CDA Rotterdam


Actueel

Rotterdam, 19 december 2002
Fysieke plannen Wijkaanpak hard nodig

Bijdrage Fysieke Wijkaanpak
Raadsdebat 19 december 2002
uitgesproken door Harm van den Born

Voorzitter,

Iedere Rotterdammer moet met plezier in onze stad kunnen wonen, werken en leven. Dat plezier wordt in een aantal gebieden drastisch aangetast door gevoelens van onveiligheid, allerlei vormen van criminialiteit, vuil op straat, slechte staat van de woningen, een gebrekkige sociale binding, het verdwijnen van buurtwinkels, een veranderende bewonerssamenstelling, etcetera. Tal van knelpunten dus om op te lossen, maar ook tal van kansen om te benutten. De vraag is echter: hoe?

Het college koos in 1998 voor de strategische wijkaanpak. Het doel was helder: versterking van de economie en de sociale samenhang in de wijken en de verbetering van woningen en de woonomgeving. In de zes Strategische Wijkaanpakgebieden heeft dit al tot goede en gewaardeerde initiatieven geleid. Ik noem: de grote herstructureringsprojecten in Hoogvliet en Spangen, het lokaal zorgnetwerk in Charlois, buurtbemiddeling, de duimdropwinkel, hoek Afrikaanderwijk, onderwijskansenzones, TOS, Plan van herstel in Noord, rijdend theeterras, opzet ondernemerscentrum Noordplein, project de Springplank, structuurvisies, herinrichtingstrajecten en zo kan ik nog even doorgaan.

Maar, voorzitter, er zijn ook kritische noten te kraken. De SWA is een moeizaam proces gebleken, met een langzame start, een complexe organisatiestructuur (projectleiders, programmamanagers, gebiedscoördinatoren). Een daadkrachtige uitvoering van projecten en programmas had te leiden onder onnodige bureaucratisering, stroperige besluitvorming, gebrekkig overzicht over en afstemming tussen sociale, fysieke en economische projecten mede veroorzaakt door langs elkaar heen werkende gemeentelijke diensten, deelgemeenten en sociaal-maatschappelijke diensten.

Het jaarverslag van SZW, het eindrapport van de Taakgroep Sociale Infrastructuur, maar ook de deelgemeenten geven aan dat er resultaten geboekt zijn maar, dat er ook nog veel winst te behalen is. Winst die wat de CDA-fractie betreft veel sneller gepakt moet en kan worden. Dit is noodzakelijk om de bewoners en bedrijven in de betreffende gebieden vertrouwen én perspectief op een veilige en goede woon- en werkomgeving te bieden.

Zoals gezegd, voorzitter, resteren in de zes SWA-gebieden tal van knelpunten om op te lossen en zijn er tal van kansen om te benutten. Hoe? Allereerst door een eenvoudigere organisatiestructuur en minder bureaucratie, waardoor sneller resultaten geboekt kunnen worden. Dat is een absolute noodzaak. Wat de CDA- fractie betreft, moet de strategische wijkaanpak verder gekenmerkt worden door een viertal succesfactoren:


1. Koester en behoud de successen van de SWA;
2. Benutten van de mogelijkheden van burgers en de woonomgeving;
3. Stedelijk beleid en wijkaanpak moeten aanvullend zijn;
4. Samenhang tussen veiligheid, sociale, fysieke en economische initiatieven.

Voor een duidelijk beeld van wat het CDA voor ogen staat, zal ik alle vier kort met u doorlopen.


1. Koester en behoud de successen van de SWA Zoals gezegd, zijn met de SWA reeds de nodige successen geboekt. Er zijn samenwerkingsrelaties ontstaan tussen partners in het veld: bewoners, de deelgemeente, woningbouwcorporaties, de welzijnssector, politie etc. Soms zelfs resulterend in convenanten. Deze netwerken moeten natuurlijk niet verloren gaan, maar juist verder worden ontwikkeld en effectiever worden ingezet. Voor het verbeteren van de wijken is het vormen van coalities essentieel: samen staan voor het te behalen resultaat.

Denkend aan de woorden van voormalig wethouder Meijer: Aan de projectencarroussel moet een einde komen. Daar ben ik het in principe mee eens. Er zijn echter ook projecten die om een structurele inbedding vragen, omdat de resultaten die hiermee geboekt worden voor langere tijd nodig zijn. Het is essentieel om deze scherpe analyse te maken en duidelijke keuzes te maken. Dit moet weer consequenties hebben voor de gemeentelijke en deelgemeentelijke beleidsplannen, productbegrotingen van welzijnsorganisaties en de prioritering bij andere samenwerkingspartners.

Concreet: Een goed voorbeeld daarvan is de deelgemeente Feijenoord. Deze zoekt binnen de begroting zelf financiering voor de uitvoering van projecten als Afterschool, opvoedingsondersteuning en Tienerzolder.


