zijn met de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid contacten gelegd om gegevensuitwisselingen tot stand te brengen.
4. Handhaving EU/EER-landen op bijstandsgebied

Op het gebied van de socialeverzekeringen coördineren (EEG) Verordeningen nr. 1408/71 en 574/72 de nationale socialeverzekeringssystemen indien er sprake is van grensoverschrijdende aspecten. Deze verordeningen zijn echter niet van toepassing op de bijstandsregelingen. Dit betekent dat er noch op basis van de genoemde verordeningen, noch op basis van enige andere regelgeving binnen de EU/EER de plicht bestaat tot het verlenen van administratieve bijstand tussen uitvoeringsorganen op het terrein van de bijstand. In 1999 is onder Duits voorzitterschap door de Europese Raad een gedragscode overeengekomen ter verbetering van de samenwerking tussen de autoriteiten van de lidstaten bij de bestrijding van uitkeringsfraude in de sociale zekerheid. Besprekingen over een verdrag met Duitsland op het terrein van samenwerking bij de aanpak van grensoverschrijdende sociale zekerheidsfraude, inclusief het bijstandsterrein, zijn momenteel in het stadium dat er ambtelijke overeenstemming is bereikt over de verdragstekst.


8



Op 8 februari 2002 heeft het toenmalige kabinet aan de Tweede Kamer een brief gestuurd over het voornemen tot opzegging van het sociale zekerheidsverdrag met Marokko in verband met het niet toelaten van Nederlandse controle bij de kadasters in het kader van de bestrijding van bijstandsfraude. Het kabinet deelt in deze brief mee dat het van oordeel is dat er in het kader van verificatie van zowel sociale verzekeringsuitkeringen als van bijstandsuitkeringen principieel geen verschil mag bestaan in de wijze van uitvoering daarvan. Met het Verenigd Koninkrijk zijn in het najaar van 2002 besprekingen over samenwerking op het gebied van bestrijding en voorkoming van bijstandsfraude in gang gezet. Vervolgens zullen successievelijk andere EU-lidstaten worden benaderd voor afspraken over samenwerking bij de aanpak van grensoverschrijdende bijstandsfraude. In eerste instantie zal contact worden gezocht met België en Frankrijk. Waar binnen de EU aanvullende afspraken op het terrein van de socialeverzekeringsuitkeringen nodig zijn, zullen waar mogelijk gelijktijdig handhavingsafspraken op het terrein van de bijstand worden gemaakt. 5. Verbetering handhaving op EU/EER-niveau

De afgelopen jaren wordt er binnen de Raad van de Europese Unie gesproken over een Commissievoorstel ter vereenvoudiging en modernisering van Vo. 1408/71. Tijdens de Sociale Raad van Laeken van december 2001 zijn een aantal parameters met betrekking tot de modernisering van de Verordening vastgesteld. Onder het Spaanse voorzitterschap (eerste helft 2002) is op basis van deze parameters onderhandeld over nieuwe tekstvoorstellen voor de herziening van Titel I en II van Vo. 1408/71 en onder het Deense voorzitterschap wordt momenteel Titel III besproken. Tijdens de volgende voorzitterschappen zullen de Titels IV, V, VI en VII worden behandeld. Verwacht wordt dat de besprekingen rondom de herziening van Vo. 1408/71 onder het Ierse voorzitterschap (eerste helft 2004) worden afgerond. Vo. 1408/71 kan echter pas in werking treden als er ook overeenstemming is bereikt over aanpassing van de toepassingsverordening. De toepassingsverordening is de plaats bij uitstek om in EU-verband verdergaande afspraken te maken over handhaving van socialeverzekeringsuitkeringen binnen de EU/EER-landen. De besprekingen over herziening van deze toepassingsverordening zullen worden aangegrepen om handhavingsbepalingen concreter vast te leggen. De verwachting is bovendien dat een voorstel ter aanpassing van de toepassingsverordening onder Nederlands voorzitterschap (tweede helft 2004) besproken zal worden en het is in die periode aan Nederland om voorstellen hiertoe in te dienen.
6. Samenvatting / conclusies

De wettelijke mogelijkheden op het gebied van handhaving in Europees verband komen in grote mate overeen met de bepalingen die in de handhavingsverdragen, die gesloten zijn in het kader van de Wet beperking export uitkeringen, zijn overeengekomen. Hierbij dient aangetekend te worden dat in een bilaterale context eenvoudiger verdergaande afspraken gemaakt kunnen worden, terwijl dit een geheel andere kwestie is als overeenstemming moet worden bereikt met 14 andere landen.
Zowel bij de SVB als bij het UWV wordt veel ondernomen op het gebied van handhaving in de EU/EER-landen en zijn er concrete plannen om dit verder uit te breiden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van risicoanalyse en risicoselectie, zodat de controlemiddelen daar worden ingezet waar het risico van uitkeringsfraude het grootst is. De onderzoeken door het exportteam en door


9



het CTB ondersteunen het beeld dat verdergaande afspraken nodig zijn om meer samenwerking op verschillende gebieden met de lokale uitvoeringsinstanties te bewerkstelligen. Het maken van afspraken op uitvoeringsniveau zou vergemakkelijkt worden als er een wettelijk kader was waarin concretere handhavingsbepalingen zijn overeengekomen. De aankomende besprekingen in het kader van de herziening van de toepassingsverordening bieden de mogelijkheid om handhavingsaangelegenheden ter discussie te stellen. Dit zal des te meer het geval zijn indien dit onder Nederlands Voorzitterschap van de EU besproken wordt. Daarnaast is het streven om in bilaterale context met andere EU/EER-landen afspraken te maken over handhaving. Hierbij gaat het tevens om afspraken over grensoverschrijdende handhaving van bijstandsuitkeringen.


10