2. Benutten van de mogelijkheden van burgers en de woonomgeving Bij wijkaanpak worden wijken vaak benaderd als probleemgebieden. Natuurlijk zijn er problemen, maar tegelijkertijd zijn er in die buurten en wijken talenten en creatieve ideeën te over. Omarm die mensen, maak gebruik van plannen die uit de wijk zelf komen. Met andere woorden: betrek de bewoners en de mogelijkheden die de woonomgeving biedt bij het verbeteren van de leefbaarheid. We moeten oog hebben voor de beleving van bewoners en ruimte laten voor lokale initiatieven en kansen. Om tot een duurzaam resultaat te kunnen komen, moeten bewoners centraal staan in de wijkaanpak. Iedereen heeft daar belang bij. Bewoners zijn de beste informanten als het gaat om hun eigen leef- en woonomgeving. Daarnaast zijn ze consument van wat ontwikkeld gaat worden. En ik zie ze ook als mede-producent: ze moeten zelf ook verantwoordelijkheid nemen voor hun wijk. Het gaat uiteindelijk niet om de visie van de gemeente en professionals op de buurt; het gaat om de toekomstvisie van de buurtbewoners op de eigen buurt. Dat moet de stip op de horizon, het streefbeeld zijn. De meeste bewoners zijn op dit moment vooral geïnteresseerd in de fysieke plannen voor de buurt. De eerste concrete stappen in het herstructureringsproces moeten nu worden gezet, zodat de bewoners eindelijk duidelijkheid krijgen over het proces en hun eigen rol daarin.


3. Stedelijk beleid en wijkaanpak moeten aanvullend zijn Wijkgerichte activiteiten moeten samenhangen met een stedelijke aanpak op het gebied van veiligheid, werkloosheid, inburgering, woningbouw, onderwijs en zorg. Stedelijk beleid biedt de kaders en bepaalt de koers; de wijkgerichte aanpak biedt een eigen invulling op maat voor iedere deelgemeente.

Tijdens de begrotingsbehandeling is op initiatief van het CDA de motie Stedelijk Welzijnsbeleid aangenomen. De uitwerking van deze motie wil ik in dit kader graag memoreren. Deelgemeenten voeren een geïsoleerd beleid doordat een stedelijk kader, waarbinnen geopereerd kan worden, ontbreekt. De motie voorziet in een kaderstellende nota voor het stedelijk beleid, die voor het gehele gesubsidieerde welzijnsbeleid formuleert wat de randvoorwaarden zijn voor zowel opdrachten van de overheden als voor de uitvoering ervan. Een duidelijk uitgezette koers vanuit de Coolsingel zorgt ervoor dat deelgemeenten weten waar zij zich aan te houden hebben en hoe zij binnen die grenzen hun inwoners kunnen bedienen. Binnen de kaders van de stedelijke Welzijnsnota kunnen deelgemeenten op maat gebiedsgericht welzijnsbeleid ontwikkelen en uitvoeren. Zon stadsbrede nota biedt de nodige zekerheid en transparantie. Deelgemeenten én burgers hebben daar recht op.


4. Samenhang tussen veiligheid, sociaal, fysiek en economie Leefbaarheid in wijken en buurten concentreert zich met name rondom het veiligheidsaspect en elementen van sociale, fysieke en economische aard. Deze zaken zijn met elkaar verbonden en kunnen voor een belangrijk deel niet los van elkaar worden benaderd. De kern van het integraal werken ligt dus in de begrippen samenhang en afstemming. Wordt dit niet sluitend opgepakt, dan ontstaan problemen en worden kansen voor het gebied niet benut. Het is dus zaak om vanuit verschillende sectoren of disciplines zó samen te werken dat het een meerwaarde oplevert.

In wijken waar herstructurering plaatsvindt, is er sprake van minder sociale cohesie. Herstructurering moet je gebruiken als nieuw cement voor de bewoners. Bewoners moeten zich verantwoordelijk voelen voor hun buurt en het wijkverbeteringsproces. Sociaal beleid is niet alleen nodig om de bestaande sociale problemen aan te pakken, maar ook om de gevolgen van fysieke ingrepen op te vangen. De grens om te slopen wordt steeds vaker verlegd zonder evaluatie van de vooruitgang op sociaal gebied. In ieder geval is het nodig een blijvend samenwerkingsverband tot stand te brengen tussen bewoners, opbouwwerk, corporaties en diensten van (deel)gemeenten. Belangrijk is ook dat, voorafgaand aan herstructurering, de sociale problemen in een wijk scherper geanalyseerd worden. De problemen in de verschillende gebieden in deze stad vragen om een gerichte wijkaanpak waarin aandacht voor economie, fysieke buitenruimte en sociale factoren hand in hand gaan en waarbij gemeente en deelgemeenten de handen ineen slaan.

Voorzitter, met de zojuist geschetste visie op noodzakelijke elementen van de wijkaanpak heeft mijn fractie gekeken naar het voorstel van het college voor een andere wijkaanpak. Wij zijn van mening dat de oude, complexe structuur van de SWA terecht op de helling gaat. Wij delen de keuze van het college voor een effectievere en efficiëntere aanpak van de problemen in de wijken op zowel sociaal, economisch als fysiek gebied. Daarbij passen een minder complexe organisatiestructuur, een ontvlechting van verantwoordelijkheden en een directere aansturing door de verschillende gemeentelijke diensten, deelgemeenten en sociaal-maatschappelijke instellingen van die projecten en programmas die aansluiten bij hun kerntaken. Het uitgangspunt dat iedereen moet doen waar hij/zij goed in is, lijkt ons de juiste. Kijkend naar de gekozen organisatiestructuur, hebben wij evenwel nog twee opmerkingen.

Regie en afstemming
De gekozen ontvlechting via de zes sporen resulteert op papier vooralsnog in een heldere toedeling van aansturingstaken en eindverantwoordelijkheid voor wat betreft de verschillende projecten (herstructureringsprojecten, sociale opgaven, Europese programmas, etc.). De klacht vanuit de deelgemeenten luidde tot op heden toch vaak dat de aanstuurbaarheid en het leveren van capaciteit door gemeentelijke diensten niet altijd goed verliep als gevolg van de in de praktijk bestaande lange lijnen. Door aan te sluiten bij de kerntaken van de diensten moet dit probleem worden weggenomen. Het maken van gebiedsafspraken als het bijvoorbeeld gaat om herstructureringsprojecten en aansturing door DS+V en het OBR, is een logische keuze. Het voorstel om projectleiders aan te stellen die optreden als intermediair tussen gemeente en deelgemeente en die ook eindverantwoordelijk zijn, lijkt eveneens een goede stap. Ditzelfde geldt voor het leggen van de verantwoordelijkheid voor de Europese Programmas bij het OBR.

Maar hoe bewaken we de vereiste integraliteit tussen alle sociale, fysieke en econmische initiatieven, zodat de verschillende trajecten elkaar kunnen versterken? In de door u voorgestelde nieuwe aanpak komt niet geheel duidelijk naar voren wie de regie voert bij integrale wijkaanpakprojecten en wie verantwoordelijk is voor de broodnodige onderlinge afstemming tussen de diverse betrokken partijen. Dit is een zorg van de CDA-fractie; een zorg die niet is weggenomen door de uiteenzetting van de gekozen structuur in de voorliggende notitie. Mijn vraag luidt dan ook als volgt:

Kunt u mede gezien de voorgenomen uitwerking van de motie Integraal Welzijnsbeleid, de voorgestelde gebiedsgerichte werkwijze van de Rotterdamse maatschappelijke diensten en te maken prestatieafspraken tussen het college en de dagelijkse besturen van deelgemeenten garanderen dat het college een goede regie bewerkstelligt die zorgt voor de vereiste samenhang tussen economische, fysieke en sociale initiatieven bij de nieuwe wijkaanpak?

Sociale pijler
De bij de wijkaanpak zo belangrijke sociale pijler, en de financiering daarvan, is een ander punt dat aandacht behoeft. Activiteiten gericht op de onderlinge binding van mensen vindt de CDA-fractie onmisbaar. Zonder meer extra financiële middelen hiervoor uittrekken, wijzen wij op voorhand niet af, maar dient ons inziens echter niet de eerste inzet te zijn. Laten we eerst maar eens helder maken welke resultaten worden verwacht uit de beoogde (nieuwe) projecten en programmas en het sociale beleid van dit college. Immers OKZ, opzoomeren/stadsetiketten, deltaplan inburgering, veiligheidsbeleid, sportparticipatie, opvoedingsondersteuning, trainingen op scholen over waarden en normen, sociaal contract overheid/bruger, cultuuraanbod- zullen een positief effect zal hebben op wijknivo. Pas als dit alles duidelijk is, kunnen we gefundeerde besluiten nemen over eventuele extra financiën die nodig is voor een sociale impuls in de wijken.

Laten we als gemeente dus beginnen met het aangeven van de kaders waarbinnen het sociale beleid moet worden vormgegeven. Op basis hiervan kunnen de deelgemeenten vervolgens, samen met de betrokken instellingen, de gewenste prioriteiten hierin aangeven. Welzijnsorganisaties, opbouwwerk, ouderenwerk, jeugdwerk etc. kunnen zo zelf een belangrijke bijdrage leveren aan het invullen van de sociale pijler. Voor de verwezenlijking daarvan is het allereerst van belang om daarvoor de reguliere budgetten in te zetten, voordat eventueel de vraag aan de orde komt of mogelijk naar aanvullende financiering moet worden gezocht.

Alles overziend heeft de CDA-fractie er alle vertrouwen in dat de nieuwe wijkaanpak zijn vruchten zal gaan afwerpen. Zowel de voortgang als de resultaten zullen wij evenwel kritisch volgen.